Cape Fear 2

Tuin van Holland

Barnevelt

Historische inleiding 'Barnevelt'

In 1588 was de Republiek zo goed als verloren. Willem van Oranje was vermoord en de Spanjaarden boekten succes na succes bij het terug veroveren van land en steden. Het zuiden was verloren en het zag er slecht uit voor de jonge Republiek. Enkele jaren later was de situatie echter volledig veranderd en stevende de Republiek af op de overwinning. Deze onverwachte en snelle omslag was voor een groot deel het gevolg van de nauwe samenwerking tussen twee mensen; stadhouder Maurits en raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt. 

Maurits, zoon van Willem van Oranje, was een militair talent die vele overwinningen op de Spanjaarden op zijn naam zou zetten. Anders dan zijn vader had hij echter geen politieke ambities. De leiding op dit gebied kwam in handen van de goede vriend en juridisch raadgever van zijn vader, Johan van Oldenbarnevelt. Naast deze combinatie van het militaire inzicht van de stadhouder en de politieke bekwaamheid van de raadpensionaris was er nog een belangrijke ontwikkeling die de Republiek zou helpen in haar strijd tegen de Spanjaarden.

De noordelijke provincies, en met name Holland, profiteerden van de slechte situatie waarin het zuiden verkeerde. Antwerpen was in 1585 in handen gevallen van de Spanjaarden en verloor daarmee haar positie als belangrijkste handelsstad aan Amsterdam. Veel van haar inwoners zochten hun toevlucht in de steden in het noorden, wat daar een periode van ongekende economische bloei inluidde. Een periode die onze geschiedenis in zou gaan als de Gouden Eeuw. In de strijd tegen de Spanjaarden beschikte de Republiek nu over iets dat het enkele jaren daarvoor nog niet had gehad: veel geld. Van Oldenbarnevelt slaagde er vervolgens in de rijke regenten er toe te bewegen dit geld structureel in te zetten in de strijd tegen de Spanjaarden. 

Als politiek leider van de provincie Holland had Van Oldenbarnevelt weliswaar niets te zeggen over het bestuur van de andere gewesten, in de praktijk was de macht en rijkdom van Holland zo overweldigend dat zij bepaalde wat er gebeurde. Dit maakte Van Oldenbarnevelt de belangrijkste politicus van de Republiek. Hoewel hij veel politieke macht had stond hij niet op gelijke voet met de stadhouder. Maurits was niet alleen boven de partijpolitiek van de verschillende gewesten verheven, hij had ook de macht over het leger, voornamelijk bestaande uit huurlingen, en de vloot. Twintig jaar lang is deze samenwerking tussen Maurits en Van Oldenbarnevelt goed gegaan. Een hele prestatie voor twee sterke persoonlijkheden die zich zeer bewust waren van hun eigen kwaliteiten. Buitenlandse politiek en interne religieuze conflicten zouden uiteindelijk een einde aan deze vruchtbare samenwerking maken. 

Het Europa van de 17de eeuw kende twee grote tegenstellingen. Enerzijds tussen katholieken en protestanten, anderzijds tussen Frankrijk en het Habsburgse huis. Elk land dat zich bedreigd voelde door de machtige Habsburgse dynastie, waar de koning van Spanje ook toe behoorde, belande automatisch aan de zijde van Frankrijk. Zo ook de Republiek. Er was slechts één probleem: Frankrijk was een rooms-katholiek land. Wie de godsdienstige verschillen als uitgangspunt nam zou Frankrijk dus nooit als bondgenoot kunnen vertrouwen, en hier lag de wezenlijke tegenstelling tussen Maurits en Van Oldenbarnevelt.

De landsadvocaat heeft, net als Willem van Oranje, altijd vast gehouden aan een alliantie met Frankrijk. Zelfs toen Frankrijk door middel van het sluiten van huwelijken toenadering leek te zoeken tot Spanje bleef het buitenlandbeleid van Van Oldenbarnevelt ongewijzigd. Hij geloofde dat de politieke belangen van Frankrijk bij een goede verstandhouding met de Republiek lagen.

Maurits deelde deze visie niet. Hij beschouwde het protestantse Engeland als natuurlijke bondgenoot. Frankrijk zou de Republiek echter blijven steunen en zou in 1635 zelfs de wapens tegen Spanje opnemen. Achteraf gezien heeft Van Oldenbarnevelt dus gelijk gehad, maar dat kon niet verhinderen dat de verdenkingen tegen hem zich in razend tempo opstapelden. Vooral toen er in de Republiek spanningen ontstonden binnen de calvinistische kerk.

Deze spanningen waren het gevolg van de kritiek van Jacobus Arminius op de predestinatieleer zoals die door de calvinisten werd begrepen. De gedachte dat reeds bij de geboorte vaststond wie wel en wie niet Gods genade zou ontvangen, zonder dat de gelovige hier invloed kon hebben, ging Arminius te ver. Hij stelde dat uitverkorenen diegenen waren van wie God voorzien had dat ze zouden geloven. De remonstranten, zoals zijn volgelingen vanaf 1610 heetten, werden door Van Oldenbarnevelt in bescherming genomen. Niet omdat hij zich zo sterk verbonden voelde met Arminius' standpunten over de predestinatieleer, maar omdat hij vasthield aan het ideaal van een kerk waarbinnen verschillende opvattingen mogelijk waren. Calvinisten waren ervan overtuigd dat dit een eerste stap was in de richting van een algemene godsdiensttolerantie, waarbij ook katholieken weer welkom zouden zijn. Dat Van Oldenbarnevelt daarnaast vast bleef houden aan een alliantie met het katholieke Frankrijk maakte hem in de ogen van calvinisten nog meer verdacht. Pro-Frans kon gemakkelijk worden opgevat als pro-Spaans. Toen de Staten van Holland onder leiding van Van Oldenbarnevelt in 1617 besloten acceptatie van de remonstrantse minderheid met geweld af te dwingen sloeg de vlam in de pan.

Maurits was intussen steeds minder bereid de macht te delen met Van Oldenbarnevelt. Hij wantrouwde zijn positieve houding tegenover de katholieke Fransen en verweet hem de zinloze en gevaarlijke veldslag die hij had moeten leveren bij Nieuwpoort. De godsdiensttwisten waren een uitgelezen mogelijkheid om zich van de raadpensionaris te ontdoen. Het was dus niet verwonderlijk dat Maurits nadrukkelijk voor de kant van de contraremonstranten koos, waardoor hij lijnrecht tegenover Van Oldenbarnevelt kwam te staan. Langzaam maar zeker begon hij de politieke macht van Van Oldenbarnevelt af te breken. In 1618 was dit werk voltooid en werd de raadpensionaris samen met zijn voornaamste medestanders gevangen gezet. Zowel hij als zijn vrouw zouden nooit een gratieverzoek indienen, en ondanks herhaalde pogingen heeft zijn familie hem niet meer levend teruggezien. Op 13 mei 1619 werd Van Oldenbarnevelt op het Haagse Binnenhof terechtgesteld. Enkele jaren later beraamden de twee zoons van Van Oldenbarnevelt een moordaanslag op Maurits om de onrechtvaardige dood van hun vader te wreken. Het plan werd voortijdig ontdekt, en slechts één van zoons kon op tijd wegkomen. De andere zoon werd gearresteerd en kreeg, net als zijn vader, de doodstraf.

De Republiek

door Jonathan I. Israel

De Republiek, 1477-1806 bevat een compleet overzicht van de geschiedenis van de Nederlandse Republiek. Het boeiende verhaal begint bij de dood van Karel de Stoute (1477) en eindigt bij de afschaffing van de Republiek door Napoleon in maart 1806. Daarmee bestrijkt De Republiek veruit het grootste deel van de moderne geschiedenis van Nederland (en belangrijke gedeelten van de geschiedenis van België).

‘Alle remonstrantse leiders namen deel aan de nieuwe intellectuele en publicitaire campagne ten gunste van tolerantie. Zij pleitten allen voor tolerantie in het algemeen, niet slechts voor remonstranten. Alleen Hugo de Groot in Parijs hield vast aan het zeer beperkte concept van tolerantie dat hij voor 1618 al uiteen had gezet, en hield vol dat een publieke of staatskerk met een overheersende positie in het godsdienstige leven van de overgrote meerderheid van de samenleving absoluut noodzakelijk was voor het evenwicht in staat en samenleving. Hoewel hij toegaf dat de regering die hij gediend had om praktische redenen de lutherse en doopsgezinde conventikels ‘oogluikend had toegestaan', ontkende hij dat zulke kerken op principiële gronden waren getolereerd of zouden moeten worden. Voor Hugo de Groot was een onaantastbaar overwicht van de publieke kerk in de samenleving fundamenteler voor haar welzijn dan vrijheid voor confessionele minderheden om zich te organiseren of voor particulieren om hun afwijkende mening openlijk te belijden.' (pagina 555)

Jonathan I. Israel. De Republiek 1477 - 1806. ISBN 9051941323. Van Wijnen - Franeker, 1996

Maurits Prins van Oranje

door Kees Zandvliet

Maurits, zoon van Willem van Oranje, werd in ballingschap in Duitsland geboren. Door de moord op zijn vader moest hij zijn studie aan de universiteit voortijdig afbreken. De achttienjarige Maurits volgde Willem van Oranje op als stadhouder en bevelhebber. Van 1585 tot 1625 stond Maurits in het centrum van de macht. Het waren cruciale jaren. De jonge Republiek voerde een onafhankelijkheidsoorlog tegen het Spaanse Rijk en groeide tegelijk uit tot een economische grootmacht.  
Maurits was ongetrouwd, maar had acht kinderen bij zes verschillende vrouwen. Hij was geïnteresseerd in wiskunde en krijgshaftige kunst, fokte paarden en hield exotische vogels. Maurits was een briljant strateeg en organisator. Als politicus en bestuurder blonk hij minder uit. Zijn positie was gecompliceerd. Hij voelde zich een vorst, maar in de Republiek was hij een stadhouder: dienaar van de machtige burgerij. Dat gaf veel spanningen die een hoogtepunt bereikten met de onthoofding van Maurits' tegenstander, de landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt. In 1625 stierf Maurits als vrijwel absoluut leider van een door interne twisten verdeeld land. 
In Maurits Prins van Oranje wordt een dramatisch leven in een belangrijke periode van de Nederlandse cultuur en geschiedenis in kaart gebracht aan de hand van meer dan 250 kunstvoorwerpen. Vrijwel alle aspecten van Maurits' leven komen aan bod. Naast de aandacht voor familie, binnenlandse politiek, geloofstwisten en het militaire bedrijf is er speciale belangstelling voor de kunsten, zijn hof, de overzeese expansie en de buitenlandse politiek.

‘Zocht Maurits inderdaad, als de advocaat (Hugo de Groot) bezwoer, de absolute soevereiniteit? Of zag Maurits het juist en was Van Oldenbarnevelt ertoe in staat omwille van de macht zijn land zelfs aan de Spanjaard te verkwanselen? Heeft Grotius inderdaad, in die zenuwslopende maanden in de Gevangenpoort die Van Ledeberg tot zelfmoord brachten, onder druk van misinformatie, toezeggingen, of foltering, zijn leermeester laten vallen?' (pagina 94)

‘Desondanks sloten de twee broers in enkele stappen tussen 1603 en 1609 een soort monsterverbond: Filips Willem kreeg Breda en Orange en de bezittingen van de oudste zus Maria, maar Maurits zou bij zijn overlijden alles erven. In 1618 was het zo ver en vielen de goederen definitief aan Maurits toe. Vanaf dat jaar was Maurits Prins van Oranje en Baron van Breda. Maurits liet gedetailleerde kaarten en gezichten maken van zijn domeinen, eerst ten behoeve van macht en machtsvertoon, later ook om de pachtopbrengsten te verhogen.' (p.189)

Nederlands beschaving in de zeventiende eeuw

door Johan Huizinga

‘Als ons bloeitijdperk een naam moet hebben laat het dan zijn naar hout en staal, pik en teer, verf en inkt, durf en vroomheid, geest en fantasie. Aldus Huizinga in zijn pleidooi voor een andere, minder zelfgenoegzame benadering van de Hollandse Gouden Eeuw. In een zestal briljante essays laat de grote historicus de lezer zijn verwondering voelen over die tamelijk kortstondige bloei, zijn oorzaken, kenmerken en innerlijke tegenstrijdigheden. In dit boek wil hij niets minder dan de essentie achterhalen van de Nederlandse beschaving. Net als in Herfsttij der Middeleeuwen blijkt ook hier Huizinga's intense belangstelling voor de kunsten. Naast vele mindere kunstenaars passeren Hooft, Bredero en Vondel de revue, evenals Frans Hals, Rembrandt en Vermeer.

‘Wij weten hoe het gegaan is: Maurits' louter politiek geïnspireerde partijkeuze van zijn soldatenstandpunt, het korte, zo goed als onbloedige conflict, de remonstrantse stadsregeringen verjaagd, de zaak der Kerk toevertrouwd aan de nationale synode, wier standpunt van tevoren vaststond, en de overwinning bezoedeld met al de partijdigheid, die men in de tegenstander gelaakt had: 't leidt tot 's lands treurspel op het Binnenhof. Zo handhaafde zich het calvinisme, gezuiverd van de arminiaanse ketterij, in zijn positie als Kerk van de staat, die toch niet staatskerk was. (...) Het systeem dat de kerkelijke verhoudingen bepaalde, kon noch volledige godsdienstvrijheid noch principiële verdraagzaamheid heten.' (pagina 80)

‘We zeiden het al: 1618 mocht kerkelijk een overwinning betekenen, staatkundig bracht het niet veel meer dan een lichte verschuiving en uit het oogpunt der beschaving betekent het nauwelijks meer dan een compromis tussen twee levensrichtingen. De wisseling van personen in de regeringscolleges heeft het regeringsstelsel niet veranderd en de beschavingsinhoud van de leidende klasse evenmin.' (pagina 82)

Johan Huizinga. Nederlands beschaving in de zeventiende eeuw. Een schets. ISBN 9025412556. Contact, Amsterdam, 1998.

Oorlog, mijn arme schapen

door Ronald de Graaf

Slag bij Nieuwpoort 1600, maar wat gebeurde er bij Nieuwpoort? En bij het Beleg van Leiden en van Alkmaar en van Haarlem?  
Hoe werd die Tachtigjarige oorlog eigenlijk gevoerd? Wat verdiende een soldaat, hoeveel vrouwen waren er in het leger, welke wapens had men, hoe werd er geëxerceerd, hoe kwam men aan eten, hoe gedroeg het soldatenvolk zich, wie had het in het leger voor het zeggen (Oranje, de Staten-Generaal?), welke krijgslisten werden toegepast. En: waarom hebben we Nieuwpoort onthouden en zijn we Oostende vergeten! 
Nog niet eerder werd dit beslissende stuk vaderlandse geschiedenis zo grondig en rechtsreeks vanaf het slagveld beschreven.

‘Toch wilden ze Maurits zelf laten kiezen en hij koos voor het weinig realistische plan om Den Bosch opnieuw te belegeren. Zeeland was erop tegen (te ver, te duur, te zwaar) en ook Johan van Oldenbarnevelt, maar Maurits wist zijn zin door te drijven. Het is hier de vraag of de raadspensionaris verweten mag worden dat hij politiek-economische doelen bevooroordeelde boven militair-strategische, immers hij wilde liever de strijd in Vlaanderen rekken wat nadelig was voor Spaanse piraten en gunstig uitpakte voor de handel op Indië. (...) Hadden niet verschillende Statenleden persoonlijk baat bij een sterk aandeel VOC? Was de raadspensionaris niet één van de grote initiatiefnemers tot de oprichting geweest?' (pagina 342)

‘Ten derde werd er in onbekende mate geplunderd door verlopen militairen, soldaten die op enig moment de benen hadden genomen. Zelfs tijdens de succesvolle Maascampagne verliepen sommige troepen al binnen een maand. Het Staatse leger kende tot 1635 geen echte regimenten - vreemd, want in alle omringende landen waren ze al lang ingevoerd, terwijl hier nog met kolonelschappen werd gewerkt - en dat betekent dat morele zaken als group loyalty to the flag en loyalty to the colours of the regiment, samen met de eed van rouw toch een traditioneel bindmiddel tegen desertie, niet werden benut.' (pagina 552)

‘Waar allen (soldaten) eenparig over zwijgen is dat zij dienst namen om de tirannie te verdrijven, om de Nederlanden te behouden voor de Reformatie of om de oude privileges te herstellen. Dit waren voor hen ten hoogste bijkomstigheden. Primair zagen zij het Staatse leger als werkgever.' (pagina 559)

  • Ronald de Graaf. Oorlog, mijn arme schapen Een andere kijk op de Tachtigjarige Oorlog 1565-1648. ISBN 9051942729. uitgeverij Van Wijnen, Franeker, 2004.

Het einde van Johan van Oldenbarnevelt

door Thomas Rosenboom

'Maak het kort, maak het kort!' waren de beroemde laatste woorden van één van de grootste staatslieden uit de Nederlandse geschiedenis, Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619). Dankzij zijn knecht Jan Francken is er een persoonlijk verslag van zijn arrestatie, laatste dagen en terechtstelling. Dat geschrift is nu prachtig hertaald door Thomas Rosenboom, die eerder met veel succes hetzelfde deed met het journaal van Bontekoe.

Tot aan zijn dood was Van Oldenbarnevelt landsadvocaat van de Staten van Holland, maar zijn feitelijke macht reikte verder. Terwijl de jonge stadhouder Maurits van Oranje zich vooral bezighield met de uitvoerende en militaire macht, dirigeerde Van Oldenbarnevelt de politiek. Lange tijd ging dat goed, maar na 1600 liep de spanning tussen de twee op. 
Tijdens het Twaalfjarig Bestand kwam de definitieve breuk. Maurits maakte van de gelegenheid gebruik om zijn rivaal ter zijde te schuiven: Van Oldenbarnevelt werd gearresteerd en wegens hoogverraad ter dood veroordeeld. 
Zijn trouwe knecht Jan Francken, die zijn heer tot op het schavot begeleidde, heeft de laatste maanden van Van Oldenbarnevelt zeer persoonlijk beschreven. Zijn ontroerende en indringende verslag is nu voorzien van noten en een toelichting van René van Stipriaan en vertaald door taalkunstenaar Thomas Rosenboom: ‘Deze sfeer van onmacht en onwetendheid, enigszins vergelijkbaar met die in Het Proces van Kafka, krijgt met het almaar voortduren van de gevangenschap een steeds dreigender karakter, wat de tekst beslist een literaire kwaliteit verleent.'

‘Mijn heer sprak toen de volgende woorden: ‘Zeg tegen mijn vrouw en kinderen dat zij elkaar in liefde en verbondenheid zullen troosten, en dat ik door Gods genade vrede heb gevonden, en dat ik voor hen hetzelfde toewens. Zeg mijn kinderen bovendien dat ik hoop dat zij voor mijn vrouw lief en zorgzaam zullen zijn, de korte tijd dat zij nog te leven heeft'. (pagina 62)

‘Ik leidde mijn heer om het zand heen, zodat hij met zijn gezicht naar het noorden kwam te staan, tevens naar de Franse kerk. Toen hij dan op het zand neerknielde, nam ik voor het laatst afscheid van mijn heer. Hij zei: ‘Maak 't kort, maak 't kort!' De geweldige en de beul zeiden tegen mij: ‘Aan de kant,' en ik was nog maar nauwelijks het schavot af of de bijl viel. Met drie of vier krachtige slagen gulpte het bloed uit het lichaam; mijn hart kromp ineen van pijn en afschuw.' (pagina 71)

| Meer