Cape Fear 3

Tuin van Holland

Geld & geloof

Lof der zotheid

door Erasmus

Lof der Zotheid werd in 1509 geschreven en sindsdien is het onverminderd populair gebleven. Het tekent een onvergetelijk portret van de mensheid, via een lofrede van de godin Zotheid op zichzelf. Deze vertaling is gebaseerd op de tekstkritische uitgave van Laus Stultitiae in de Opera Omnia van Erasmus. Het boek is uitgevoerd met fraaie tekeningen die Hans Holbein maakte in zijn jeugdexemplaar. Voorzien van een inleiding en verhelderende verklarende aantekeningen door vertaalster Petty Bange. De godin Zotheid is aan het woord om in vaak geestige woorden de mensheid duidelijk te maken hoe ijdel en dom zij eigenlijk is. Overduidelijk toont zij aan hoezeer men overtuigd is van zichzelf en hoe zelfingenomen de houding is, die men tegenover het ‘domme' volk inneemt. Heel wat minder luchtig wordt de tekst wanneer in bijtend cynische woorden de filosofen in hun vermeende wijsgerigheid worden aangepakt. Bepaald fel wordt de tekst als de theologen en de hele geestelijkheid worden geconfronteerd met hun opvattingen over het ware geloof en de wereldse aanpak van hun leven, die zo schrijnend verschilt met de eenvoudige lieden. Monniken in kloostergemeenschappen, die hun tijd verdoen met het letten op het voorgeschreven aantal knoopjes van een soutane, hebben weinig meer te maken met de leer van Christus.

‘Zonder twijfel is ook dat soort mensen van mijn slag, dat plezier heeft in het luisteren naar of vertellen van wonderverhalen en monsterlijke verzinsels. Zij krijgen nooit genoeg van zulke fabeltjes, als er maar bovennatuurlijke dingen in voorkomen zoals spoken, goede en kwade geesten, onderwereldfiguren en talloze soortgelijke wonderlijke zaken. Hoe minder ze met de waarheid te maken hebben, des te gemakkelijker worden ze geloofd, des te prettiger kietelen zij de oren.' (pagina 76)

‘Degenen die zich doorgaans religieuzen en monniken noemen komen het dichtst in de buurt van het geluk der theologen. Beide benamingen zijn echter totaal verkeerd, want een groot deel van hen staat heel ver van de religie af, en er is geen plaats te bedenken waar je ze niet tegenkomt. Ik zie niet goed hoe er iets erbarmelijkers kan bestaan dan zij, als ik hen niet weer op vele manieren te hulp zou schieten. Want hoewel iedereen dit slag mensen vervloekt en ervan overtuigd is dat zelfs een toevallige ontmoeting met hen onheil  brengt, hebben ze toch een zeer hoge dunk van zichzelf.' (pagina 106)

Erasmus. Lof der Zotheid. ISBN 9085064299. SUN, Nijmegen, 2007

Die Kontrakte des Kaufmans

door Elfriede Jelinek

Die Kontrakte des Kaufmanns ist eine bitterböse Komödie über die Auswüchse des Kapitalismus, der in der Finanzkrise sein letztes Kapitel noch lange nicht erreicht hat.

‘Unser Wert ist nichts, unser Wert ist nicht unser, wir haen unser Wert abgegeben und gegen nichts eingelöst, wir haben nichts erlöst, wir haben keine Erlösung, wir haben kein Wert, und wir haben keine Werte, unsere Werte sind nichts wert, uns unser Wert ist recht keiner, was wollte ich sagen, die Treugesinnten, nein, hab ich vorhin schön gesagt, also die sind ohnmächtig, uns beizustehn, uns Kleonanlegern, und nixht einmal wird das sind wir, wir sind die Einbiβchenanleger, mehr haben wir nicht, mehr besitzen wir nicht, alles, was wir hatten, haben wir eingesetzt als Pfand für uns; als Pfand für etwas, das nichts wert war, und wenn wir mehr besäβen, würden wir es natürlich groβ anlegen, nicht klein-klein.‘ (pagina 219)

‘Dann können Sie selber gehen, wissen aber mal wieder nicht wohin. Sie wissen nicht wohin? Na, gehen Sie halt in der Erde Schoβ, aus der Sie kamen. Oberhalb der Erde gehört alles uns, aber das unter de Erde - das können Sie unsertwegen haben. Das können Sie nehmen, auβer Sie finden Gold oder Gas ode Öl. Dort können Sie dann hin und es sich holen, auβer Sie finden etwas. Dort stört Sie keiner. Dort stört Sie nicht der Boden Schätze. Wenn sie aber unten seinsollten, die Schätze, Öl, Gas, Strom, Licht, Atom, Blumentröge, Wasserspülunbg, dann gehört Ihnen auch die Erde unter unsrem Boden nicht mehr, dann gehört Ihnen nicht das Schwarze undter dem Nagel mehr, dann gehört Ihnen nichts, nichts mehr, nichts mehr. Gar nichts mehr. Nichts.‘ (pagina 348)

Elriede Jelinek. Die Kontrakte des Kaufmanns. ISBN 3499249846. Rowolt, 2009

Gestalten van de Gouden Eeuw

door H. M. Beliën

Gestalten van de Gouden Eeuw biedt een origineel uitzicht op de meest roemruchte periode van onze geschiedenis. Het beeldt op superieure wijze Nederlanders van de zeventiende eeuw uit in een reeks collectieve portretten, waarbij het beroep als uitgangspunt dient. Zo komt de lezer oog in oog te staan met groepsportretten van de regent en de koopman, de zeeman, de dominee en de soldaat, de geleerde, de schilder, de vrouw, de boer, de arme en de literator. In alle gevallen gaat het om een totaalbeeld, zodat we bijvoorbeeld de zeeman ook bezig zien met zijn godsdienstoefeningen, en de dominee naar zijn inkomen wordt gevraagd. In elke groep komt daarbij het bijzondere naar voren, maar tegelijk treffen de overeenkomsten die tijd en plaats aan al die levens hebben gegeven. De plaats is de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, en dan vooral het dominante gewest Holland. De tijd is de periode die al lang en nog steeds onze Gouden Eeuw wordt genoemd.

‘Voor het rechte begrip van de geschillen tussen Gomarus en Arminius (...) gaat het namelijk wel weer om een zaak van algemenere betekenis. Calvinisten lazen de bijbel als het woord Gods, dat met absoluut gezag tot hen sprak. Die bijbel zegt ons, dat de mens alleen behouden wordt door Gods genade. God schenkt zijn genade aan wie Hij wil, en onthoudt haar aan wie Hij wil. Wie zalig zal worden heeft dat dus louter en alleen te danken aan Gods verkiezende genade, die hem het eeuwige leven schenkt. Zelf kan hij zijn verlossing niet bewerken. Het is God, die daarover van eeuwigheid tot eeuwigheid heeft beschikt. Maar de bijbel zegt ook dat ieder die het evangelie afwijst daar persoonlijk de volle verantwoordelijkheid voor draagt. Deze stellingen zijn logisch met elkaar in strijd. Toch onderschrijft het calvinisme ze allebei omdat het die beide vindt in de Heilige Schrift. Het meent dat hier geen sprake is van een contradictie, doch van een voor het verstand ongrijpbare paradox. Het wil dus niet kiezen tussen absolute voorbeschikking en volkomen verantwoordelijkheid, maar handhaaft het één zowel als het ander. Theologische wetenschap daarentegen zal altijd willen proberen problemen op te lossen. De paradox laat haar onbevredigd, en ze zoekt naar een antwoord dat logisch sluit. In dit geval zal ze dan moeten kiezen, tussen verantwoordelijkheid en voorbeschikking. Dat is nu arminianisme. Dat lost de paradox op, door het accent op de menselijke verantwoordelijkheid te verzwaren. De arminianen of remonstranten, zoals ze meestal genoemd worden, zeggen dat God diegenen verkiest van wie Hij voorzag dat ze zouden geloven. Daarmee is de paradox van tafel, maar de spanning is tevens opgeheven. Verkiezing is nu gevolg van een menselijke daad, en die daad is in feite beslissend. Voor Armenius is verkiezing een gave die God schenkt aan de gelovigen. Voor Gomarus is geloof Gods gave aan de uitverkorenen.' (A.TH.van Deursen, De Dominee, pagina 137)

‘In de Nederlandse wetgeving werd dan ook rekening gehouden met de mogelijkheid dat vrouwen handeldreven. In principe stonden getrouwde vrouwen onder voogdij van hun echtgenoot, hetgeen betekende dat zij zonder zijn toestemming geen goederen mochten verkopen of anderszins overeenkomsten mochten aangaan: het uitgangspunt was dat vrouwen alleen geld uitgaven ten behoeve van de gewone, dagelijkse uitgaven. Als een getrouwde vrouw grotere transacties aanging, kon dat tot akelige problemen leiden. Zo kon haar echtgenoot volhouden dat hij er niets vanaf wist en op grond daarvan de transactie nietig laten verklaren, opdat de door zijn vrouw gemaakte schulden niet op hem werden verhaald. Maar in de praktijk werd er op deze regel van de handelsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw (in Nederland pas in 1956 opgeheven) in verscheidene steden een veelbetekenende uitzondering gemaakt. Dit gebeurde via de regel van ‘de openbare koopvrouw'. Een vrouw die uitdrukkelijk of stilzwijgend toestemming had van haar man om handel te drijven, werd als openbare koopvrouw aangemerkt.' (E.M.Kloek, De vrouw, pagina 271)

H.M. Beliën, A.Th. van Deursen en G.J. van Setten (red.). Gestalten van de Gouden Eeuw. Een Hollands groepsportret. ISBN 9035127145. Bert Bakker, Amsterdam, 2005

Capitalism a love story

door Michael Moore

Documentaire waarin Michael Moore de oorzaken van de economische crisis opzoekt, en daarbij humor noch sentiment schuwt. Ook nu Bush het Witte Huis heeft verlaten blijft Michael Moore kritische documentaires maken over de stand van zaken in de Verenigde Staten en de rest van de wereld. ‘This is capitalism - a system of giving and taking - mostly taking.' Filmmaker Moore neemt na wapenbezit (Bowling for Columbine), de war on terror (Fahrenheit 9/11) en het gezondheidssysteem (Sicko) de kern van de Amerikaanse maatschappij, het kapitalisme, op de korrel. Hij slaagt er in duidelijk te maken dat er iets goed fout zit in het door grootkapitaal gerunde Amerika. Moore richt in Capitalism a love story zijn camera en pijlen op bankiers en andere kapitalisten.

Bidden is niet genoeg

door Bram Bakker e.a.

Hoe erg is de huidige economische crisis? Niemand weet het, maar velen zeggen dat het een ramp is. Gelukkig zijn er ook economen, wetenschappers en ondernemers, die iets anders durven te beweren. Wie behoefte heeft aan een ander geluid, leest deze bundel met tegendraadse meningen als: ‘Multinationals hebben dezelfde eigenschappen als psychopaten' van Bram Bakker (psychiater).

‘De kredietcrisis is ontstaan door een samenloop van factoren. Vanaf ongeveer 1980 zijn financiële markten wereldwijd gedereguleerd nadat het internationale kapitaalverkeer geleidelijk al vrij(er) was geworden. Dit heeft geleid tot een versnellend proces van financiële innovatie. Op haar beurt heeft die innovatie bijgedragen aan krachtige economische groei. Helaas leert de geschiedenis dat deregulering in de financiële sector soms ook aanleiding geeft tot excessen.' (Han de Jong, Uiteraard valt de banken in de kredietcrisis veel te verwijten, pagina 20)

‘De filosofie achter een bedrijf is simpel: meer produceren in minder tijd levert voordelen op. Voordelen worden vertaald in geld, en hoe groter de efficiëntie, hoe groter dus de winst. De eigenaren verdelen de winst, en naargelang het succes groeit of krimpt het bedrijf. Dat de bedrijven geleidelijk synoniemen zijn geworden met ‘geldverdienmachines' is echter niet vanzelfsprekend. Andere keuzen zijn mogelijk, of althans ze waren het. Nu de winst- en verliesrekening ons hele doen en laten, inclusief het denken heeft geïnfiltreerd, wordt een bevestigend antwoord op de vraag of het ook anders kan steeds onzekerder (...). Veel bestuurders verwijzen nu dan ook naar veeleisende aandeelhouders als oorzaak van de grote financiële risico's die ze hebben genomen. Dat is natuurlijk onzin: aandeelhouders hebben in overgrote meerderheid weinig grondige kennis over het bedrijf waarin ze beleggen. Ze kopen aandelen zoals bezoekers aan het casino inzetten'. (Bram Bakker, Multinationals hebben de eigenschappen van psychopaten) (pagina 68)

  • Bram Bakker e.a. Bidden is niet genoeg Tegendraadse meningen over de crisis. ISBN 9041707871. Rainbow Pockets, Amsterdam, 2009.

Samen rijk worden

door Erica Verdegaal en Adriaan Hiele

Samen rijk worden is een onmisbare gids om samen de financiële gevolgen van de persoonlijke en wereldwijde crises te doorstaan. Zo'n gids is hard nodig, want in de afgelopen honderd jaar heeft de wereld heel wat rampen doorgemaakt. Twee wereldoorlogen, de depressie vanaf 1929, oliecrises, de schulden van Zuid-Amerikaanse landen, valutaturbulenties, beurskrachs, de internetbubbel enzovoort. En natuurlijk de kredietcrisis van 2008. Eigenlijk sleept de wereld zich van ramp naar plaag. Daar kun je in je eentje, als paar of gezin weinig aan doen. Ook je persoonlijke leven staat bloot aan onheilen zoals scheiden, overlijden, ontslag en ziektes. En niet te vergeten debacles als de aandelenlease- en de woekerpolisaffaire. Aan dat persoonlijke onheil kun je wel wat doen. Samen rijk worden gaat over de winst, de kansen en de risico's van samenleven en samenwerken. Wat moet je beslist wél doen, en wat zeker niet? Hoe verdeel je de taken en versterk je elkaars financiële karakter? Een greep uit de tips. Koester werken als de bron van jullie rijkdom, maar vertrouw niet op een baan voor het leven. Trouw niet in gemeenschap van goederen. Stop dure ruzies over geld. Handel niet als een kuddedier. Koop je woning als een lange termijn belegger, maar neem geen beleggingshypotheek. En doorgrond de gouden regels van de financiële wereld.

‘Stop in je geldkist een paar honderd euro's. Polissen plus voorwaarden van jullie schade-, levens- en uitvaartverzekeringen. Paspoorten en huurcontracten. Een lijstje met nummers van bankpasjes, creditcards en bankrekeningen van alle huisgenoten. Een lijstje met telefoonnummers om vermiste passen op te geven. Het eigendomsbewijs van je huis en de hypotheekakte. Een lijst van roerende en onroerende bezittingen, liefst vastgelegd op foto's of video in verband met een schadeclaim. Belangrijke telefoonnummers, familiegegevens, kopieën van testamenten, huwelijks- of samenlevingscontracten, trouwboekje, echtscheidingspapieren en overlijdensdocumenten zoals uitvaartpolissen. Zet de geldkist op een rampveilige plek. In oude huizen is een stenen kelder redelijk brandwerend. Wel moet je de kist daar niet te laag plaatsen wegens wateroverlast door blussen of een overstroming. Mensen zonder kelder moeten zorgen dat hun geldkist voldoende brandwerend is. Dat wil zeggen dat deze de vlammen en hitte een klein uurtje de baas kan.' (pagina 141)

Erica Verdegaal en Adriaan Hiele. Samen rijk worden De 100 beste geld en beleggingstips. ISBN 9050189576. Balans, Amsterdam, 2008.

The ascent of money

door Niall Fergusson

Waar is het geld gebleven van vóór de kredietcrisis? Van vóór de internetzeepbel? En van willekeurig welke beurskrach? Hoe kan het dat een middelgrote Amerikaanse bank meer geld heeft dan bijvoorbeeld het land Bolivia? Wat hebben financiële ontwikkelingen voor invloed op de wereldgeschiedenis? Niemand kan dat beter uitleggen dan Niall Ferguson die, als biograaf van de Rothschild-bankiers en schrijver van ‘De geldmachine', als geen ander het verband tussen geld en wereldgeschiedenis begrijpt. Zo maakt hij aannemelijk dat Napoleon misschien wel eerder door de Rothschild-bankiers is verslagen dan door de Britse generaal Wellington. In 'Het succes van geld' beschrijft Ferguson met gezag en Britse geestigheid wat geld nu werkelijk betekent. Van materieel goed als goud en munten is geld, via papier en bankrekening, steeds abstracter geworden en nu zit het meeste geld in zaken als aandelen en opties.

‘The central relationship that money crystallizes is between lender and borrower. Look again at those Mesopotamian clay tablets. In each case, the transactions recorded on them were repayments of commodities that had been loaned; the tablets were evidently drawn up and retained by the lender (often in a sealed clay container) to record the amount due and the date of repayment. Te lending system of Babylon was evidently quite sophisticated.' (pagina 31)

‘Where did the money come from that paid for masterpieces like Sandro Botticelli's radiant Birth of Venus? The simple answer is that the Medici were foreign exchange dealers; members of the Arte de Cambio (the Moneychanger's Guild).' (pagina 43)

‘Significantly, even as Italian banking techniques were being improved in the financial centres of Northern Europe, one country lagged unexpectedly far behind. Cursed with an abundance of precious metal, mighty Spain failed to develop a sophisticated banking system, relying instead on the merchants of Antwerp for short-term cash advances against silver deliveries. The idea that money was really about credit, not metal, never quite caught on in Madrid.' (pagina 53)

"There are those who talk today of ‘the death of capitalism' of ‘the end of free market', as if the state were somehow an alterative to financial markets. The historical reality, as should by now be clear, is that states and financial markets have always existed in a symbiotic relationship. Indeed, without the exigencies of public finance, much of the financial innovation that produced central banks, the bond market and the stock market would never have occurred. I remain more than ever convinced that, until we fully understand the fundamental truth about money: (...) financial markets are like the mirror of mankind, revealing every hour of every working day the way we value ourselves and the resources of the world around us. It is not the fault of the mirror if it reflects our blemishes as clearly as our beauty.' (pagina 362)

Niall Ferguson. The ascent of money. A financial history of the world. ISBN 9780141035482. Penguin Books, London, 2009

The return of depression economics and the crisis of 2008

door Paul Krugman

Paul Krugman, wiens werk in 2008 werd onderscheiden met de Nobelprijs voor economie, toont in 'De crisiseconomie' overtuigend aan hoe zeer de huidige financiële crisis lijkt op de gebeurtenissen die de Grote Depressie van de jaren dertig veroorzaakten - en legt uit hoe een totale catastrofe voorkomen kan worden.

Tien jaar geleden analyseerde Krugman de economische crisis in Azië en Latijns-Amerika. Hij zag die als een waarschuwing. In de jaren die volgden schoten de beurskoersen omhoog en maakten bedrijven veel winst, waardoor de crisis van de jaren negentig uit beeld raakten. Maar nu is de crisiseconomie terug - en een reprise van de jaren dertig lijkt niet onmogelijk.

In 'De crisiseconomie' laat Krugman zien hoe het falende toezicht op de financiële wereld heeft geleid tot de grootste crisis sinds die van het interbellum, in de Verenigde Staten en de rest van de wereld. Ook beschrijft hij de maatregelen die nodig zijn om te voorkomen dat de wereldeconomie in een steeds diepere recessie raakt. Geschreven in de stijl die hem bij het grote publiek zo geliefd maakte - soepel, levendig, zeer goed geïnformeerd - zal 'De crisiseconomie' zonder twijfel een hoeksteen blijken in het debat over de huidige economische situatie.

‘By the nineties, however, it was clear that the information industries would dramatically change the look and feel of our economy. It is still possible to be skeptical about how large the ultimate economic benefits of information technology will be. What cannot be denied is that the new technologies have had a more visible impact on how we work than anything in the previous twenty or thirty years. The typical modern American worker, after all, now sits in an office; and from 1900 until the 1980s the basic appearance of and working of a business office -typewriters and filecabinets, memos and meetings- was pretty much static. (...) Then, over a fairly short time, the whole thing changed: networked PCs on every desk, e-mail and the Internet, videoconferencing and telecommuting. This was qualitative, unmistakable change, which created a sense of major progress in a way that mere quantitative improvements could not. And that sense of progress helped bring with it a new sense of optimism about capitalism.' (pagina 23)

‘Some people say that our economic problems are structural, with no quick cure available; but I believe that the only important structural obstacles to world prosperity are the obsolete doctrine that clutter the minds of men.' (pagina 191)

Radicale verlichting

door Jonathan I. Israel

In Radicale verlichting laat Jonathan Israel zien dat de Verlichting, die de westerse samenleving zo radicaal heeft veranderd, In Nederland geboren werd. Uit Nederland afkomstige en in Nederland gevestigde denkers deden Europa op zijn grondvesten trillen. Van Italië tot Zweden en van Portugal tot Polen, overal werden ze gelezen. De radicale Nederlanders: Spinoza, Bekker, Van den Enden, de gebroeders Koerbagh, Lodewijk Meyer, Van Dale, Van Leenhof, en nog vele anderen. Hun ideeën bepalen nog altijd ons denken.

‘Vanaf het ontstaan van het christendom tot aan het midden van de achttiende eeuw is Spinoza dus de enige die categorisch de mogelijkheid afwijst van wonderen en bovennatuurlijke gebeurtenissen bewerkt door magie. (...) dat Spinoza noch de menswording noch de opstanding, noch enig ander wonder dat aan Christus wordt toegeschreven, zich ooit heeft voorgedaan, net zo min als de andere wonderen die in de Schrift worden beschreven. Volgens Spinoza heeft zich nooit ‘enig wonder' voorgedaan. (...) In de hele historie van het moderne denken hebben in feite alleen Marx en Nietzsche zo openlijk en provocerend bijna het gehele stelsel van geloofsovertuigingen van de samenleving van hun dagen verworpen, als Spinoza het hier doet.' (pagina 241-243)

‘Gedurende de laatste dertig jaar van de zeventiende eeuw was Europa het toneel van een zware krachtmeting tussen drie partijen; de intellectuele conservatieven, de gematigden en de radicalen. Daarbij ging het over de status van het bovennatuurlijke in het leven van mensen en het bestaan van de duivel, demonen, geesten en magie. (...) In het korte hoofdstuk ‘Over duivels', in zijn Korte verhandeling van omstreeks 1660, stelt Spinoza dat Satan en ‘duivels onmogelijk kunnen bestaan', (...) In 1674 vervolgde hij ‘dat men de zucht die de mensen meestal hebben om de dingen niet te vertellen zoals ze werkelijk zijn, maar zoals zij ze willen hebben, uit niets beter kan leren kennen dan uit verhalen over geesten en spoken.' (pagina 407)

  • Jonathan I. Israel. Radicale verlichting Hoe radicale Nederlandse denkers het gezicht van onze cultuur voorgoed veranderden. ISBN 9051942392. Uitgeverij Van Wijnen, Franeker, 2005

Verdoelde schaepkens, bytende wolven

door Gert Gielis

Toen de Duitse Maarten Luther enkele schrijnende wantoestanden in de kerk aan klaagde, viel zijn roep om hervorming in de Nederlanden niet in dovemansoren. Ketterij, vond de kerk. En toch waren het in de eerste plaats geestelijken die deze ketterse ideeën predikten. Inquisiteurs moesten in naam van vorst en paus de kettervervolging in handen nemen. Maar niemand kon het tij keren.

Deze boeiende historische en vernieuwende documentaire schetst hoe het protestantisme zich in de jaren rond 1520 in de Nederlanden wortelde. Aan de hand van procesdossiers, martelaarsverhalen, vonnissen, getuigenissen en verhoren.

Het gaat over gedreven predikanten en gewiekste drukkers, van lakse schouten en wanhopige inquisiteurs, van rokende brandstapels en schijnheilige herroepingen, van eenvoudige ambachtslui en geniale kunstenaars, van moeizame vervolging en nipte ontsnapping en van doodsbedreigingen en doodsangsten. 

‘De karmeliet preekte zo furieus, zo bijtend dat verscheidene toehoorders onwillekeurig enkele rillingen over hun lijf voelden lopen.(...) ‘De duivel waart op aarde rond in vele gedaanten! Om het ware geloof in de Heer te schaden gebruikt hij vele schandelijke listen. Nu bestookt hij de goede christenmensen met ketterse geschriften van de duivelse monnik Maarten Luther. Luther is een domkop, een dwaas, een duivel. Zijn zonden zijn onvergeeflijk. Hij zal daarom tot in de eeuwigheid branden in de heetste vuren van de hel.' (pagina 23)

‘Het gewone volk, dat dikwijls te lijden had van hoge belastingen, honger en gewelddadige rovers en legerbendes, keek met afgunst en nijd naar de rijkelijk bedeelde kloosterlingen, die van dergelijke ellende weinig te vrezen hadden.' (pagina 34)

‘Eerst gooien ze mensen in de kerker en daarna zoeken ze naar zaken die ten laste kunnen worden gelegd.' (pagina 91)

‘Woorden waren onstuitbaar en zo goed als oncontroleerbaar, zeker in privéomstandigheden. Niet alleen prediking en georganiseerde bijeenkomsten waren strafbaar, ook voor willekeurige ketterse gesprekken en discussies, publiek en privé, kon je opgepakt worden. Dan moest de gesprekspartner al ernstig aanstoot nemen aan het gesprek en de ander gaan aangeven bij het stadsbestuur. Het verbod op ketterse gesprekken was een bepaling die door getuigen extra ten laste van de verdachte kon gelegd worden.' (pagina 222)

Bankroet

door Egbert Kalse en Daan van Lent

Het begon met huiseigenaren in Orange County (Californië) die hun hypotheeklasten niet meer konden opbrengen. Drie jaar later is hun ellende uitgegroeid tot een economische crisis die miljoenen mensen in de wereld hun baan dreigt te kosten. Een crisis die jaren van wereldwijde economische voorspoed weer te niet doet. 
In Bankroet beschrijven Kalse en Van Lent de oorzaken en gevolgen van de zwaarste economische crisis sinds de Grote Depressie. Van de huiseigenaren in Californië tot zakenbankiers op Wall Street. Van de whizzkids die de ingewikkelde financiële producten verzonnen tot Nederlandse bankiers aan de Zuidas. Van de toezichthouders die de crisis niet meer konden stoppen tot politici die hun nationale banken moesten redden. 
Bankroet gaat op zoek naar de schuldigen van deze crisis, beschrijft welke maatregelen kunnen helpen om een crisis als deze te voorkomen, analyseert hoe door die maatregelen alweer de zaadjes voor een nieuwe crisis gezaaid worden en blikt vooruit hoe het nu verder moet met het mondiale economische systeem. 
Egbert Kalse en Daan van Lent zijn financieel redacteur van NRC Handelsblad en hebben de kredietcrisis gevolgd sinds deze begin 2007 uitbrak.

‘De echt revolutie in de financiële wereld, de introductie van de complexe wiskunde, kreeg in die jaren veel minder aandacht. Een nieuw type bankier deed in de jaren tachtig zijn intrede en begon in de jaren negentig dominanter te worden: de quant (afkorting van quantitave analyst). Bankieren werd steeds meer mathematica. De bankkantoren op Wall Street en elders in financiële centra in de wereld werden dan ook steeds minder bemand door klassieke bankiers en traditionele economen en steeds meer door wiskundigen, natuurkundigen en informatica experts. (...) In eerste instantie werden de natuurkundigen vooral ingehuurd om risicomodellen te ontwikkelen, die moesten voorkomen dat banken met kredietverlening en beleggingen de mist in zouden gaan. Met alle innovaties werd het risicomanagement, waarbij gebruik werd gemaakt van statistische en wiskundige modellen, belangrijker. Maar de quants gingen ook producten ontwikkelen. Als geen ander waren ze in staat om geld te zien als een product, of liever nog, als een wiskundig probleem dat je kunt oplossen. De quants zijn de aanjagers geweest van de financiële innovatie van de afgelopen twee decennia. Analoog aan de opkomst van microprocessoren die in staat waren miljarden berekeningen per seconde uit te voeren, ontstond ook de markt voor financiële innovaties. Daarbij werd de bereidheid om risico's te nemen groter, waarbij de allerslimsten het beste wisten wat ze aan risico konden nemen.' (pagina 73)

‘Er was niets wat duidelijk maakte wat er zou gebeuren als er iets in elkaar zou klappen.' (pagina 115)

  • Egbert Kalse en Daan van Lent. Bankroet Hoe bankiers ons in de ergste crisis sinds de Grote Depressie stortten. ISBN 978 90 446 1264 6. Prometheus/NRC Handelsblad, Amsterdam/Rotterdam, 2009.

De val van ABN AMRO

door Prisco Battes en Pieter Elshout

Opkopen, opheffen en opsplitsen. Wat tot voor kort het exclusieve terrein leek van hedgefondsen en private equityhuizen behoort sinds de overname van ABN AMRO vorig jaar, ook tot het repertoire van reguliere bedrijven. Drie banken, Fortis, Royal Bank of Scotland en het Spaanse Banco Santander betaalden ruim 70 miljard euro om de grootste bank van Nederland onderling te mogen verdelen. Nooit eerder ging een Nederlands bedrijf voor zoveel geld over in buitenlandse handen. Het was een overwinning voor de aandeelhouders en een bittere teleurstelling voor directie en medewerkers, en voor een groot aantal Nederlanders die lijdzaam moesten toezien hoe het trotse ABN AMRO zonder ingrijpen van de politiek van de kaart verdween. 
In dit boek wordt de zwanenzang van De Bank aan de hand van een zestal sleutelmomenten geschetst. Op basis van gesprekken met betrokken bestuurders beschrijven de auteurs hoe al ruim voor de overnamestrijd bij ABN AMRO het besef doordringt dat het roer moet worden omgegooid; de overnamepogingen van het Italiaanse Antonveneta; het mislukken van de deal met ING, die tot de oprichting van een Nederlandse kampioen had kunnen leiden, en natuurlijk de uiteindelijke ‘coup' van het consortium, ingeleid door hedgefonds TCI. Het is een klassiek drama - uniek voor de Nederlandse financiële geschiedenis - dat de deur heeft opengezet voor vergelijkbare affaires in de toekomst.

‘In het najaar van 2007 verdween met de overname van ABN één van de grootste en lange tijd meest veelbelovende multinationals van Nederland. Een trotse onderneming, die zich jarenlang afficheerde als dé bank. ABN AMRO was dan ook één van de eerste financiële instellingen in de wereld die tot ver over de landsgrenzen groeide, tot vijfenveertighonderd vestigingen in drieënvijftig landen. Een bank uit een klein land die tot de wereldtop wilde behoren.' (pagina 7)

‘Nee, ik geloof heilig in de werking van de markt, niet in het ingrijpen van toezichthouders.' (pagina 105) 

  • Prisco Battes en Pieter Elshout; De val van ABN AMRO ISBN 978 90 470 0094 5. Business Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2008.
  • Pensioenen verdampen bij ABN AMRO: video

De aartsvaders

door Wim Wennekes

'De aartsvaders' beschrijft het leven en streven van zestien Nederlandse rasondernemers, die de basis legden voor enkele van de bekendste (inter)nationale ondernemingen. Zo was er zonder de fantasie en het koopmanschap van Sam van den Bergh en Anton Jurgens nooit sprake geweest van Unilever; zonder Henri Deterding was de Koninklijke Shell nooit geboren. Andere hoofdstukken gaan over Gerard en Anton Philips, Tony Fokker, Albert Plesman en vele anderen. De levensbeschrijvingen van deze entrepreneurs, die voor honderden miljoenen aan omzet nalieten en werkgelegenheid schiepen voor bijna een miljoen mensen, geven een fascinerend beeld van het ontstaan en de groei van hun scheppingen en van hun uitzonderlijke persoonlijkheden.

‘Het verwerven en verdedigen van nieuwe concessies ging niet altijd zachtzinnig. In Mexico kwam er een huurleger aan te pas om Indianen van hun land te verdrijven en ruim baan te maken voor de Koninklijke Shell-dochter La Carona. (...) In Venzuela sloot Koninklijke Shell een pact met de militaire dictator Juan Vicente Gomez. Het brute geweld waarmee Gomez ruim vijfentwintig jaar aan de macht wist te blijven, nam Deterding op de koop toe. Standpunt van de Koninklijke Shell was (en bleef): ‘Wij doen zaken op commerciële basis en bemoeien ons niet met nationale politiek.'' (pagina 353)

‘Een veel gebruikt oliederivaat aan beide zijden (tijdens de Eerste Wereldoorlog) was TNT ( Tri-Nitro-Tolueen) de voornaamste springstof gedurende de Eerste Wereldoorlog. Ook deze explosieven kregen de geallieerden geleverd door Koninklijke Shell. In (neutraal) Nederland liet Deterding als de weerlicht een complete TNT-fabriek in Rotterdam/Charlois demonteren en in Engeland weer opbouwen. (...) Als voornaamste doel in het leven had Deterding geld verdienen, voor de grote en de kleine aandeelhouders en voor zichzelf. Hij was ervan overtuigd dat wie in vrijheid zijn eigen voordeel najoeg daardoor zijn medemensen vanzelf voordeel bracht.' (pagina 359)

  • Wim Wennekes. De aartsvaders Grondleggers van het Nederlandse bedrijfsleven. ISBN 90 467 0011 9. Olympos, Amstel uitgeverij, 2006

Mijn vrijheid

door Ayaan Hirsi Ali

Ayaan Hirsi Ali's jeugd in het gewelddadige Somalië, in Saoedi-Arabië, Ethiopië en Kenia, werd beheerst door drie onwrikbare waarden: het geloof, de traditie en de familie-eer. Heen en weer geslingerd tussen de aantrekkingskracht van de zuivere islam en haar vrijheidsdrang, koos zij na haar uithuwelijking voor haar vrijheid. In Mijn vrijheid vertelt Ayaan over haar strenge grootmoeder en haar ongelukkige moeder, over haar opstandige zusje en haar afwezige vader, over vluchtelingenkampen en bijeenkomsten van de Moslim Broederschap. En over Nederland: het asielzoekerscentrum, haar studiejaren in Leiden, de ziekte en dood van haar zusje, de vriendschappen, haar ervaringen als tolk en haar intreden in de politiek. Mijn vrijheid zou eindigen met Ayaan's terugkeer in de 2e Kamer na de moord op Theo van Gogh, maar na de merkwaardige beslissing van de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie om haar Nederlanderschap ongeldig te verklaren, werd een extra hoofdstuk onvermijdelijk.

‘Ik vond dat de tijd rijp was om een debat te beginnen over het financieringssysteem van op geloof gebaseerde scholen. Nederland is een immigrantenland geworden, waarin mensen wonen met een niet-westerse achtergrond, zoals hindoes, boeddhisten, moslims enzovoort. Misschien zouden alle kinderen - de autochtone Nederlandse kinderen eveneens - moeten opgroeien met kinderen van allerlei achtergronden en begrip voor hen moeten leren opbrengen. Artikel 23 van de Grondwet zou misschien wel afgeschaft kunnen worden. Fondsen van de overheid kunnen beter besteed worden door ideologisch neutrale scholen op te richten waar kinderen zouden worden aangemoedigd om vragen te stellen en pluralisme te respecteren.' (pagina 343)

‘De vrijheid van meningsuiting die ik in Nederland aantrof - de vrijheid om te denken - bestaat niet in de streek waar ik vandaan kom. Het is een recht en een gebruik waar ik altijd van heb gedroomd toen ik opgroeide. Wat hun tekortkomingen ook mogen zijn, er is geen land waar de mensen het principe van vrije meningsuiting beter begrijpen dan in Nederland. Het zit zo diep in de Nederlandse cultuur geworteld, dat Nederland heeft besloten me tegen doodsbedreigingen te beschermen, ook al laat de regering me voortdurend weten hoezeer ze het met mijn ideeën oneens is. Ik wil graag zeggen hoe dankbaar ik ben; ik heb het geluk en het voorrecht Nederlandse te zijn.' (pagina 428)

  • Ayaan Hirsi Ali. Mijn vrijheid De autobiografie. ISBN-10 90 457 0112 X. Uitgeverij Augustus, Amsterdam/Antwerpen, 2006

Moreel Esperanto

door Paul Cliteur

Het staat iedereen vrij te geloven in heksen, kabouters, elfen, feeën, zeemeerminnen, in de liefde, in de laatste zijnsgrond, het ‘Ganz Andere' en in aliens. Maar wanneer wereldleiders oorlogen beginnen op basis van berichten die zij menen te hebben ontvangen uit een andere wereld, dan heb je wel een serieus probleem. Geconfronteerd met de problemen waarvoor religieus fundamentalisme en terrorisme de samenleving stellen, en met de filosofische ethiek als leidraad gaat de veelbesproken auteur Paul Cliteur in Moreel Esperanto op zoek naar een universele moraal die het kan stellen zonder fundering in de religie. Niet omdat religie niet belangrijk is, maar juist omdat ze een enorme betekenis heeft in het leven van talloze mensen. Cliteur bespreekt de goddelijke-beveltheorie die richtinggevend is voor de aanhangers van het jodendom, het christendom en de islam, die zich in hun daden en politieke beslissingen laten leiden door de wil van God. Cliteur put rijkelijk uit de geschiedenis en de actualiteit van de historische, religieus gesanctioneerde moord van Balthasar Gerards op Willem van Oranje, tot de recente turbulentie rond de Deense spotprenten, om zijn pleidooi te onderbouwen voor de scheiding van moraal en religie. Daarnaast schetst hij de contouren (en de noodzaak) van een van religie bevrijde, autonome ethiek in de toekomst.

‘Dat religie een bindende factor kan zijn voor de leden van een bepaalde groep, is bekend. Maar dat religie ook een factor van twist en strijd kan zijn tussen groepen, wordt minder vaak belicht. Het vertrekpunt voor dit boek is (...) dat vele hedendaagse samenlevingen multireligieuze samenlevingen geworden zijn. (...) Het spreekt voor zich dat pluriformiteit kleur geeft aan onze samenleving en aan ons leven. Maar daaraan is een natuurlijke grens gesteld omdat elke samenleving een basisconsensus nodig heeft over enkele uitgangspunten. Pluralisten vinden dat nooit zo prettig om te horen, maar het is met de publieke moraal net als in het verkeer. Er moeten toch echt bepaalde zaken vaststaan. Het rode licht kan niet door de ene automobilist worden gezien als een aansporing om door te rijden en door de ander als teken om te stoppen. (...) Als de één wil dat godslastering onbestraft blijft of tevreden is met de milde sanctie van drie maanden celstraf en de ander wil daarop juist de doodstraf zien zonder dat men bereid is zich te schikken in het overheidsgezag, dan lopen de opvattingen te ver uiteen om verenigbaar te zijn. (...) Ik zal proberen uiteen te zetten dat het een aanzienlijk verschil maakt of men een ethiek religieus fundeert of niet.' (pagina 10)

‘Het gaat om de scheiding van moraal en religie, een punt, nogmaals, waarin ook gelovigen zich zouden moeten kunnen vinden. Je hoeft geen ‘atheïst' te worden om het wenselijke van de scheiding van moraal en religie te erkennen.' (pagina 104)

Paul Cliteur. Moreel Esperanto. ISBN 978 90 295 6321. De Arbeiderspers. Amsterdam/Antwerpen, 2007

Vrouwen en de geboorte van het kapitalisme in West-Europa

door  Tine De Moor & Jan Luiten van Zanden

Vrouwen en de geboorte van het kapitalisme in West-Europa laat zien dat er in 1200-1500 fundamentele veranderingen in de verhoudingen tussen mannen en vrouwen optraden, in het bijzonder in de landen rond de Noordzee. De modernisering van het huwelijkspatroon, waarin de vrouwen een cruciale rol speelden, had grote gevolgen voor de samenleving en economie. De relatief 'egalitaire' verhoudingen binnen het Europese huwelijkspatroon waren een belangrijke voorwaarde voor de opkomst van het kapitalisme in West-Europa na 1500. Deze ontwikkelingen beïnvloeden tot op de dag van vandaag de westerse samenleving.

‘De leer van de rooms-katholieke kerk en het erfrecht hebben het wellicht makkelijker gemaakt voor jonge mannen en vrouwen om zich aan de ouderlijke macht te onttrekken, om zelf te beslissen over hun huwelijkspartner en om een eigen onafhankelijk huishouden op te zetten. Kortom: jongeren konden tot op zekere hoogte hun eigen toekomst invullen. Om die onafhankelijkheid ook in de praktijk waar te maken, om zich uitdrukkelijk te onttrekken aan de macht van de pater familias, moest er uiteraard ook geld in het laatje komen. Een fundamentele factor in de consolidatie van het Europees huwelijkspatroon was de opkomst van de arbeidsmarkt in Europa in de late middeleeuwen.' (pagina 41)

‘Het Europees huwelijkspatroon zoals het ontstond in de late middeleeuwen werd gekenmerkt door een fundamentele aanpassing van de structuur van het huishouden en de regels voor het sluiten van huwelijken aan de mogelijkheden die het marktverkeer bood. Het was in eerste instantie een aanpassing aan het bestaan van een grote arbeidsmarkt, maar omdat loonarbeiders nu eenmaal niet in staat zijn om hun eigen voedsel te verbouwen en hun eigen kleding te maken, betekende dit patroon ook een volledige inschakeling van een groot deel van de bevolking in goederenmarkten. In dit opzicht was het een uniek systeem; er is uit deze periode geen ander demografisch systeem bekend waarin huishoudens zo sterk op de markt aangewezen waren. Het is in feite opmerkelijk dat huishoudens bereid waren op zo sterke schaal afhankelijk te worden van de markt; het toont aan dat ze markten vertrouwden - anders had men nooit deze verandering willen doormaken en was men zich blijven richten op de kleinschalige productie van goederen die men zelf consumeerde, zoals in traditionele ‘peasant economies' tot ver in de twintigste eeuw gebeurde. Men had er klaarblijkelijk niet echt moeite mee om zowel voor het (loon)inkomen als voor het levensonderhoud (voedsel en kleding) afhankelijk te worden van de markt. Dit duidt erop dat het marktverkeer zo efficiënt was dat men er vrijwel volledig op kon vertrouwen. De opkomst van het Europees huwelijkspatroon veranderde ook de levenscyclus van mannen en vrouwen ingrijpend, wat belangrijke gevolgen had voor de participatie op arbeidsmarkten. In feite werd er aan de levenscyclus een periode toegevoegd - tussen 12 tot 14 jaar en 20 tot 25 jaar - waarin men op verschillende manieren deel kon nemen aan de arbeidsmarkt: als inwonende dienstbode of knecht (een vorm van arbeid die vooral in de landbouw veel voorkwam), als leerling bij een (gilden)meester, als losse arbeider in de plaats van herkomst, of als arbeidsmigrant in de stad. Gedurende deze levensfase was men relatief ongebonden en flexibel, productief en goedkoop, met andere woorden, een ideaal proletariaat. En vrijwel alle mannen en vrouwen - ook zij die later (na hun huwelijk) een eigen landbouwbedrijf begonnen of een eigen plek als meester in een gilde konen verwerven - maakten gedurende deze leerjaren mee wat het betekende om loonafhankelijk te zijn. Kortom, het Europese huwelijkspatroon ontstond niet alleen dankzij de in West-Europa florerende arbeidsmarkt, maar stimuleerde, via dit specifieke aanbod van jonge arbeidskrachten, de verdere evolutie ervan.' (pagina 68)

Thuis op de wereldmarkt

door Joost Jonker en Keetie Sluyterman

Al eeuwen lang speelt de handel een centrale rol in de Nederlandse economie. De Gouden Eeuw ontleende er zijn rijkdom aan en tot op de dag van vandaag fungeert de handel als één van de belangrijkste schakels in het economische leven. Nederlanders zijn door de eeuwen heen een volk van handelaren geweest. De handel, schakel tussen producent en consument, fungeert als de olie in de machine van het economische leven. Maar wie hielden zich er eigenlijk mee bezig? Wat deden zij, waarom en hoe? Joost Jonker, één van de onderzoekers: ‘De namen van handelsgeslachten als de families Trip en Van Eeghen, en van enkele bedrijven als de VOC, Internatio en Hagemeyer zijn bekend, maar aard en functie van hun bezigheid bleven tot nu toe goeddeels in het duister. In onze studie beschrijven we de Nederlandse handelsgeschiedenis vanaf de vooravond van de Gouden Eeuw tot het einde van de twintigste eeuw vanuit het perspectief van de handelshuizen. Het boek schetst daarmee de ontwikkeling van een bijzondere bedrijfstak die een heel eigen plaats inneemt in de goederenstroom tussen producent en consument.'

‘Kooplieden beheersen naast handelskanalen ook geld, krediet en kapitaal, essentiële factoren in een samenleving met een groot gebrek aan solide muntspecie en slechts rudimentaire kredietmiddelen. Munten circuleerden in een onoverzienbare verscheidenheid, met vaak onbekende waarde en wisselende ruilverhoudingen. Soms kon de circulatie plotseling opdrogen omdat oorlogsomstandigheden edelmetaal wegtrokken, door muntverzwakking of door een ongunstige handelsbalans. De handel verviel dan tot directe ruil met of zonder overbruggingskrediet, beide afhankelijk van het soort vertrouwen dat alleen ontstaat in langdurige gelijkvormige relaties als die tussen kooplieden.' (pagina 23)

Joost Jonkers en Keetie Sluyterman. Thuis op de wereldmarkt. Nederlandse handelshuizen door de eeuwen heen. ISBN 9012 89077. Sdu Uitgevers, Den Haag, 2000

Geldschieters van de stad

door Manon van der Heijden

Hoe kwamen steden aan geld? Naast accijnzen waren er weinig andere mogelijkheden dan leningen van burgers. Dat bracht risico's met zich mee voor zowel de steden als de burgers van de stad. In de vijftiende en de zestiende eeuw stapelden de schulden zich zo op dat sommige steden op de rand van het faillissement verkeerden. Schuldeisers van buiten mochten de burgers van de stad laten gijzelen om zo hun geld terug te krijgen. Door de gijzelingen van de kooplieden werd de handelspositie bedreigd. In de Gouden Eeuw keerde het tij. Door de bloeiende economie waren steden beter in staat om hun schulden te betalen en steeg hun krediet. Naast machtige bestuurders en rijke kooplieden werden ook minder rijke ongehuwde vrouwen, bedienden en arbeiders geldschieters van de stad.

‘Het was niet ongewoon dat steden in tijden van nood sociale instellingen van de stad dwongen om hun geld te lenen. Ziekenhuizen, armenhuizen en de diaconie hadden geld in kas dat de stad tijdelijk uit de brand kon helpen. In Schiedam werden de stedelijke financiële problemen vanaf 1639 opgelost met leningen van de rijke weeskamer en het gasthuis.' (pagina 141)

Manon van der Heijden. Geldschieters van de stad. Financiële relaties tussen stad, burgers en overheden 1550-0650. ISBN 9035126610. Bert Bakker, Amsterdam, 2006.

Hollands Gouden Glorie

door Marius van Nieuwkerk

Hollands Gouden Glorie beschrijft de economische en financiële kracht van Nederland door de eeuwen heen. Het boek wil een antwoord geven op de vraag waarin ons land zich onderscheidt ten opzichte van andere, relevante, landen waar we die positie aan te danken hebben en welke lessen wij uit de geschiedenis kunnen trekken. Marius van Nieuwkerk werd geboren in de tuinbouwstreek het Westland en is al jarenlang werkzaam in de top van De Nederlandsche Bank; bovendien doceert hij aan de Universiteit Nijenrode en de Vrije Universiteit van Amsterdam. Hij schrijft met kennis van nationale en internationale zaken en met groot enthousiasme over dit tot de verbeelding sprekende onderwerp. Hollands Gouden Glorie bestaat uit drie delen. In het eerste deel (de wording) komen de ligging (van hellepoort tot Europoort) en de vorming (van moddermodel tot poldermodel) van ons land aan bod; het tweede en grootste deel beschrijft de gouden jaren van het Nederlandse geldwezen, met zijn compagnieën, beurzen en publieke banken en het derde en laatste deel handelt over ons nationale erfgoed en besluit met de vraag wat te doen met onze talenten.

‘Het is dan ook niet verbazingwekkend dat in Antwerpen in 1531 het eerste aparte en moderne beursgebouw van Europa verrees. Londen volgde in 1567. Amsterdam was voor 1585 een belangrijke uitvoermarkt voor het eigen gebied (vis, zuivel en bierproducten) en een even belangrijke transitomarkt voor granen, hout en andere goederen uit het Oostzeegebied. Na de val van Antwerpen kwam daar nog van alles bij.' (pagina 107)

‘Met namen aan het einde van de zestiende eeuw werd onze hoofdstad de magneet van Europa, met als magnetische velden: vrijheid, vrede, voedsel en voorspoed. Het begon met een enorme immigratiegolf uit de Zuidelijke Nederlanden, in het midden van de jaren 1580. Jonathan Israël schat de golf van vluchtelingen van zuid naar noord op zijn top in 1585-1587 zelfs op ruim 100.000 en mogelijk zelf op 150.000. Dit was meer dan 10 procent van de bevolking in de Zuidelijke Nederlanden en de toevoeging in het Noorden was navenant.' (pagina 58)

Marius van Nieuwkerk. Hollands Glorie. De financiële kracht van Nederland door de eeuwen heen. ISBN 9023011597. Becht, Haarlem, 2005

Van koopman tot icoon

door Noortje de Roy van Zuydewijn

Rond 1600 emigreerden velen uit de Zuidelijke Nederlanden naar het noorden. Zij namen de bloeiende Zuid Nederlandse cultuur mee, die van grote invloed was op Noord Nederlandse. Uit de samensmelting van beide culturen ontstond een nieuwe culturele identiteit, de cultuur van de Republiek in de Gouden Eeuw.

Van koopman tot icoon is gericht op Rotterdam, één van de immigrantencentra in Holland. Centraal staat de koopman Johan van der Veken (1548-1616), die zich in 1583 in Rotterdam vestigde. Ook leden van het handelsnetwerk waartoe hij behoorde, en zijn kinderen en nakomelingen in de Republiek en in de Zuidelijke Nederlanden worden gevolgd.

Van der Veken was oprichter en bewindvoerder van de Kamer Rotterdam van de VOC. Hij vergaarde één van de grootste vermogens van de Republiek. Zijn ondernemingszin wordt nog steeds als voorbeeld gesteld aan ondernemers in Rotterdam. De stad Rotterdam eert de verdienstelijksten onder hen met de Johan van der Vekenpenning. Zo werd een Zuid Nederlandse immigrant het icoon van de handelsstad Rotterdam.

‘Ook in tijden van welvaart leefden velen in Hollandse steden in armoedige omstandigheden. Dat waren degenen die een heel gering of helemaal geen inkomen hadden, zoals werklozen, weduwen, bejaarden, gebrekkigen en zwervers. Mannen en vrouwen met onregelmatig werk, die niet in aanmerking kwamen voor een vorm van armenzorg, moesten in perioden dat ze geen werk hadden, aan de kost proberen te komen. En ze moesten onderdak zien te krijgen, want een eigen woning was voor hen meestal niet weggelegd.' (pagina 197)

‘Een aanzienlijk deel van de ondernemers en de kooplieden die de nijverheid, handel en koopvaart in de Hollandse steden aan het begin van de zeventiende eeuw tot bloei brachten, was afkomstig uit de handelsmetropool Antwerpen en de textielsteden in Brabant, Vlaanderen en Henegouwen. Zij waren weggetrokken vanwege de politieke situatie, uit religieuze motieven of om economische redenen. Onder de immigranten waren zowel protestanten als katholieken. De Zuid Nederlanders die naar het Noorden trokken, vestigden zich in de Hollandse steden die zich hadden aangesloten bij de Opstand en in economisch opzicht perspectieven boden.' (pagina 275)

Noortje de Roy van Zuydenwijn. Van koopman tot icoon. Johan van der Veken en de Zuid-Nederlandse immigranten in Rotterdam rond 1600. ISBN 9035124677. Prometheus/Bert Bakker, Amsterdam, 2002

| Meer