Motel Detroit 2

Odysseus

Een verhaal vertellen, is schipperen tussen waarheid en leugen [1]

Muze, verhaal van de man van velerlei wegen'[2]

De openingszin van de Odyssee geeft onmiddellijk en zonder omwegen aan dat het hier gaat om een ‘act of storytelling' Het vertellen, verhalen of zingen markeert een punt van theatrale verbeeldingskracht die ons van de echte wereld naar de wereld van de herinnering (fictie) brengt. Door de Muzen aan te roepen komt de vertelling in het teken van het omcirkelen van waarheid te staan. De Odyssee wordt aan ons, toehoorder of lezer, verteld, maar ook binnen de Odyssee krioelt het van vertellers en toehoorders. De vertelling als een benadering van wat waar is. Dit in alle mogelijke schakeringen en kleuren; als getuigenis, als herinnering, als leugen, als verdraaiing, als sluier, als list, als strategie, enz. De Homerische vertelling als lofzang op het vertellen, het in gesproken taal vertellen van wat men als zijn of haar waarheid ervaart. Waarbij alle vertellingen over een gebeurtenis, gezien kunnen worden als een kristal dat honderd kleuren gooit op de realiteit. Wat ‘waar' is, hangt van het perspectief van de verteller af.

Over de muzen

Toen Zeus alles geordend had kwamen de goden bijeen. Ze zaten daar en zwegen, stom verbaast over de heerlijkheid die zij zagen. Na enige tijd vroeg Zeus de goden of ze misschien nog iets misten. Ze antwoordden dat er in het werk van Zeus nog slechts één ding ontbrak. Hij heeft geen god gemaakt die in staat is de schoonheid van deze werken in woorden en muziek te bezingen en te prijzen en de roem en de glorie te verkondigen die recht doet wedervaren aan de heerlijkheid van de werkelijkheid. Zeus verenigde zich vervolgens met één van de oudste godinnen, Mnemosyne, een dochter van Oeranos en Gaia, Hemel en Aarde, en zij brachten de Muzen voort.[3]

Mnemosyne, betekent letterlijk ‘herinnering' of beter ‘het indachtig zijn' of ‘het gedenken'. Muze (Miousai) betekent letterlijk ‘gezongen en lovend woord'. De Muzen vullen als het ware een leegte op. Ze heffen een tekort op; ‘het ontbreken van het woord'[4]. Uit de herinnering wordt het woord geboren. Het woord dat het afwezige denkt, gedenkt. Het woord als lofzang op wat niet meer is. Zo is elk woord een lofzang op het verlorene. ‘Mijn lief', ‘mijn boek', ‘mijn huis', woorden die dat wat niet aanwezig is presenteren.

Zeg mij nu, Muzen, gij, die de Olympische huizen bewoont - want gij zijt godinnen en steeds tegenwoordig en gij weet alles, maar wij horen alleen het gerucht en wij weten niet werkelijk wie leiders en vorsten waren der Grieken. [5]

Mensen leven in een wereld van woorden. IJsseling schrijft:
Het is namelijk zo dat verreweg het meeste van wat wij mensen weten, door ons geweten wordt op grond van wat we hebben gehoord of gelezen of eventueel op grond van een afbeelding die we hebben gezien.[6]

Mensen zijn symbolische wezens. Sprekende wezens. Als het ware spreken hen overvalt dan is de Muze bij hen. De verteller, Homerus, doet een beroep op de Muzen om tot dit ware spreken te komen; ‘they claim that the Muses are actively involved in their singing.'[7] De aanwezigheid van de Muzen verhoogt de status van de verteller/zanger. ‘The Muse's cooperation guarantees the ‘truth' of his story.'[8]

Vertellen/oral tradition anno nu

We kunnen de muzen nog dagelijks om ons heen aan het werk zien. Immers: wanneer vrienden gezellig samen zitten op een terras, wat drinken, ontstaat al vlug een sfeer waarin anekdotes en herinneringen aan vroeger de ronde doen. De vrolijke sfeer die dan ontstaat is wonderlijk muzikaal. Het lijken wel kwetterende en zingende vogels in een volière. Is dat niet het werk van de Muzen?

Na de laatste voorstelling van het 06 Festival namen de Zuid-Afrikaanse studenten afscheid van De Appel met een demonstratie uit de Afrikaanse oral tradition met een lofzang of ‘praise poetry'. Ook dat was het werk van de Muzen. Ik moest toen denken aan de Homerische verteller. Misschien klonken ooit delen van de Odyssee net zo krachtig en levendig als de demonstratie van oral tradition die wij toen kregen. Het ontbrak onze gasten niet aan inspiratie.

'Le poète inspiré n'est plus lui-même: les Muses ont pris possession de son âme et il entre dans une sorte de délire.' Schrijft Félix Buffiere[9].
De Muzen brengen de verteller/zanger in een soort trance, een soort waanzin die zich tegenover het gezonde verstand en de wijsheid opstelt. Technische vertelvaardigheden voldoen niet, de verteller/zanger heeft deze sacrale delirante toestand nodig om goede poëzie te kunnen maken. Plato verzet zich hier tegen:

Zodra een dichter op de drievoet der Muzen gaat zitten, verliest hij zijn gezond verstand; hij is net als de bron die vrije loop laat aan wat in haar opborrelt; en daar zijn kunst nabootsing is, is hij gedwongen de mensen voor te stellen met onderling strijdige gesteltenissen, en vaak dingen te zeggen die tegen zijn eigen opvattingen indruisen; zelf weet hij dikwijls niet welke van beide (tegenstrijdige) verklaringen de ware is.[10]

Als, in de ogen van Plato, de verteller/dichter niet zuiver van geest is, dan kan hij niets anders dan slechte poëzie voortbrengen. Teksten waarin de meerduidigheid van de ervaring en de dubbelzinnigheid van de vertelling centraal staan, zijn uit den boze. De Odyssee (en dus ook onze Odysseus) barst van dergelijke teksten. Hoe geïnspireerd de gedichten van Homerus ook zijn, ze zijn in Plato's ogen immoreel. Plato gelooft in een soort filosoof-dichter die over bovenwereldse ideeën mediteert en spreekt. De ware dichter beschrijft volgens hem die bovenwereldse realiteit, imiteert hem niet. Later zal het neoplatonisme, om dit probleem te omzeilen, het Homerische dichtwerk om de inspiratie waarmee het is geschreven, goddelijk verklaren). Via deze inspiratie kan de dichter de ideeën zelf reproduceren in een soort visionaire kunst.

Fictie en werkelijkheid

Fictie speelt een belangrijke rol in onze benadering van de realiteit of werkelijkheid. Het verhaal is een verstrengeling van het leven en de herinnering die daarvan als restafval achterblijft. Wat ons achtervolgt is fictie. Waarheid structureert zich, eindeloos, in taal. De ene filosoof ziet dat als fictie (Lacan), de ander ziet het maken van een vertelling als de kunst om niet aan de waarheid ten onder te gaan (Nietzsche). In Theogonie laat Hesiodus de Muzen zeggen:
Wij weten veel bedrieglijks te zeggen dat er uitziet als echt, we weten echter ook, wanneer wij dat willen, het ware te verkondigen.[11]

Het belangrijkste geschenk dat de Muzen de mensen schenken is de herinnering en de vergetelheid. IJsseling schrijft:
Muzen stellen de mens in staat het lijden waaronder hij gebukt gaat en de zorgen die hij zich maakt over de toekomst, te vergeten.[12]

Kunst is bij uitstek een spel tussen schijn en waarheid. Een kunstenaar voldoet pas werkelijk aan zijn opdracht wanneer hij een wereld van schijn weet te scheppen die er uitziet als echt. De toeschouwer of lezer begrijpt pas echt wat hem geboden wordt wanneer hij zich laat meeslepen in fictie. Hier stuiten we op de cruciale betekenis van het vertellen van verhalen voor de mens. Kunst functioneert als een soort ‘pharmakon', een drug dat heil brengt maar ook verdooft, dat de aandacht scherpt en tegelijk afleidt, in herinnering roept en doet vergeten[13]. Herinnering en vergeten worden als een levende paradox samengebracht in het kunstwerk. Vandaar dat het eiland van de Lotophagen vermeden moet worden. Het eten van de Lotusvrucht laat de balans overslaan naar het vergeten:

Wie van de honingzoet smakende vrucht der lotusbloem proefde,
Taalde niet meer naar zijn boodschap, laat staan zoiets als terugkeer;
Wat zij begeerden was slechts bij de Lotuseters te blijven
En van de lotus te eten en niet meer aan terugkeer te denken.[14]


En bij de Sirenen slaat de balans om in de andere richting; bij de Sirenen wordt de herinnering totaal. Ook dit is gevaarlijk en moet vermeden worden.

Wij weten al wat daarginds in het breed zich uitstrekkend Troje
Grieken en Ilions volk door de wil der goden doorstonden.
Wij weten al wat gebeurt op de velen voedende aarde.[15]


Tussen waarheid en leugen baant de verteller zich een weg door de werkelijkheid en op deze weg sprokkelt hij zijn identiteit en zijn waarheid bij elkaar. Zo is Odysseus een verteller voor de Faiaken en geeft hij als verteller slechts langzaam zijn identiteit (Odysseus) prijs. Maar vertellende vertelt hij ook wat anderen hem verteld hebben (Kirke, Teiresias, enz.). Maar boven aan de vertelpiramide staat Homerus zelf.

De mens tooit zich met woorden. Hij construeert zich een verhaal, een leven, een identiteit. Daarvoor plukt hij, knipt hij, schrapt hij, plakt hij en schraapt hij her en der stukken en brokken van verhalen bij elkaar. Odysseus beheerst de macht van het woord op een perfecte manier. In boek 7 geeft hij als het ware een beschrijving van zichzelf:

Soms heb je iemand wiens uiterlijk schoon een pover figuur slaat,
Maar aan wiens woorden een god zoveel schoonheid verleent, zodat anderen
Toch met plezier naar hem kijken, terwijl hij rustig het woord voert,
Vriendelijk en met respect, en onder de woordvoerders uitblinkt;
En als zo'n man door de stad gaat, bekijken ze hem als een godheid. (VIII 167)


Het menselijk intellect bedient zich van taal en woorden om zichzelf in stand te houden ‘en dit gebeurt door de werkelijkheid voortdurend te verdraaien (vertellen)'[16]. Odysseus is daarvan een schoolvoorbeeld. Leugen en list zijn het handelsmerk van Odysseus.

Alain Pringels, dramaturg Toneelgroep De Appel

Irene de Jong geeft tijdens de Odysseusavond 2: Odysseus en de Odyssee op zondag 9 november meer uitleg over de verteltechnieken van de Oude Grieken.


[1] Samuel IJsseling, Drie godinnen. Mnemosyne, Demeter, Moira, Boom, 1998, ISBN 90 5352 472 X

[2] Zuydewijn, I.1

[3] Geciteerd in IJsseling, Drie godinnen, p. 7, uit Pindarus, Hymne op Zeus

[4] IJsseling, p.8

[5] Homeros, Ilias, II.489 (uit Homeros, Ilias & Odyssee, vert.M.A.Schwartz, Atheneum - Polak & Van Gennep, 2002, p.37, ISBN 90 253 2044 9

[6] IJsseling, p.13

[7] Irene de Jong, A narratological commentary on the Odyssey,Cambridge University Press & Universiteit van Amsterdam, 2001, p.6, ISBN 0 521 46844 2

[8] Irene de Jong, A narratological commentary on the Odyssey, p.6.

[9] Félix Buffiere, Les mythes d'Homère et la pense Grecque, ed. Les Belles Lettres, 1956, p.26

[10] Plato, Verzameld werk IV, Ned. Boekhandel ambo, 1978, p.226, De Wetten IV.719

[11] Geciteerd door IJsseling, p.15

[12] IJsseling, p.16

[13] IJsseling, p.19

[14] Zuydewijn, Odyssee, IX, 94-98, p.180

[15] Zuydewijn, Odyssee, XII. 189-191

[16] IJsseling, p21

| Meer