Kader Abdolah. De mens!
Molana Rumi, de Perzische klassieker heeft een mooi eeuwig gedicht, dat als een juweel in de kroon van de oude Perzische literatuur prijkt, geschreven en het heet: ‘Op zoek naar de mens.'
‘Doesh Sjeeg ba tjerag hami ghasht gerde shahr
Az div wa dád maloelam, ensanam arezoest...':Gisternacht pakte de Sjeeg (de geleerde) een lantaarn en ging de deur uit op zoek naar de mens. Hij was moe van de beesten van zijn tijd. Er werd hem gezegd: ‘Wij hebben hem gezocht! Maar hij is niet te vinden.' De Sjeeg zei: ‘Ik ga juist op zoek naar dat wat niet te vinden is.'
En ik? Ik heb een theaterstuk gezien.
Genoten? Nee, genieten is niet het juiste woord. Het ontroerde me.
Drie goden daalden neer op aarde. Eigenlijk waren het drie oudere vrouwen met kleurrijke pruiken op (blauw, geel en oranje) en veel make-up. Ze waren op zoek naar de mens. En ze hadden voor het stadje Sezuan gekozen. Geen van de bewoners van Sezuan wilde hen echter onderdak geven, behalve Shen Te. En ze was een prostituee.
En dan begint het verhaal. Het toneelstuk is van Brecht. Het was een mooie overeenkomst tussen de zoektocht van de Middeleeuwse dichter Rumi en die van Brecht. Rumi zocht. Brecht vond.
Ik las Brecht in mijn jeugd, maar ik had niet eerder zijn toneelstukken gezien. Ik had de vlucht nog niet meegemaakt en woonde geborgen thuis bij de familie. En nu, na zoveel jaar weg van huis ging ik De goede mens van Sezuan zien.
Ik werd ontroerd en toen het afgelopen was liep ik kilometers te voet terug naar huis in het donker om nog even bij die goden te blijven.
Hitler kwam in 1933 aan de macht en Brecht vluchtte naar Zwitserland, naar Denemarken, naar Zweden, naar Finland, naar Rusland, naar de Filippijnen en naar Amerika. Maar waar hij ook naartoe ging, hij kon de mens niet vinden. Na veertien jaar keerde hij met een vals paspoort terug naar zijn vaderland, Duitsland. Hitler was dood en zijn land was in tweeën gesplitst.
De vlucht had Brecht veranderd, had hem groot gebracht. Het waren pijnlijke jaren, maar ook zijn topjaren. Hij had niets, zelfs geen vork om mee te eten, maar hij werkte hard. Tijdens de vlucht zette hij zijn meesterwerken op papier. De goede mens van Sezuan is er één van.
Nu stond ik in het Appeltheater in Scheveningen. Mijn ontroering kwam niet enkel door Brecht, maar ook door de acteurs. Ze speelden zo vanzelfsprekend, zo natuurlijk, zo indrukwekkend dat ik het haast niet geloven kon. Het was voor mij een ander soort kennismaking met Nederland. Een ontmoeting met oude toneelspelers, jonge toneelspelers en acteurs die hun leven in het theater hebben gestopt.
De groep bestaat uit echte arbeiders van het Nederlandse theater. Het meest indrukwekkende was dat ze je met niets, een paar tweedehands stoelen, een oude kapotte koelkast, een paar half gebroken tafels, een versleten tapijtje, een oude piano, een paar goedkope marktpruiken en een aantal plastic zonnebrillen meenamen naar het fictieve, Chinese stadje Sezuan. Naar de goden, naar de hoeren, naar die tabaksfabriek, naar de pijn van Shen Te, naar de Tweede Wereldoorlog, naar de slechte mensen en naar de machteloze god, goden, godinnen en Brecht die wegvluchtte.
En het theater was vol, overvol. Driehonderd, vierhonderd gewone Nederlanders met een lantaarn.
Afgelopen zaterdag heb ik iets moois meegemaakt, ik kwam de mens tegen vlak bij de zee in het Appeltheater.
Kader Abdolah (de Volkskrant, 26 februari 2007)
deze column als WORD bestand