Zeezicht 3

Tuin van Holland

Boven water / Onder water

Historische inleidingen 'Proloog / Epiloog'

Juluis Civilis

Julius Civilis, leider van de Bataafse opstand tegen de Romeinen in 69 na Christus, zou één oog hebben gehad, rood geverfd haar en slimmer zijn geweest dan je van een barbaar mocht verwachten. Na een felle strijd tegen de Romeinse overheersing eindigde de opstand die hij leidde uiteindelijk in vredesbesprekingen. Of Julius Civilis echt heeft bestaan, en hoe heroïsch zijn strijd tegen de Romeinen werkelijk was is niet met zekerheid te zeggen. Zeker is dat de legende van de Bataafse opstand tegen de Romeinen één van de ontstaansmythes van Nederland is geworden waar de Nederlanders maar al te graag mee dwepen. 

Anton Adriaan Mussert (1894-1946)

In 1925 speelde Anton Mussert zijn eerste belangrijke rol in de nationale politiek. Als hoofdingenieur van de provinciale waterstaten van Utrecht leidde hij met succes de oppositie tegen een verdrag met België dat in zijn ogen schadelijk zou zijn voor de nationale belangen van Nederland. Hij had de smaak van de politiek te pakken en op 14 december 1931 richtte hij de Nationaal-Socialistische Beweging op. Anders dan de Duitse NSDAP was deze partij aanvankelijk slechts nationalistisch en tot 1938 konden ook joden lid worden. In de jaren voor de Duitse bezetting radicaliseerde de partij echter in hoog tempo, en verbond Mussert zijn lot steeds nauwer met dat van Hitler. Hoewel hij vanaf 1942 door de Duitsers werd erkend als 'leider van het Nederlandse volk' had deze functie in de praktijk weinig om het lijf. Als spreekbuis van de bezetters werd Mussert al snel de meest gehate man van Nederland. Enkele dagen na de bevrijding werd hij opgepakt op beschuldiging van hulpverlening aan de vijand, een aanslag op de grondwettelijke regering en een poging Nederland onder vreemde heerschappij te brengen. Op 7 mei 1946 werd Mussert op de Waalsdorpervlakte in Den Haag geëxecuteerd. 

Prins Bernhard (1911-2004)

Na een rustige jeugd op het Duitse landgoed Reckenwalde en een studie rechten in Lausanne, München en Berlijn trouwde prins Bernhard in 1936 met kroonprinses Juliana. Hij speelde een actieve rol in de Tweede wereldoorlog aan Britse zijde, en na de oorlog zette hij zich in voor het economische herstel van Nederland. Ook maakte hij zich sterk voor de natuur en was hij grondlegger en eerste voorzitter van het Wereld Natuur Fonds. Dat hij het niet zo nauw nam met de regels kwam voor het eerst aan het licht in de jaren 70 toen hij beschuldigd werd van omkooppraktijken. Als gevolg van deze Lockheed-affaire raakte Bernhard veel van zijn publieke functies kwijt en liep zijn imago een flinke deuk op. Dit werd nog erger toen er in 1996 bewijs op tafel kwam dat Bernhard lid was geweest van de Duitse SA en de Reiter-SS. Ook geruchten over het bestaan van een stadhouderbrief, waarin Bernhard zichzelf als stadhouder van Nederland aan Hitler aanbiedt, heeft het beeld van prins Bernhard geen goed gedaan. Zelf heeft hij zowel zijn lidmaatschap van de SA als het bestaan van de stadhouderbrief altijd krachtig ontkend. Wel gaf hij postuum toe twee buitenechtelijke dochters te hebben verwekt bij zijn maîtresses. 

De Oranjefan

Op 24 januari 1966 reden Ard Schenk en Kees Verkerk op het Europees kampioenschap schaatsen in Deventer naar hun eerste grote successen. Op de tribunes was er nog nauwelijks oranje te bekennen, maar dat zou snel veranderen. Schaatsfans volgden Ard en Keessie naar de grote Europese toernooien en trokken met hun uitbundige aanmoedigingen en oranje uitdossingen veel bekijks. De eerste 'oranje-hits' als 'Ard die wint de Wereldcup' en 'Keessie, Keessie' werden geschreven en de NS zette de speciale 'Ard en Keessie express' in om de fans naar de grote toernooien te brengen. Toen het Ard en Keessie tijdperk in 1973 eindigde moest het inmiddels ontstane Oranjelegioen op zoek naar nieuwe helden. Het WK voetbal van 1974 bood uitkomst. Was het Nederlands elftal in de aanloop naar het WK nog nauwelijks gesteund door de supporters, bij de openingswedstrijd tegen Uruguay zaten er 25.000 Nederlandse fans op de tribune. Velen in oranje gekleed en luidkeels het Wilhelmus meezingend. Tijdens het Europees kampioenschap voetbal dat in 2000 in eigen land werd gehouden werd de opbrengst van oranje merchandising op ruim 50 miljoen euro geschat. De oranjefan was een feit. 

André  Hazes (1951-2004)

Op 27 september 2004 waren ruim 48.000 mensen getuige van de emotionele afscheidsceremonie van volkszanger nummer één: André Hazes. Nog eens zes miljoen televisiekijkers zagen hoe de kist op de middenstip van de Amsterdam Arena werd toegezongen door veel van zijn oud-collega's. Door een erehaag van F-side Ajaxsuporters met Bengaals vuur verliet de kist het stadion. Een jaar later werd André verdeeld over tien vuurpijlen het heelal in geschoten. Nederland had op passende wijze afscheid genomen van de man die verantwoordelijk was voor legendarische meezingers als Eenzame kerst, Een beetje verliefd, Uit m'n bol en Wij houden van Oranje

Kenau Simonsdochter Hasselaer (1526-1588/1589)

Kenau is beroemd geworden door haar strijd tegen de Spanjaarden. Tijdens het beleg van Haarlem (1572-1573) zou zij een groep van driehonderd vrouwen hebben aangevoerd die de vijand met kokend water en pek te lijf gingen. In hoeverre zij werkelijk meegevochten heeft is niet meer te achterhalen, maar dat zij een diepe indruk heeft gemaakt op haar tijdgenoten staat vast. Al vlak na haar dood werd haar naam synoniem voor een vrouw waar danig rekening gehouden mee moest worden. Deze reputatie had zij te danken aan haar harde manier van zaken doen waarbij zij er niet voor terug deinsde een eindeloze reeks juridische procedures te starten om haar gelijk te halen. 

Majoor Bosshardt (1913-2007)

Na het bijwonen van een openlucht bijeenkomst van het Leger des Heils in 1932 besloot de toen achttienjarige Alida Bosshardt heilsoldaat te worden. Ze trok zich met name het lot van de zwervers, drugsgebruikers en prostituees aan, en tot haar pensioen in 1978 leidt zij het Goodwillwerk van het Leger des Heils in de verloederde binnenstad van Amsterdam. Ook na haar pensionering bleef de majoor zich inzetten voor de goede zaak. In 2004 ontving ze de Yad Veshem-onderscheiding voor haar hulp aan joodse kinderen in de Tweede Wereldoorlog. Tot haar dood in 2007 was majoor Bosshardt het geweten van Nederland, onze eigen moeder Theresa. 

Anne Frank (1929-1945)

Ondanks het feit dat Anne Frank nooit in bezit is geweest van het Nederlandse staatsburgerschap is zij hét symbool geworden van het Nederland tijdens de Duitse bezetting. In 1934 vluchtte de joodse familie Frank voor het oprukkende nazi geweld vanuit Frankfurt naar Amsterdam. Vanaf 1942 dook het gezin onder aan de Prinsengracht waar ze twee jaar later na verraad werden ontdekt. Met de laatste trein die van Westerbork naar Auschwitz reed vertrokken ze richting Polen. Uiteindelijk zou alleen vader Frank de oorlog overleven. Begin maart 1945 stierf Anne aan tyfus in het concentratiekamp Bergen-Belsen. Het dagboek dat Anne Frank tijdens de onderduikperiode heeft bijgehouden is inmiddels in 65 talen verschenen, met als laatste toevoeging een vertaling in het Afghaans. 

Zeeuws meisje (1894-2000)

Het margarinemerk Zeeuws meisje werd in 1894 door Unilever opgericht. Decennia lang fietste het Zeeuws meisje met haar prachtige gouden kap door het Hollandse landschap, ons verzekerend dat we geen cent teveel zouden betalen voor haar margarine. Een merk dat iedere Nederlander kende, maar door slechts weinigen werd gekocht. De goedkope margarine werd het symbool van de zuinige Zeeuwse volksaard, en toen Unilever in 2000 aankondigde te stoppen met de productie van de margarine hadden de consumenten eigenlijk maar één vraag: hoe lang waren de zegeltjes nog geldig? 

Sjoukje Dijkstra (1942)

Als veertienjarige debuteerde kunstrijdster Sjoukje Dijkstra op de Olympische Spelen van 1956 in Cortina d'Ampezzo. Vier jaar later in Squaw Valley won zij een zilveren medaille en in 1964 haalde zij als eerste Nederlandse ooit een gouden medaille op de winterspelen van Innsbruck. Na dit succes schaatste ze nog ruim acht jaar bij Holiday on ice. Zij werd in totaal drie maal wereldkampioen, vijf maal Europees kampioen, zes maal sportvrouw van het jaar, benoemd tot Ridder in de orde van Oranje Nassau, erelid van de KNSB én uitgeroepen tot Nederlands beste kunstrijdster van de 20e eeuw.  

Mata Hari (1876-1917)

Margaretha Zelle kwam uit een bemiddeld Fries gezin dat na financiële problemen uit elkaar was gevallen. Na een opleiding tot kleuterleidster trouwde ze met de officier Rudolph Mac Leod. Ze had hem via een contactadvertentie leren kennen, en samen met hem vertrok ze naar Indië. Hier nam ze de artiestennaam Mati Hari (oog van de dageraad) aan en leerde ze de oosterse dansen waarmee ze later furore zou maken. Het huwelijk liep op de klippen en eenmaal terug in Europa bleek de oosterse dansact van Mati Hari een groot succes. Niet alleen haar danskwaliteiten maakten indruk, ook deelde ze met vele hoge ambtenaren en officieren het bed. Tijdens de eerste wereldoorlog werd zij verdacht van spionage voor Duitsland en in 1917 werd Mata Hari door de Fransen geëxecuteerd. 

Willem van Oranje (1533-1584)

Willem van Oranje werd op 24 april 1533 in Dillenburg geboren en werd onder het bewind van de Spaanse koning Filips II tot hoogste ambtenaar in de Nederlanden benoemd. Toen in de jaren die volgden de onderdrukking van de protestantse bevolking vanuit Spanje toenam en de hoge inlandse adel hun machtspositie dreigden kwijt te raken vluchtte Willem van Oranje naar Duitsland om van daaruit de oppositie te leiden. In 1572 escaleerde de strijd en in 1580 werd Willem van Oranje vogelvrij verklaard op beschuldiging van 'rebellie tegen de vorst, opruiing, samenzwering en sympathie voor de ketters'. Vier jaar later werd hij op de trappen van Het Prinsenhof in Delft door de katholieke fanaticus Balthasar Gerards vermoord.

De klacht van de Vrede

door Erasmus

De klacht van de Vrede, waarin de Vredesgodin hoogstpersoonlijk haar klacht voordraagt, is één van de vroegste pacifistische geschriften. Erasmus schreef deze tekst naar aanleiding van een geplande topconferentie van Europese vorsten over het voor eens en altijd uitbannen van de oorlog. Een conferentie die echter niet doorging. Erasmus' bijdrage aan dit (mislukte) vredesinitiatief is, gezien de rijkdom van de erin beschreven gedachten, van blijvende waarde gebleken. De klacht van de Vrede blijft - en vooral in tijden van dreigend geweld en onzekerheid - één van de mooiste teksten van de vredesliteratuur. Het is een stilistisch meesterwerk - een langgerekte ode aan de geweldloze samenleving en een pleidooi voor verdraagzaamheid.

‘Maar wat een gruwel! Geen spoor van ware eendracht valt bij hen op te merken. Gekunsteld en gehuicheld is alles; door openlijke kuiperijen, door geheime intriges en na-ijver is alles bedorven. Ja, zelfs (wat meer is): ik weet nu dat bij hen de zetel van de vrede niet is, omdat juist hier alle oorlogen hun oorsprong en kweekplaats vinden. Waarheen moet ik, ongelukkige, mij nu begeven, nadat ik zo vaak in mijn verwachtingen ben teleurgesteld? Deze vorsten zijn veeleer gewichtige dan geleerde heren en zij worden meer door hun begeerten dan door een juist oordeel geleid.' (pagina 30)

‘Er is nauwelijks een vrede zo onrechtvaardig dat hij niet te verkiezen is boven de rechtvaardigste oorlog.' (pagina 60)

Erasmus. De klacht van de Vrede. ISBN 9061002591. Ad. Donker, Rotterdam, 1986

Onredelijkheid

door Bas Heijne

Wie wil je zijn? De wereldburger, opgenomen in een mondiaal netwerk van BlackBerry's? Of ga je op zoek naar waar je vandaan komt, naar het landschap van je voorouders? In onredelijkheid onderzoekt Bas Heijne de nieuwe behoefte aan identiteit die Nederland in zijn greep houdt. De grote verwachtingen na de Tweede Wereldoorlog - het verenigd Europa, de multiculturele samenleving en de ontkerkelijking - staan plotseling fel ter discussie. De verlichte idealen van eenwording en universalisme hebben plaatsgemaakt voor een verlangen naar eigenheid en een kleine gemeenschap. Vaak staan de partijen - gelovigen en ongelovigen, kosmopolieten en nationalisten - lijnrecht tegenover elkaar. Wat is er gebeurd?

‘We hebben niets tegen verscheidenheid. Maar hoeveel eigenheid van anderen kunnen we verdragen? En wanneer slaat het recht op eigenheid om in onverdraagzaamheid?' (pagina 56) 

‘Het zal van veel mensen domweg te veel gevraagd zijn om dit gespleten ideaal, het accepteren van tegenkrachten die je eigen identiteit lijken te relativeren, als hoopvol te onderschrijven. Regionalisme en kosmopolitisme, culturele eigenheid en multiculturalisme, de behoefte aan geloof in een rationele wereld: steeds wordt je voorgehouden, en op steeds fellere toon, dat je zult moeten kiezen. Aan welke kant sta jij? Denkers, politici en polemisten leggen vooral de nadruk op één kant van het verhaal - omdat beide kanten elkaar lijken tegen te spreken. Lijken, want zoals ik hier heb geprobeerd te laten zien, gaat het uiteindelijk om een paradox, niet om een echte tegenstelling. Wat gerelativeerd wordt, is niet de noodzaak van verlicht wereldburgerschap en ook niet de behoefte aan eigenheid. Wat gerelativeerd moet worden is de gedachte dat ze onafhankelijk van elkaar zouden kunnen bestaan, en dat ze elkaars tegenpolen zijn. Aangezien ze nauw met elkaar verstrengeld zijn, is dat een misvatting. Het gaat erom een kleine, houdbare wereld te maken in het besef dat de grote wereld zich niet laat negeren. Dat is een opdracht met de kracht van een ideaal.' (pagina 124)

Bas Heijne. Onredelijkheid. ISBN 9023426660. De Bezige Bij, Amsterdam, 2007

Terug in de tijd

door Koos Posthuma

Meestal herkennen we de jaartallen nog wel, maar hoe zat het ook al weer? Koos Posthuma frist ons geheugen op; hij voert ons in levendige vertellingen terug in de tijd. Hij vertelt over de Beeldenstorm, de inname van Den Briel, de Slag bij Nieuwpoort, de gebroeders De Witt, enz.

‘Civilis kende ze goed, de Romeinse heersers. Meer dan twintig jaar was hij officier geweest die het bevel voerde over een cohort van zeshonderd man. De Bataven moesten te allen tijde vijfduizend man leveren aan de Romeinse bezetter, voetvolk en ruiters die befaamd waren, omdat zij op linie te paard rivieren konden overzwemmen.' (pagina 27)

Koos Posthuma. Terug in de tijd. Vaderlandse geschiedenis in schetsen en portretten. ISBN 9029538333. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2005

De geschiedenis van Nederland

door Michael North

Centraal in dit boek staat de geschiedenis van de Nederlandse Republiek en het Koninkrijk Nederland tot op de dag van vandaag. Michael North begint zijn beschrijving met de territoriale eenmaking in de Bourgondische periode, de veertiende/vijftiende eeuw, en schenkt vervolgens aandacht aan de emancipatie van het noorden uit het rijk van de Spaanse Habsburgers in de zestiende eeuw. Het kan overmoedig lijken om de geschiedenis van een land in zo'n dun boek te willen beschrijven, en de in de afgelopen jaren ontstane handboeken, allemaal minstens zevenhonderd bladzijden dik, kunnen dit oordeel staven. Maar de ‘beperking tot het wezenlijke' opent twee nog niet benutte mogelijkheden: enerzijds om de lezer een tot dusver ontbrekende, bondige geschiedenis van de Nederlanden in handen te geven, en anderzijds om inhoudelijk bepaalde accenten te leggen. Zo worden in de hier volgende beschrijving die verschijnselen, structuren en perioden van de Nederlandse geschiedenis geëvalueerd, die het unieke van de Nederlanden in de Europese geschiedenis uitmaken: Bourgondische stedelijke en hoofse cultuur (vijftiende eeuw); religie en revolutie (zestiende eeuw); kunst en commercie in de Gouden Eeuw (zeventiende eeuw); republikeinse en revolutionaire tradities (achttiende eeuw); restauratie en monarchie (negentiende eeuw); sociale zekerheid en politieke stabiliteit (twintigste eeuw).

‘Des te omvangrijker was de institutionele collaboratie van het bestuurlijke en ambtenarenapparaat. Deze begon bij de secretarissen-generaal, die in plaats van de in ballingschap verkerende ministers de ministeries leidden en dus openlijk met de rijkscommissaris samenwerkten om chaos te voorkomen. Ook op het middenniveau van het bestuur legden technocraten echter een ongekende ijver en een gehoorzaamheid aan de dag waarmee ze de wensen van de bezetters voor probeerden te zijn. Toen deze bijvoorbeeld de registratie van alle joodse winkels in Amsterdam eisten, namen de ambtenaren de joodse marktkramen daar meteen ook maar bij op. Nog nauwer was de samenwerking van de Nederlandse politie met de Duitsers: zelfs bij de uitvoering van Jodenvervolging en deportatie betoonden de politiemannen zich volgzame uitvoerders van de Duitse maatregelen. Men moet ook de 20.000 Nederlanders die vrijwillig dienst namen bij de SS niet vergeten, evenmin als de economische collaboratie van de Nederlandse industriëlen. Met als oogmerk de productie en productiviteit van de Nederlandse economie op peil te houden, produceerde men in toenemende mate voor de Duitse oorlogseconomie.' (pagina 148)

Michael North. De geschiedenis van Nederland. ISBN 9035132719. Bert Bakker, Amsterdam, 2008

Hollands welbehagen

door Herman Pleij

Een Nederlands volkskarakter bestaat niet, maar toch zijn er nationale eigenaardigheden. Die hebben van alles te maken met taal en nederzettingsgeschiedenis. Wonen en leven in een moerasdelta veronderstelt immers de aanmaak van een eigen overlevingspakket. In Hollands welbehagen waagt Herman Pleij een poging onze collectieve mentaliteit te beschrijven zoals blijkt uit driftig beleden verworvenheden als schaatsen en de sinterklaasviering. Veel aandacht besteedt hij aan het ‘Oranjegedoe', het luidruchtig gecultiveerd nationalisme, waarvan wij altijd meenden en beweerden niets te moeten hebben. Tenslotte gaat hij zelf ook gebukt onder het nationale gelijkheidsbeginsel, de superdemocratie, de polderkoorts en de dijkmanie - waardoor voetballen, studeren en besturen zo hun eigen kleuren gekregen hebben.

‘De sterke behoefte aan een collectievere en frequentere beleving van het wij-gevoel bedient zich dus niet alleen van de kleur oranje van het beroemdste gezin in ons midden, maar toont zich ook in de uitvergroting van een in alle kringen opererende gezelligheid. Oranje is gezellig met zijn allen gezinnetje spelen. Verwant daaraan is het reduceren van alles wat vreemd, bedreigend, groots, extreem en meeslepend is tot huiskamerformaat. Dan wordt het vanzelf gezellig. Zelfs heel Nederland hebben we daaraan onderworpen in het pretpark Madurodam, zodat niemand van ons meer bang hoeft te zijn voor dat grote land dat alleen voor buitenlanders klein aandoet. Verder hebben we de taal hierop ingericht door het openen van een onafzienbare reeks van mogelijkheden tot het maken van verkleinwoorden met het achtervoegsel ‘je'.'(pagina 29)

‘Hoe is het mogelijk dat een zo uitgesproken katholiek feest juist in een land met calvinistische verbeelding tot grote hoogten stijgt? (...) ook nu is het feest nog steeds in de eerste plaats een reinigingsritueel. Zou men pogen om de huidige collectieve mentaliteiten in dit land te beschrijven, dan kan men zich het best baseren op de verzamelde sinterklaasgedichten van één jaar. Hierin staat alles wat Nederlanders niet bevalt aan elkaar. En op de verjaardag van Sint - maar alleen dan - mag dat hardop gezegd worden, zolang het maar rijmt. Iedereen weet dat men elkaar bij die gelegenheid de vreselijkste dingen kan toevoegen. Die worden door het gerijm niet alleen verzacht, maar krijgen daardoor ook een uitermate oubollig karakter. Dat lucht op. En we kunnen weer een jaar verder.' (pagina 68)

Herman Pleij. Hollands welbehagen. ISBN 9057136287. Ooievaar, Amsterdam, 2002

Entoen.nu

Rapport van de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon

De website entoen.nu is in 2006 ontwikkeld door de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon en sinds 3 juli 2007 ondergebracht bij de stichting entoen.nu. Entoen.nu is bedoeld voor alle geïnteresseerden in de Nederlandse cultuur en geschiedenis, en in het bijzonder voor leerlingen en docenten in de bovenbouw van het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Stichting entoen.nu stimuleert het gebruik van de canon van Nederland in onderwijs en samenleving als verhaal van het land dat wij gezamenlijk bewonen. Ze doet dat onder meer via deze website, waar de vijftig vensters in woord en beeld worden gepresenteerd, waarin een variëteit aan nadere informatie wordt geopend. Het aan de website gekoppelde discussieforum biedt gelegenheid voor het gesprek over de canon.

  • Entoen.nu De canon van Nederland. Rapport van de commissie ontwikkeling Nederlandse canon. Deel A, B en C. Ministerie OCW, Den Haag, 2006

De canondiscussie

Boekman 79

Nederland lijkt aan een ware canonepidemie te lijden. De canondiscussie raakt aan gevoelige snaren in de samenleving: is een culturele canon een kans om de sociale cohesie te bevorderen of fungeert hij juist als sociale splijtzwam? Is canoniseren een vorm van culturele dijkbewaking? Kan een canon zowel hoge als lage kunst in brons gieten? Vraagt de muziek om een meerstemmige canon? Omvat de theatercanon de hele theatergeschiedenis? Is de canon van de Nederlandse film een consensuslijst? Is de canondiscussie een gebed zonder eind? En, waarom heeft een interculturele canon de toekomst?

‘Heeft een lijstje exclusief Nederlandse culturele hoogtepunten nut? Een exclusief Nederlandse cultuur bestaat niet, net zomin als een Nederlandse identiteit. Hou dus op met die canondiscussie en ga Shakespeare en de Bijbel lezen! (...) Als politici en hun propagandisten gaan verordonneren dat het nationale erfgoed moet worden gepimpt, kun je op je vingers natellen dat dit ene publiekideologisch doel dient: het afbakenen van het eigene tegenover alles wat van buiten komt, het bedreigende vreemde. Zonder het celebreren van dat eigene schijnt een immigratieland als Nederland niet te kunnen voortbestaan.' (Elsbeth Etty, Geef voorrang aan de Bijbel, pagina 28)

‘Omdat ik altijd bereid ben mee te denken als mij iets wordt verzocht, wil ik best antwoord geven op de vraag of ik ideeën heb over een literaire canon. Naar mijn mening bestaat zo'n canon al lang: Homerus, de Griekse tragedies, de Bijbel, De Goddelijke Komedie van Dante, Shakespeare en Goethes Faust. Daarin is alles wel zo'n beetje gezegd wat er over het menselijk bestaan te zeggen valt, de rest is variatie en interpretatie.' (Elsbeth Etty, Geef voorrang aan de Bijbel, pagina 31)

  • Elsbeth Etty, Geef voorrang aan de Bijbel. Voor een Nederlandse literaire canon volstaat Multatuli. Boekman 79, zomer 2009

Verleden van Nederland

door Geert Mak e.a.

Nederland verandert de laatste jaren in een steeds hoger tempo. Dat maakt het zinvol terug te kijken naar de weg die is afgelegd. Het geeft gevoel van richting en helpt verder te gaan. Iedere generatie heeft nieuwe en andere vragen aan de geschiedenis. Iedere generatie verwerft andere inzichten dan voorgaande generaties. Geert Mak schiep, met vier andere eigenzinnige historici, een nieuwe kijk op het verleden van Nederland vanuit de 21ste eeuw, soms ontnuchterend, maar telkens weer verrassend. In het rijk en origineel geïllustreerde boek Verleden van Nederland trekken alle belangrijke historische gebeurtenissen en figuren uit de geschiedenis van de Lage Landen voorbij. Het is een uiterst toegankelijk, rijk geïllustreerd werk om telkens weer naar terug te grijpen, vol feiten, data, anekdotes, analyses en unieke historische beelden. Maar ook voor wie de Nederlandse geschiedenis goed denkt te kennen biedt Verleden van Nederland tal van nieuwe inzichten. Een verhaal dat voortdurend verrassingen biedt, en dat aanmoedigt tot verdere verdieping.

‘Wie zonder aarzeling spreekt over ‘de identiteit' van Nederland, zoals die zou blijken uit de geschiedenis, ziet een rivier die schijnbaar onveranderlijk doorstroomt. Wie deze stroom relativeert, ziet de rivier als een complex systeem van verandering, bepaald door gestaag meanderen, plotselinge overstromingen en grote verschillen in stroomsnelheid. Toen prinses Máxima in 2007 in het openbaar zei: ‘Nederland is te veelzijdig om in één cliché te vatten. De Nederlander bestaat niet,' wees zij op het vliedende en vluchtige karakter van die rivier. Haar critici wezen haar daarentegen op de huidige vaste rivierbedding, gekanaliseerd en gecanoniseerd. En op hun manier zijn beide standpunten even juist als onjuist. Waar het in de geschiedenis om gaat, is het zoeken van een beschrijving van eender en anders, van het gelijkblijvende en het veranderende.' (pagina 8)

‘We koesteren graag het idee dat een beschaving altijd vooruitgaat, dat civilisatie een onontkoombaar proces is, dat er sprake is van een eindeloos opgaande lijn. Dat is eveneens een mythe. Er is ook altijd sprake geweest van perioden van terugval, van het verdwijnen van allerlei vormen van beschaving, van dencivilisatie.' (pagina 55)

Typisch Nederlands

door Herman Vuijsje & Jos Van Der Lans

Toen prinses Maxima meldde dat ‘de Nederlander niet bestaat' was het land te klein en moest de minister-president spitsroeden lopen. Een onbegrijpelijke opwinding, want Hare Koninklijke Hoogheid had volkomen gelijk. De Nederlandse identiteit is een grabbelton waaruit ieder het zijne oppikt. Typisch Nederlands biedt daarbij een vrolijke catalogus. Zoek uw favoriete en minder geliefde nationale trekjes en zet uw hoogstpersoonlijke Nederlandse identiteit in elkaar.

Kaasschaaf. Dunschiller. Kaasschaaf. Flessenlikker. Wat hoort in dit rijtje niet thuis? Juist, de kaasschaaf, want dat is in tegenstelling tot wat elke Nederlandse kaasboer beweert, een Noorse uitvinding. In 1925 ontwikkelde Thor Bjorkland in Lillehammer een ostehovelen of wel kaasschaaf. Het bleek een gouden greep, want de schaaf verspreidde zich razendsnel over Scandinavië en Noord-Europa. Wel onmiskenbaar Nederlands is de ‘kaasschaafmethode'; zo bezuinigen dat iedere afdeling van de club een gelijk deel moet ophoesten. Ook hier geldt:hoe dunner de plakjes, hoe meer voldoening.' (pagina 67)

‘Frau Antje. Negen van de tien Duitsers weten wie Frau Antje is: het Nederlandse meisje met de rode blosjes, de gouden vlechten en de gouden kaas. Jaarlijks importeert Duitsland 230 miljoen kilo kaas uit Holland - zo'n veertig procent van de Nederlandse export. In 1954 was dat nog heel wat minder. Daarom liet het Nederlands Zuivelbureau een kaasmeisje tekenen dat de Käse aus Holland moest promoten. In 1961 werd op de Duitse tv de eerste commercial uitgezonden met in de hoofdrol een kaasmeisje dat Frau Antje werd genoemd. Tal van blonde schonen traden, in een mix van Nederlandse klederdrachten, in haar voetsporen. In 1984 poseerde Frau Antje, ontdaan van haar kleding maar met kaas, zelfs in de Duitse Playboy.' (pagina 36)

  • Herman Vuijsje en Jos van ver Plas. Typisch Nederlands Vademecum van de Nederlandse identiteit. ISBN 9025431853. Pandora, Contact, 2009.
  • Frau Antje op YouTube

Gelijkheid en onbehagen

door Leo Lucassen & Wim Willems

Mensen neigen er toe het recente verleden te bekijken door het prisma van het heden. Maar het omgekeerde geldt ook: hun blik op het heden wordt gekleurd door beelden over vroeger. In die slingerbeweging tussen toen en nu krijgt nostalgie vrij spel. Ook ontstaan blinde vlekken voor de continue veranderingen waaraan een samenleving onderhevig is. Zelden wordt er met een onbevangen blik achterom gekeken. In Gelijkheid en onbehagen wordt een reeks prikkelende gedachten geformuleerd over de consequenties van die bijziendheid. In West-Europa is sinds de Verlichting het ideaal maatschappelijke gelijkheid voor ongelijkheid, en dat veroorzaakt steeds meer onbehagen over de feiten van de samenleving. Dat verklaart de obsessieve aandacht voor de inburgering van buitenlanders en hun nazaten. Dat geldt ook voor de roep om herbezinning op de wortels van nationale gemeenschappen, met verhitte discussies over canonisering, stedelijke identiteiten, sociale cohesie, burgerschap, en gedeelde normen en waarden. Het verleden wordt daarbij gebruikt hoe het uitkomt, wat leidt tot vormen van collectief geheugenverlies, morele paniek en ontkenning van de maatschappelijke dynamiek. De auteurs pleiten daarom voor historische reflectie en het vastleggen van meerstemmige verhalen.

‘Welnu beginnend bij de opstand tegen Filips II aan het einde van de zestiende eeuw, kunnen we niet om de massale immigratie van zo'n vijftig à honderdduizend Zuidelijke Nederlanders heen, die steden als Leiden, Alkmaar, Haarlem, Rotterdam en Amsterdam ingrijpend hebben gewijzigd. Zo verzesvoudigde het inwonertal van Leiden tussen 1585 en 1670 van 12.000 naar meer dan 70.000 en namen de Franssprekende immigranten uit de omgeving van Lille en Roubaix de stad als het ware over, de autochtonen tot minderheid reducerend en maakten ze Leiden tot één van de belangrijkste centra van wolproductie in Europa. (...) Zo was meer dan een derde van het startkapitaal van de VOC afkomstig van Zuid Nederlanders. (...) Minder groot in aantal maar zeer invloedrijk waren de Iberische joden die zich in het begin van de zeventiende eeuw vooral in Amsterdam vestigden. Een eeuw later dient in ieder geval de komst van zo'n vijftigduizend Franse Hugenoten te worden gememoreerd, van wie velen al snel vooraanstaande posities in de Nederlandse maatschappij innamen, en waarvan de Waalse kerken in menig Nederlandse stad de stille getuigen vormen. (...) In de achttiende eeuw kan de komst van duizenden Asjkenazische joden uit Polen niet onvermeld blijven, wier Hoogduitse synagoge en de omringende jodenwijk het aanzien van Amsterdam zo lang bepaalden en die het hoofdstedelijk dialect en de humor eeuwenlang hebben gekruid.' (pagina 91-93)

‘Wie de geschiedenis wil begrijpen moet vooral leren luisteren. Ook naar de verhalen van hedendaagse vluchtelingen, als die om wat voor reden dan ook hun moederland hebben verlaten. Hun oorlog heeft een zelfstandig bestaansrecht naast de Tweede Wereldoorlog. In hun drang om zich aan te passen zullen zij, net als onze ouders en grootouders in de jaren vijftig en zestig, de neiging hebben het verleden de rug toe te keren. Dat eist de nieuwe samenleving vaak ook van hen. Maar de spoken van het verleden keren altijd terug. Is het niet in nachtmerries, dan is het wel door beelden van conflicthaarden elders ter wereld. Pas toen schrijver Adriaan van Dis de beelden van Afrikaanse vluchtelingenstromen in Mozambique zag, begreep hij hoe zijn Indische familie zich moet hebben gevoeld toen die na de bevrijding het land van herkomst verliet.'

  • Leo Lucassen & Wim Willems. Gelijkheid en onbehagen Over steden, nieuwkomers en nationaal geheugenverlies. ISBN 10903513107X. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2006

Nederland in twaalf moorden

Niets zo veranderlijk als onze identiteit

door Jan Blokker, Jan Blokker jr en Bas Blokker

Veel Nederlanders denken of hopen of horen dat ze deel zijn van een volk dat altijd tolerant, nuchter en gastvrij is geweest. Dus worden ze niet graag herinnerd aan Nederlandse moorden die het gevolg waren van onverdraagzaamheid, hysterie of vreemdelingenhaat. Toch zijn die er geweest. Minstens twaalf. Hoe kan dat? Omdat niets zo wispelturig en zo veranderlijk is als de volksaard. De auteurs, de bekende columnist en publicist Jan Blokker en zijn twee zoons, alle drie historici bespreken de Nederlandse identiteit aan de hand van twaalf gewelddadige sterfgevallen uit zowel het verre als het recente verleden. Nederlanders zien zichzelf graag als nuchter, tolerant, open voor invloeden van buitenaf en vreedzaam. Daarop valt volgens de Blokkers veel af te dingen; 'de Nederlander' is minstens even vaak hysterisch, onverdraagzaam, angstig voor het vreemde en (daardoor) gewelddadig als dat zo uitkomt.

Geen publicatie sloot in zijn opzet zo nauw aan bij Tuin van Holland.

Het onderwerp van dit boek is de Nederlandse identiteit. De vraag is welke precies, want je hebt ze in soorten. De identiteit die we denken te hebben? De identiteit waar we mee voor de dag kunnen komen? De identiteit die buitenlanders ons toedichten? De identiteit van de ene politicus of die van de andere? Of de identiteit die misschien helemaal niet bestaat? Sinds het begin van de eenentwintigste eeuw is het een beetje een hachelijk thema geworden, waarover je snel kunt worden misverstaan. Dat ervoer toekomstige koningin Maxima toen ze in een argeloos toespraakje in 2007 opbiechtte dat ze er als voormalig Argentijnse nog altijd niet in was geslaagd de Nederlandse identiteit te ontdekken en betwijfelde of de Nederlander wel bestond. Onmiddellijk kreeg ze de wind van voren, van links en van rechts, per krantencommentaar, per Kamervraag en per ingezonden brief: schande dat ze twijfelde aan ons zelfbeeld.' (p.7)

Vergankelijkheid is het vanzelfsprekende sleutelwoord in de geschiedenis van de twaalf moorden die in dit boek aan de orde komen. Uitgangspunt bij het schrijven was de overtuiging dat er niet zoiets bestaat als een duurzame Nederlandse volksaard, een ‘kernkwaliteit', een identiteit die door de eeuwen heen herkenbaar en onveranderlijk zou zij geweest vanaf het moment dat de eerste mensen zich vestigden op wat we nu Nederlands grondgebied noemen.' (p.234)

Vreemdeling: aangenaam

door Fouad Laroui

Vreemdeling: aangenaam is de eerste boekpublicatie die Fouad Laroui in zijn ‘nieuwe taal', het Nederlands, schreef. In dit verhalende essay doet Laroui lichtvoetig verslag van zijn pogingen thuis te raken in een ander land dan zijn land van herkomst. Waar is iemand thuis en waar komt dat door? Wat is de functie van taal voor iemand die zich een nieuwe cultuur eigen wil maken?

‘Mijnheer ik ben uw vijand niet. Dat heeft men misschien tegen u gezegd, maar geloof er niks van. Intuitu personae ken ik niet. Hoe zou ik dan een hekel aan u hebben. En als vreemdeling, als allochtoon, dat wil zeggen in zijn algemeenheid, verzeker ik u dat wij niets tegen jullie hebben, jullie kleine autochtonen. U zult bovendien constateren dat ook ik niet erg groot ben.' (pagina 6)

‘Radicaal vreemd zijn is onverdraaglijk. Als vreemdeling aangekeken worden in een land dat je door en door kent is pijnlijk. Het moet anders.' (pagina 24)

Fouad Laroui. Vreemdeling: aangenaam. Fouad LArouis, Amsterdam, 2001.

Erasmus en het Poldermodel

door Herman Pleij

De geschiedschrijving bloeit. Maar waarom weet dan vrijwel niemand wie Erasmus is, wat het poldermodel voorstelt en waarom de regering niet in de hoofdstad zetelt? Kennelijk botst de belangstelling voor de eigen nederzettingsgeschiedenis met een zekere aversie tegen het nationale verleden. Liever vlucht men in de regionale historie of, veiliger nog, in die van de (eigen) stad of het (eigen) dorp. Beweegt men zich toch op het vlak van de nationale geschiedenis, dan bestaat de drijfveer eerder uit ontmaskering dan uit verwondering. Vaderlandse historici roepen daarbij graag uit dat niemand iets aan geschiedenis heeft, maar waarom wordt die quasi terloops uitgesproken stelligheid zo weinig weerlegd? Zo kan men uit de geschiedenis heel goed leren dat deze een graaibak is voor de motivering van allerlei fraais en vreselijks, wat niet gek is om aan jongeren te onderwijzen en aan ouderen voor te houden. 
In dit essay onderzoekt Herman Pleij de verbintenis tussen heden en verleden aan de hand van het dwingende verband tussen Erasmus en een herzien poldermodel.

‘De essentie van het poldermodel bestaat uit de pragmatiek, die na het schreeuwen van moord en brand telkens intreedt. Het herstellend vermogen waartoe het model na al die extreme uitingen steeds weer uitnodigt is bijzonder veerkrachtig en blijkt al eeuwen alles wat er aanvankelijk uitziet als totale ontreddering te kunnen opvangen en kanaliseren.' (pagina 20)

‘Vergeet vooral ook de braderie niet, op wijkniveau tevens bekend als braderette. Periodiek worden eigen Middeleeuwen uitgevonden, die moeten dienen als gemeenschappelijke geboortegrond. Toen is het immers allemaal begonnen. En dat betekent feestelijke recreatie door middel van kleurige panty's, boezeroenen en wijde rokken, aangeplakte baarden, oude ambachten te midden van stro, bromsnorren, kinderspelen en vroeger ook nog een big aan het spit. Bovenal gedraagt men zich anders dan normaal, want luidruchtig beleden jovialiteit moet het wezenskenmerk geweest zijn van ons ooit zo gemoedelijke verleden.' (pagina 88)

Herman Pleij, Erasmus en het poldermodel, ISBN-10: 9035127374, Bert Bakker, Amsterdam, 2005

Een zwak voor Nederland

door Dick Pels

‘Nederland heeft zijn onschuld verloren', ‘Nederland is de kluts kwijt', ‘we zijn op zoek naar onszelf'... Sinds de moord op Pim Fortuyn, en nog luider sinds de moord op Theo van Gogh, roept een koor van moralisten dat Nederland in een acute identiteitscrisis verkeert. Die onzekerheid wordt bezworen door te zoeken naar een nieuwe nationale mythe, ‘een zeker idee van Nederland', die onze saamhorigheid moet bevestigen en ons weerbaar moet maken tegen onze vijanden. Maar in plaats van een sterke en harde identiteit, moeten wij juist op zoek gaan naar een zwakke identiteit. Een onzeker idee van Nederland is het beste uitgangspunt, niet alleen voor de integratie van vreemde culturen in onze samenleving, maar ook voor die van onze eigen cultuur in het grotere verband van Europa en de wereld. Dit boek gaat de dubbele uitdaging van de nieuwe vijand aan: die van het religieus terrorisme, en van de liberaalconservatieve reactie op die vijand, die er in sommige opzichten te veel op is gaan lijken. Tegen het oplevende 'volksdenken' en het anti-islamitische vijanddenken in voert het een pleidooi voor een relativistische democratie, een vorm van sociaalindividualisme en een vorm van ‘miniculturalisme' die de onvruchtbare tegenstelling tussen multiculturalisme en monoculturalisme overstijgt. Op basis daarvan formuleert het een nieuw idee van de Nederlandse vrijheid, dat de relativering van de eigen identiteit niet ziet als een zwakte maar juist als een bron van trots en kracht.

‘Het recht op anders zijn, op afwijking van de norm is in dit licht veel meer dan een tragische illusie van goed afgerichte consumenten die zichzelf even uniek en apart achten als alle anderen. Het is nog steeds een ideaal dat verstikkende groepsculturen losser maakt en conformisme bestrijd, ook wanneer dit met een paradoxaal beroep op dezelfde idealen aan een massapubliek wordt opgedrongen (via de merkenterreur of de terreur van het eeuwig jong zijn). Non-conformisme is dan ook geenszins een houding die alleen betekenis heeft voor een kleine smaakelite die zichzelf hoog verheven acht boven het smakeloze klootjesvolk. Zoals al eerder opgemerkt, is het recht op afwijkend gedrag onmisbaar om het bredere ideaal van een kleurrijke, dynamische en pluriforme samenleving diepgang te verlenen.' (pagina 76)

‘De dilemma's van de ontzuiling zijn nog steeds onze dilemma's. Volgens een bekende beeldspraak is het dak van de verzuiling inmiddels weggewaaid, zijn de zuilen verzakt en is het gebouw grotendeels ingestort. Nederland lijkt minder samenhang te vertonen dan ooit tevoren. Enerzijds hebben de culturele verschillen zich als gevolg van de individualisering vermenigvuldigd en zijn nieuwe, lossere bindingen ontstaan die niet alleen over de zuilengrenzen maar ook over nationale grenzen heen reiken. Daarnaast is de culturele diversiteit sinds de jaren zestig dramatisch toegenomen als gevolg van de immigratiegolven die de cultuurverschillen (taal, godsdienst, sociale klasse, geschiedenis, levensstijl) hebben opgestapeld op een manier die het voornamelijk witte, welvarende christelijk humanistische Nederland nog niet eerder ervaren had.' (pagina 119)

Dick Pels. Een zwak voor Nederland. Ideeën voor een nieuwe politiek. ISBN 9041409246. Anthos/ Amsterdam, 2005

Couscous op zondag

door Khadija Arib

PvdA-Kamerlid Khadija Arib was vijftien jaar toen zij met haar moeder naar Nederland kwam. Haar vader werkte hier toen al een aantal jaren. In Couscous op zondag beschrijft zij even beeldend als meeslepend haar lotgevallen, en die van haar familie. En meer nog: via haar persoonlijke verhaal beschrijft zij de verborgen geschiedenis van Marokkaanse vrouwen en gezinnen in Nederland. Van zeer nabij schetst Arib het leven van de onzichtbare immigrantenvrouwen vanaf de jaren zeventig. Ze schrijft over het leven dat ze achterlieten en het geworstel om een nieuw bestaan in een vreemd en koud land, over de sociale controle in eigen kring, en de steeds grotere invloed van de islam. Het was zondag toen ik in Rotterdam Noord aankwam. Bij vertrek uit Casablanca liet ik op straat spelende kinderen achter, vrouwen die overal zichtbaar waren, toeterende auto's, geuren van Marokkaanse kruiden, geschreeuw van de groenteverkopers en bedelaars. Bij aankomst in Rotterdam verwachtte ik overal bloemen. Net als op de ansichtkaarten die ik van mijn vader kreeg toegestuurd toen ik nog in Marokko was. Maar in Rotterdam Noord waren geen bloemen. Het zag er grauw uit. De straat was leeg, er waren geen spelende kinderen. De Marokkaanse vrouwen die in de buurt woonden werden thuis opgesloten. De meisjes mochten niet naar school. Op zondag bleek iedereen binnen te zitten.

‘Marokkaans is mijn moedertaal. In deze taal heb ik de mooiste boeken en gedichten gelezen, en de Arabische literatuur ontdekt. In deze taal heb ik de mooiste sprookjes van mijn oma gehoord. In Marokko ben ik opgegroeid, in een volkswijk in Cassablanca, en daar heb ik een warme veilige jeugd gehad. Het dorp van mijn ouders en mijn voorouders, het landschap waar ik als kind heb gespeeld, zal ik altijd met me meedragen. Dat kan niemand mij ontnemen. Maar het grootste deel van mijn leven heb ik in Nederland doorgebracht. Hier heb ik gestudeerd en Nederlands geleerd, een taal die mij toeliet in een andere wereld. Hier heb ik vrienden gemaakt en mijn kinderen ter wereld gebracht. Hier heb ik de wereld ontdekt van persoonlijke vrijheid, individuele ontwikkeling en zelfbeschikkingsrecht. Ook dat kan niemand mij ontnemen. Alles wat ik meemaakte als kind, als tiener, als volwassene, moeder en vrouw vormt mij identiteit. Dubbele identiteit bestaat niet. Identiteit is niet statisch, identiteit bestaat niet uit delen. Identiteit is niet een stukje Marokkaans en een stukje Nederlands. Alle dingen in het leven brengt, vormen je identiteit.' (pagina 240)

Khadija Arib. Couscous op zondag. Een familiegeschiedenis. ISBN 9050189514. Balans, Amsterdam, 2009

Wie denken we wel dat we zijn?

door Lenette van Dongen

‘Dé Nederlander bestaat niet, maar ook al is geen Nederlander gelijk, de Néderlander bestaat wel degelijk.' Dat schrijft cabaretière Lenette van Dongen in de essaybundel Wie denken we wel dat we zijn? Daarin spreken bekende Nederlandse vrouwen zich uit over de Nederlandse identiteit en die van de vrouw in het bijzonder. Inderdaad, het boek is een reactie op die in 2007 veel bekritiseerde uitspraak van prinses Máxima, dat ‘De Nederlander niet bestaat', bij de presentatie van het WRR-rapport Identificatie met Nederland. En al is het wat laat, het is een leuk idee om zoveel verschillende Nederlandse vrouwen aan het woord te laten; van politica Ella Vogelaar, cultuurhistorica Reinaldis van Ditzhuyzen, schrijfster Désanne van Brederode tot de directeuren van Greenpeace en het NIBUD, Liesbeth van Tongeren en Gerjoke Wilmink.

‘Want hoe meer mensen zeggen dat dé Nederlander niet bestaat hoe meer ik wil schreeuwen: ‘Ik besta wel!' In de multi culturele verdraagzaamheid wil ik niet de laatste zijn die gezien wordt. Ik overweeg zelfs weer om de Zeeuwse kap met gouden spiegeltjes die mijn oma altijd droeg uit de kast te halen en rest van de klederdracht te gaan dragen. Desnoods wil ik weer in een molen gaan wonen en op klompen door de tulpenvelden lopen. Ik wil in volstrekte verdraagzaamheid met alle volken hier leven, maar wel als 100% NL.' (pagina 18)

Lenette van Dongen e.a. Wie denken we wel dat we zijn? ISBN 9047201106. Artemis & co, Amsterdam, 2009

Nederland op scherp

Pieter van Os (red.)

Plotseling trekt Nederland de aandacht van de hele wereld. Na twee moorden in executiestijl en stormachtige politieke ontwikkelingen, grepen buitenlandse schrijvers en journalisten de kans om ons land opnieuw te beschrijven. En dit keer konden ze niet meer uit de voeten met een jarenlang gekoesterd, stereotiep beeld van een redelijk Holland, met haar nuchtere bevolking en kleurloze politiek. 
‘Discriminatie is er heel gewoon', zegt een toonaangevende Arabisch commentator. Een Amerikaans congreslid meent dat Josef Mengele zich er thuis zou voelen. Een Brit ziet in Nederland na de moord op Theo van Gogh juist een ‘gidsland'. Een Hongaarse hoogleraar roemt onze ‘nauwe blik en weids perspectief', terwijl een sociaalwetenschapper van overzee opmerkt dat we zo ‘open minded' zijn dat onze hersenen uit het hoofd zijn gevallen. 
Nederland op scherp biedt de opvallendste buitenlandse beschouwingen die er in de afgelopen vier jaar over Nederland zijn geschreven. Ze schenken klare wijn, niet vertroebeld door detailkennis van ingewijden of de broedertwisten van Nederlandse auteurs. In deze verwarrende dagen kan de buitenlandse blik Nederlandse toestanden verhelderen én compliceren. Want ingezoomd op Nederland, zie je de wereld.

‘Wat brengt Nederlanders ertoe de grenzen van de moraal zover te willen verleggen? Hebben ze soms een bijzonder talent voor maatschappelijke acrobatiek? ‘Wij kennen een lange traditie van tolerantie, dat is de erfenis van het calvinisme,' verklaart filosoof Geert Hofstede, emeritus hoogleraar aan de universiteit van Tilburg. ‘De protestantse godsdienst kent geen biecht, iedereen moet zelf met zijn zonden in het reine zien te komen en men is minder geneigd de zonden van anderen te veroordelen.' Dit zeevarende, handeldrijvende en daardoor als vanzelf op het buitenland gerichte land, heeft uiteenlopende minderheden en verworpenen altijd met open armen ontvangen. Terwijl in de rest van Europa boeken werden verboden, vonden uiteenlopende typen hier onderdak; filosofen en vrijdenkers, door de inquisitie uit Spanje verjaagde joden.' (G. Charles en C. Taymans, Laboratorium Holland, pagina 32)

‘Vaarwel multiculturele samenleving. Het idee dat, uit naam van het cultuurrelativisme, het volstaat onvrijheid te verstrekken aan alle nationaliteiten en religies op dat die vrijheid gemeenschappelijk erfgoed wordt, blijkt niet meer dan een herenschim. Ofwel de meedogenloze zelfmoord van een beschaving. Juist Nederland, het land van de vrijheden, het meest geavanceerde laboratorium van de multiculturele samenleving, verkeert in diepe crisis. Alle Nederlanders - links, centrum, rechts - zijn het er inmiddels wel over eens dat de multiculturele samenleving een leeg omhulsel zonder waarde is, niet in staat om een gemeenschappelijke identiteit te smeden.' (A. Allam, Politieke zelfmoord, pagina 115)

Pieter van Os. Nederland op scherp. Buitenlandse beschouwingen over een stuurloos land. ISBN 9035127994. Bert Bakker, Amsterdam, 2005

Schepen van de Gouden Eeuw

Remmelt Daalder en Elisabeth Spits (red.)

Terwijl de onafhankelijkheidsoorlog tegen Spanje nog in volle gang was, begon de Republiek der Verenigde Nederlanden rond 1600 aan een tijdperk van ongekende bloei. Het karakter van die Gouden Eeuw werd bepaald door de unieke ligging van het land: aan de monding van de belangrijkste rivieren van Europa en aan de Noordzee. Water en scheepvaart domineerden de samenleving in al haar facetten. Vol zelfvertrouwen maakte talloze ondernemers gebruik van de mogelijkheden die het water hen bood. In geen land ter wereld waren meer schepen dan in Nederland. Het meest indrukwekkend waren de oorlogsbodems die slag leverden met Spanjaarden en Engelsen, en de retourschepen van de VOC.

‘De fluit ontwikkelde zich aan het eind van de zestiende eeuw in korte tijd tot het meest gebruikte Nederlandse vrachtschip. De fluit was een echt ‘multi purpose' schip. Het kende veel  toepassingen en aanpassingen en werd voor allerlei soorten vracht en lading benut.' (pagina 75)

Overvloed en onbehagen

door Simon Schama

De Engelse historicus Simon Schama heeft met Overvloed en onbehagen een sociale en culturele geschiedenis geschreven waarin hij onderzoekt hoe een aantal boerendorpen, vissersplaatsen en havensteden zonder gemeenschappelijke taal, godsdienst of regering zich in de zeventiende eeuw kon verenigen tot de Republiek der Nederlanden. Hij beschrijft de zeden en gewoonten van een volk dat zijn eigen onafhankelijkheid niet zocht, maar die opgedrongen kreeg door de meedogenloze Spaanse monarchie, waartegen het uiteindelijk in opstand kwam, een volk dat in twee generaties een indrukwekkend wereldrijk opbouwde. De cultuur in de ruimste zin van het woord vormt het bronnenmateriaal voor dit boek: kookboeken, faillissementsinventarissen, prenten, schilderijen en gebrandschilderde ramen. Ook kunst, bijgeloof, de opvoeding van kinderen en de zedenleer in de tijd dat Nederland een supermacht was, neemt hij onder de loep. De tegenstelling tussen schijnbaar ongeremd gedrag in het openbaar en de strikte zeden ten aanzien van het privéleven bracht alle buitenlandse bezoekers in verwarring. Schama belicht in dit boek vertrouwde dingen op een ongebruikelijke wijze. Met de beschrijving van het mysterieuze en onwaarschijnlijke geeft hij ons de werkelijke sleutel tot de collectieve persoonlijkheid van de Nederlanders.

‘De Unie van Utrecht, die doorgaans als de ‘stichtingsakte' van de Republiek wordt beschouwd, was nadrukkelijk geen grondwet. Ze was veeleer een verdrag voor gezamenlijke verdediging tussen aangesloten staten, die binnen het aldus gevormde bondgenootschap soeverein bleven. Het bevatte geen bepalingen over gemeenschappelijke regeringsinstellingen, en de Staten Generaal waren alleen gemachtigd te besluiten wat tevoren in afzonderlijke vergaderingen van de afzonderlijke staten was goedgekeurd.' (pagina 76)

‘De Republiek was een eiland van overvloed in een oceaan van gebrek. Haar ambachtslieden en zelfs haar ongeschoolde arbeiders en boeren hadden een hoger reëel inkomen, beter eten en een veiliger leven dan waar ook op het vasteland. De enige tegenspoed die ze gemeen hadden met hun gelijken elders, was de pest en zelfs die leek minder huis te houden in Amsterdam dan in Londen.' (pagina 328)

‘Met verbluffend gemak bracht kapitaal kapitaal voort en kapitalisten ontzegden zich geenszins de vruchten ervan, maar genoten van het materiële comfort dat ermee gekocht kon worden. Halverwege de eeuw leken er geen grenzen, zeker geen geografische grenzen, aan het bereik van haar vloot en aan de vindingrijkheid van haar ondernemers. De markt voor een bepaald materiaal was nog niet verzadigd of uitgeput of er werd een nieuwe veelbelovende grondstof ontdekt, de aanvoer gemonopoliseerd, de vraag gestimuleerd en werden markten in binnen- en buitenland geëxploiteerd. Zou het tij van de welvaart ooit keren? En dat was nu juist het probleem. Als de Nederlanders al visioenen van hun eigen ondergang hadden, was dat een ondergang die niet door een agressief buurland maar door eigenhand werd bewerkstelligd. Ze konden zichzelf ondermijnen door te overdrijven. Hun dominees bleven daarop hameren. (...) Rijkdom leek dus onbehagen op te roepen, en overvloed ging gepaard met angst.' (pagina 329)

‘Dus volgens de officiële leer van het calvinisme als die van het humanisme was gewin smerig en was winstbejag een bezoedelde afgoderij. In de extreme vorm van begeerte en hebzucht kon winstbejag iemand van zijn geweten en verstand beroven en vrije geesten in kruiperige slaven veranderen. Dit sterkte het besef dat geld verdienen afkeurenswaardig was, bleef bestaan, ook al vergaarde de Nederlanders ondertussen hun persoonlijke en collectieve fortuin. Deze discrepantie tussen principes en praktijk had het eigenaardige gevolg dat men om de schijn van hebzucht te vermijden geld uitgaf in plaats van spaarde.' (pagina 338)

Simon Schama. Overvloed en onbehagen. De Nederlandse cultuur in de Gouden Eeuw. ISBN 9046700410. Olympos Contact, 1988

Kaaskoppen

door Steve Austen

'Ik vind dat wij het op het moment niet goed doen. Dit is een gespleten samenleving'. Het is één van de ontboezemingen van de jonge mensen die in dit boek aan het woord komen. Een uitspraak die de ontgoocheling en verbazing aangeeft die in zeer korte tijd bezit heeft genomen van de harten en geesten van een veelbelovende generatie 'beslissers van morgen'. Mensen van zeer uiteenlopende achtergrond, afkomst en professie, bekend en onbekend. Ook al zijn velen opgegroeid met 'meerdere identiteiten', zij willen zich voor de volle honderd procent inzetten om van Nederland, hun Nederland, een succes te maken. Stuk voor stuk ervaren deze wereldburgers veranderingen in de houding van het officiële Nederland. Het lijkt wel of tegenstellingen tussen burgers bewust worden uitgelokt, alsof Nederland zich met kracht wil ontdoen van het positieve imago dat het door de eeuwen heen met grote zorgvuldigheid in het buitenland heeft opgebouwd. De invloed van dit alles op het persoonlijke leven en de toekomstverwachting van deze landgenoten, is in dit onthullende en onthutsende boek in 20 portretten van o.m. Ahmed Aboutaleb, Naima Azough, Adjiedj Bakas, en Alida Neslo haarscherp opgetekend. Het biedt geen oplossing, maar het drukt ons met de neus op de harde werkelijkheid van een land dat zijn onschuld verloren is. 

‘Ik hoop dat mijn kinderen begrip krijgen voor verschillende soorten mensen, dat bij de nieuwe generatie de angst voor buitenlanders afneemt. Om dat te bereiken moet het onderwijs in Nederland actief meewerken. Intensiever en consequenter dan nu het geval is. Toen ik naar Nederland kwam, werd mij gevraagd naar het kastensysteem in India en men benadrukte dat ‘wij dat hier in Nederland niet hebben'. Dat leek mij heel mooi, maar in de loop der jaren ontdekte ik dat Nederland wel degelijk een klassensysteem heeft. Er is hier een toplaag van rijke mensen, daaronder een middenklasse, dan en groep met een minimum inkomen. Mijn angst is dat aan die laatste groep niet genoeg aandacht wordt besteed.' (Aparajita Dutta, pagina 87)

Steve Austen. Kaaskoppen. Twintig jonge landgenoten over de toekomst van Nederland. ISBN 9059360966. Cossee, Amsterdam, 2005

Sinterklaas overzee

door Paul Faber

In Nederland is het Sinterklaasfeest het meest populaire en meest nationale feest. Voor Nederlanders die in het buitenland wonen geldt dat eigenlijk nog meer. Diplomaten, militairen, ontwikkelingswerkers, tropenartsen, zakenmensen of leerkrachten, waar ook ter wereld, vieren begin december Sinterklaas, met of zonder kinderen; een poging om tenminste eens per jaar het ‘thuisgevoel' even op te roepen. Sinterklaas overzee geeft een even verrassend als hilarisch beeld van deze geëxporteerde traditie door middel van tientallen verhalen en foto's, daterend van 1907 tot 2005, en afkomstig uit meer dan dertig verschillende landen. In deze bundel komt de goedheiligman aan op de Mekong, Nijl of Niger en vervolgt zijn tocht per paard, pick up truck, riksja, kameel of olifant. Al maakt het grachtenpand plaats voor het palmenstrand, de klassieke ingrediënten blijven bewaard: zwartepieten, pepernoten, de zak van Sinterklaas en ‘Zie ginds komt de stoomboot'.

‘Er was een klein bootje geregeld. Op het dek stond een lange Hollander in bisschopshabijt, terzijde gestaan door enkele zwartgeschminkte landgenoten. Het bootje voer door de drukke haven van Lagos naar de kade waar een groepje Nederlandse kindjes stond opgesteld met hun ouders, omgeven door een grote menigte verbaasde Nigerianen.' (pagina 5)

Paul Faber. Sinterklaas overzee. Avonturen van een reislustige heilige. ISBN 90683249X. KIT publishers, 2006

| Meer