Motel Detroit 2

Tuin van Holland

De opstand

Historische inleiding 'De opstand'

Willem van Nassau werd op 24 april 1533 in Dillenburg geboren waar hij als zoon van Willem de Rijke en Juliana van Stolberg een protestantse opvoeding kreeg. Deze kwam tot een abrupt einde toen hij op elfjarige leeftijd erfgenaam werd van het prinsdom Orange. Strategisch gelegen tussen Pauselijk gebied en Frankrijk was Karel V erop gebrand dat dit kleine vorstendom niet in protestantse handen zou vallen. Hij stemde alleen met de erfenis in als Willem zich zou bekeren tot het katholicisme en verder zou opgroeien aan het keizerlijke hof in Brussel. 

Het opgeven van zijn protestantse geloof was een kleine prijs voor zoveel rijkdom en prestige, en eenmaal in Brussel maakte de jonge Willem van Oranje al snel carrière. Hij werd bevelhebber van de legers en kreeg een plek in het hoogste adviesorgaan, de Raad van State. Enkele jaren later werd hij benoemd tot stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, vertegenwoordiger van de Koninklijke macht in de Nederlanden. 

Terwijl Willem van Oranje opgroeide aan het katholieke hof van Karel V won het protestantisme in de Nederlanden terrein. Dit zorgde al tijdens het bewind van Karel V voor spanningen, maar zou pas na de machtsovername door Filips II in 1555 escaleren. Karel, die vaak en langdurig in het noorden van zijn rijk verbleef, had de religieuze kwestie met enige diplomatie aangepakt. Zolang de situatie niet uit de hand liep liet hij de protestanten tot op zekere hoogte met rust. Filips was veel principiëler. Als devoot katholiek stelde hij trouw aan de kerk gelijk aan trouw aan de staat. Protestanten werden dus automatisch als tegenstanders van de Spaanse koning gezien. Zij waren niet alleen ketters, maar rebellen die met harde hand terug in de schoot van de moederkerk en het Spaanse rijk gebracht dienden te worden.

Niet alleen in zijn harde aanpak van het protestantisme verschilde Filips van zijn vader. Veel meer dan Karel V was hij een autoritaire en centralistische vorst die vanuit Madrid zijn immense imperium met strakke hand wilde regeren. Centralisatie van het bestuur was voor de hoge adel in de Nederlanden geen probleem, zolang zij maar geen van hun privileges zouden verliezen. Bij zijn definitieve terugkeer naar Spanje in 1559 liet Filips de macht echter over aan zijn Spaanse raadgevers en passeerde daarmee de lokale edelen die nu hun macht bedreigd zagen. De oppositie van edelen onder leiding van Willem van Oranje had als belangrijkste doel deze, voor hun nadelige, ontwikkeling tegen te gaan. Bescherming van het protestantse geloof was weliswaar voor de bevolking de belangrijkste reden om in opstand te komen, voor de adel stond het vasthouden en vergroten van de eigen macht op de eerste plaats. 

De grote afstand tussen Spanje en de Nederlanden zorgde al snel voor problemen. Cruciale beslissingen lieten maanden op zich wachten en van het centralistische beleid en de harde onderdrukking van protestanten kwam aanvankelijk weinig terecht. Tijdens het 'wonderjaar' 1566 werden er openlijk protestantse diensten georganiseerd en gedurende enige tijd leek er sprake te zijn van een zekere mate van godsdienstvrijheid.

Dit wonderjaar eindigde in geweld toen protestanten katholieke kerken op grove manier van beelden en kostbaarheden begonnen te zuiveren om deze zo geschikt te maken voor de eigen eredienst. De reactie van Filips op deze protestantse storm kwam laat, maar zou veel slachtoffers maken. De hertog van Alva werd naar de Nederlanden gestuurd en onder zijn leiding kregen de Spaanse soldaten de vrije hand om wraak te nemen op de bevolking. De door Alva geleidde inquisitie sprak in korte tijd 1071 doodvonnissen en 11.136 verbanningen uit. 

Willem van Oranje was inmiddels naar het buitenland gevlucht. Vanuit Dillenburg probeerde hij escalatie te voorkomen. Pas toen al zijn bezittingen en land  werden verbeurd en hij beschuldigd werd van 'rebellie tegen de vorst, opruiing, samenzwering en sympathie voor de ketters' besloot hij de wapens op te nemen. Hij eiste het herstel van de privileges en een einde aan de vervolgingen. Filips weigerde dit en het was slechts een kwestie van tijd voordat de situatie zou escaleren. Dit gebeurde uiteindelijk op 1 april 1572. Kort daarvoor waren de Watergeuzen, eerder piraten dan eervolle protestantse ballingen, uit de Engelse havens gegooid. Op weg naar het welvarende Enkhuizen om deze te plunderen werden ze door de sterke noordenwind bij toeval de onbewaakte haven van Den Briel binnen geblazen. In de periode die volgde schaarden een groot aantal steden zich al dan niet spontaan aan de zijde van de prins. Toen de verwachtte hulp vanuit Frankrijk uitbleef - het bloedbad van de Bartholomeusnacht had duizenden protestanten het leven gekost - werd duidelijk dat de strijd zich nog vele jaren zou voortslepen. 

De godsdiensttolerantie die Willem van Oranje voorstond kon niet voorkomen dat er vele gruwelijke incidenten plaats vonden tegen katholieken. Tijdens deze uitbarstingen van geweld ging het om veel meer dan alleen het geloof. Het ging slecht met de bevolking. Als gevolg van het bankroet van Spanje waren veel kleine spaarders hun geld kwijtgeraakt en de terugtrekking van de Engelse lakenhandel uit Antwerpen had velen werkloos gemaakt. Graanprijzen stegen ondertussen naar een record hoogte door misoogsten en een geweldige hongersnood onder de bevolking was het gevolg. De algehele misère waarin een groot deel van de bevolking verkeerde stond in schril contrast met de weelde van de katholieke kerk. Misschien nog wel meer dan godsdienstige overtuiging was dit een reden voor velen om te kiezen voor het protestantisme, te kiezen voor de opstand. 

 Nadat Willem van Oranje in 1580 vogelvrij werd verklaard realiseerde hij zich dat zijn rol binnen het Spaanse koninkrijk definitief was uitgespeeld. Alleen als hij openlijk afstand zou nemen van de Spaanse koning kon hij een leidende positie voor zichzelf garanderen. In zijn Apologie schilderde hij het Spaanse bewind met succes af als een wrede en barbaarse tirannie. Hij erkende de koning van Spanje niet langer als zijn soeverein vorst. Enkele maanden later sloten de Staten Generaal zich bij hem aan. Op zoek naar een geschikte vervanger voor de koning bood Willem van Oranje de soevereiniteit achtereenvolgens aan Frankrijk en Engeland aan. Zo werden de opstandige gewesten korte tijd geleid door de kroonprins van Frankrijk en de Engelse graaf van Leicester. Pas nadat beide pogingen mislukten besloten de Staten-Generaal in 1588 niet verder te zoeken. Als Republiek zouden ze de strijd tegen Spanje voortzetten.

Willem van Oranje zou dit moment niet meer meemaken. Nadat hij zijn hoofdkantoor vanuit Breda naar een voormalig klooster in Delft had verplaatst werd hij in 1584 op de trappen van Het Prinsenhof in Delft vermoord door een katholieke fanaticus. 'Mijn God, Mijn God, heb medelijden met mij en met dit arme volk.'

De tijd van ontdekkers en hervormers

door Arie Wilschut

De eeuw van de ontdekkers en de hervormers was beslissend voor Nederland. Zou het een katholiek of een protestants land worden? Of een land waarin meerdere godsdiensten naast elkaar konden bestaan - voor de zestiende eeuwer te belachelijk om over te praten? De beslissende fase van de Tachtigjarige Oorlog, waarin godsdienst zo'n belangrijke rol speelt, vormt de hoofdmoot van dit boek. Behalve de reformatie speelden ook humanisme en renaissance een grote rol in deze eeuw. En de ontdekkingsreizen, waaraan Nederlanders overigens pas op de valreep van de eeuw deelnamen. De Kleine Geschiedenis van Nederland brengt in tien toegankelijk geschreven delen een uniek overzicht van de vaderlandse geschiedenis, opgebouwd rond de canon van het Nederlandse geschiedenisonderwijs.

‘Op 10 juli 1584 was het zover. De Bourgondiër Balthasar Gerards kocht een paar pistolen en zocht een voorwendsel om de prins persoonlijk te benaderen. Het lukte. Toen de prins na het middagmaal de trap afdaalde vanaf de eetzaal van het Delftse Prinsenhof, sprong de moordenaar naar voren en vuurde zijn beide pistolen af. Oranje werd dodelijk gewond.' (pagina 111)

‘Wel stuurde zij (Queen Elisabeth) haar vertrouweling Robert Dudley, graaf van Leicester. Die kreeg in de opstandige Nederlanden de rol van landvoogd (1585-1587), maar het werd geen succes. Leicester dacht dat hij als waarnemend vorst echt wat te vertellen zou krijgen; van de typisch Hollandse overlegcultuur begreep hij niets. Ook snapte hij niet waarom Hollanders handel wilden blijven drijven met de Spaanse vijand. Je ging je vijand toch niet van hulpbronnen voorzien? Maar de Hollanders zeiden met hun ondoorgrondelijke logica: Als wij het niet doen, doet een ander het - en nu kunnen wij er mooi aan verdienen.' (pagina 113)

Arie Wilschut. De tijd van ontdekkers en hervormers. 1500-1600. Kleine geschiedenis van Nederland. Deel 5. ISBN 9040083570. Waanders, Zwolle, 2007

Nederlandse Historiën

door P.C. Hooft

P.C. Hooft's Nederlandse Historiën vertelt het klassieke geschiedverhaal over de Nederlandse opstand. De eerste twintig boeken, eindigend met de moord op Willem van Oranje, kwamen uit in 1642, het onvoltooide vervolg (lopend tot in 1587) twaalf jaar later. Het biedt geen kroniekachtig feitenrelaas, maar geeft volop ruimte aan al het drama dat de oorlog die de Nederlanden toen teisterde, met zich meebracht. 
We lezen over gruwelijke moordpartijen en heldhaftig verzet, over de politieke en militaire activiteiten van de hoofdrolspelers, zoals de onverbiddelijke hertog van Alva en de onbaatzuchtige Willem van Oranje, maar ook over de ervaringen van eenvoudige mensen, hun opofferingsgezindheid of hun moedeloosheid, en we maken mee hoe opgeruide volksmenigtes de loop van de gebeurtenissen weten te beïnvloeden. 
Hooft had gevoel voor pakkende anekdotes, soms opgetekend uit de mond van oudere tijdgenoten die de ooggetuigen van de strijd nog hadden gekend. Hooft schreef in een compacte en eigenzinnige stijl, waarbij hij vele nieuwe Nederlandse woorden bedacht om uit het Frans en Latijn afkomstige termen te vermijden. Die factoren en de grote omvang (meer dan twaalfhonderd dichtbedrukte foliobladzijden) zorgen ervoor dat het werk tegenwoordig nauwelijks meer gelezen wordt. Deze nieuwe getrouwe vertaling maakt de interessantste stukken eruit weer goed toegankelijk voor onze tijd.

‘Waarheen zij zich ook keren, de muren wijken niet en de dood staat in de deuropening. De vijanden vliegen vervolgens het kerkje binnen als verwoede wolven en gaan de sidderende menigte met degens en dolken te lijf. Dat door elkaar krioelen van een in zo'n nauwe ruimte samengepakte massa mensen, dat neertuimelen in hun eigen bloed of dat van hun medeburgers of strijdmakkers, dat rood of lijkbleek kleuren van gezichten, breken van ogen, stuiptrekken van ledematen, ineenstrengelen van vingers en wringen van handen was ongetwijfeld de gruwelijkste gebeurtenis die zich ooit aan oog of oor kon voordoen. Maar niet de Spanjaard heeft zo'n jammerlijk schouwspel gedeerd. Hij steekt en houwt er juist genadeloos op los, zonder iemand te sparen, uitgezonderd vier personen slechts die met het beloven van een hoog losgeld gevangenneming verwierven. Na het beroven en uitschudden van de lijken steekt men het gebouw in brand om degenen die reeds zieltogend onder de doden bedolven lagen, verder met vuur en rook te verdelgen. En zo werden vierhonderd burgers, afgezien van een flink aantal soldaten, onder één dak van het leven beroofd.' (Naarden uitgemoord, pagina 129)

‘Na de foltering hield hij zelfs staande dat hij er niet rouwig om was de taak op zich genomen te hebben, ja dat hij deze, was die nog uit te voeren, ter hand zou nemen al moest het hem duizend levens kosten. Dikwijls gaf hij tijdens het pijnigen te kennen, dat hij die kwellingen wegens de eerder door hem begane zonden moest doorstaan, en geenszins om wat hij de prins had aangedaan, waarmee hij, als een vroom voorvechter van de roomse kerk, de hemel verdiend had.' (De moord op Oranje, pagina 253)

  • P.C. Hooft. Nederlandse Historiën Een keuze uit het grote verhaal van de Nederlandse Opstand. ISBN 9035128934. Bert Bakker, Amsterdam, 2007

Onbekende vaderlanders

door Maarten 't Hart, Gerrit Komrij, e.a.

Onbekende vaderlanders benadert de geschiedenis niet vanaf het bordes, maar vanuit de coulissen. Meer dan dertig verschillende auteurs portretteren helden, antihelden, verschoppelingen en schurken die deel uitmaken van onze vaderlandse geschiedenis, maar al bijna zijn vergeten. Van de dienstmaagd van Hugo de Groot tot het hondje van de Prins, van Hadjememaar tot de vrijdenker Adriaan Beverland.

‘Ik kan u zeggen dat ik met mijn baas een spannend leven heb geleid. Ik was altijd bij hem.(...) Mijn neusgaten werden geprikkeld door een geur die ik niet thuis kon brengen. Ik begon zacht te blaffen. De prins was in diepe slaap. Ik jankte van opwinding, hoog en piepend. In alle staten sprong ik ten slotte boven op hem, krabde zijn gezicht, en ik bleef krabben tot hij eindelijk wakker werd, de situatie begreep. We bereikten zijn paard. Ontsnapten uit het kamp. Zeshonderd man verloren het leven die nacht.' (Jan Siebelink, Pompey, hondje van de Prins, 1572). (pagina 16)

  • Maarten 't Hart, e.a. Onbekende vaderlanders Over minder bekende helden en schurken uit de Nederlandse geschiedenis. ISBN 9079985081. NRC Handelsblad, 2009.

Inquisition

door Toby Green

De Engelse publicist Toby Green schreef een boek dat kortweg Inquisition heet, en waarin om te beginnen de horrorcijfers over vonnissen en executies worden gerelativeerd. Ze liggen lager dan altijd is aangenomen, verzekert hij. Ze liggen voor Spanje en Portugal (waar de inquisitie actiever en wreder is geweest dan waar dan ook) volgens hem ‘zelfs veel lager dan het aantal mensen, waarschijnlijk minimaal 40.000, dat gedurende heksenjachten in noordelijker delen van Europa is gedood.' Met die betrekkelijke rechtzetting zijn Greens ‘verontschuldigingen' voor de roomse rechtbanken, gevangenissen en brandstapels meteen ook uitgeput; verder zal er geen goed woord meer uit zijn pen komen over een systeem van controle en vervolging dat hij een eerste voorbeeld noemt ‘van totalitaire overheersing, en van geïnstitutionaliseerd racistisch en seksueel misbruik'. Hij heeft zich daarbij beperkt tot de Iberische Inquisitie, die in 1478 door de ‘katholieke koningen' Ferdinand en Isabella werd ingesteld en die van meet af aan (tot nota bene 1834, toen de geloofspolitie eindelijk formeel werd opgeheven) regelrecht onder het gezag van het vorstenhuis heeft geressorteerd. In een gebied dat letterlijk de halve wereld besloeg zou een paar honderd jaar een regime blijven overheersen dat het moest hebben van intimidatie, verdachtmaking, een fijn vertakt klik- en aanbrengcircuit, en dat onder alle minderheidsgroepen binnen de bevolking - ‘morisco's', joden, erasmiaanse humanisten, homoseksuelen - de dodelijke angst voor marteling en brandstapel welbewust zou blijven aanwakkeren. In een nieuwe editie van het Directorium Inquisitorium, een handboek van protocollen en procedures waaraan elke geloofsagent zich moest houden, schreef in 1578 een beruchte grootinquisiteur: ‘We moeten onthouden dat het belangrijkste oogmerk van rechtsgang en vonnis niet zozeer is gelegen in het redden van een ziel, maar in de bevordering van het publieke heil en het onder de duim houden van de bevolking''.

‘On 6 June 1554 Charles V drew up his will in Brussels. His reign over the Holy Roman Empire had become bogged down in wars in Germany and the Low Countries with Protestant rebels, and he sensed that he would not be able to maintain his grip on his vast dominions for much longer. His son Philip was already ruling Spain, and was soon to become Philip II. Many issues preoccupied Charles in these last years, but foremost among them was the imperative to see off the Protestant threat.' (pagina 127)

‘Montaigne's version of Pyrrhonian skepticism was one of the most important sources of a movement which would eventually lead all branches of knowledge into a skeptical crisis from which the modern scientific outlook would emerge.' (pagina 261)

Zwarte Ranaissance

door Chris van der Heijden

Meer dan vijfhonderd jaar geleden ontstond een wereld waarin de mens centraal kwam te staan en verdrong het licht van de (Italiaanse) Renaissance de duisternis van de Middeleeuwen. Aldus het traditionele beeld. Maar op het breukvlak van de vijftiende en de zestiende eeuw raakte Europa juist in de ban van Spanje. Het licht dat de Spanjaarden over de wereld wilden verspreiden was eerder tegenlicht 'zwart' licht. De Spaanse Renaissance hechtte meer belang aan kracht dan aan de rede en had meer vertrouwen in het geloof dan in het verstand. Nadat in 1492 Granada, de laatste Morenstad op Spaanse grond, veroverd was, herleefden in en vanuit Spanje verschijnselen als apocalyptiek, betovering, spiritualiteit en profetie met zoveel kracht dat het wel een nazomer van de Middeleeuwen leek. Zwarte Renaissance vertelt over de verdrijving van de Spaanse joden, de ontdekkingsreizen van Columbus, de nabloei van ridderschap en Bourgondische kunst, de onverzoenlijkheid tegenover anders denkenden en de verovering van Jeruzalem. Het beschrijft ook de verhouding van Spanje met Italië, Afrika, Amerika en de Nederlanden, de betekenis van Erasmus voor de Spaanse cultuur en tot slot, de belevenissen van Karel V, die aanvankelijk de vruchten van de Spaanse Renaissance leek te plukken maar uiteindelijk niet anders kon dan de mislukking ervan en van zijn leven te erkennen.

‘De zwarte Renaissance bereikte haar hoogtepunt tijdens de regering van de man die door een aan eenschakeling van toevalligheden oogstte wat de Spanjaarden gezaaid hadden: Karel van Gent, beter bekend als Karel V. (...) De Spaanse erfenis viel bij deze laatste Bourgondiër op vruchtbare bodem. Als een waar erfgenaam van het Middeleeuwse herfsttij droomde hij van grootse daden en van de verovering van een wereld die plus ultra lag, ‘verder', zoals zijn motto luidde. Nadat hij, onder meer door een langdurig bezoek aan Granada, de Spaanse cultuur had leren kennen, meende Karel dat het mogelijk moest zijn vanuit Spanje in de praktijk te brengen wat in de Bourgondische landen altijd verlangen was gebleven. Volgens zijn Spaanse omgeving was dat verlangen door niemand zo goed onder woorden gebracht als door Karel's landgenoot Erasmus van Rotterdam: de samenleving als mystiek lichaam, de wereld één kudde onder de hoede van één herder. Terwijl Europa zinderde van voorspellingen over zo'n nieuwe eenheid en Karel's onderdanen in de Nieuwe Wereld daaraan alvast hun bijdrage leverden.' (pagina 15)

‘Hoe kon hij een tijdgenoot die alleen Europa en de klassieke letteren kende, uitleggen wat maïs of chocola is, wat een leguaan en wat tabak is? Wat dat is begrijp je alleen maar als je het zelf gezien hebt, beweerde hij keer op keer. Zelf kijken, zelf ondervinden, niet voetstoots de clichés aanvaarden. (...) Het belang van de ervaring gold ook de religie. Gedurende de Middeleeuwen zou God achter een grote hoeveelheid vormen verdwenen zijn. De gelovige van de nieuwe tijd moest hem opnieuw recht in de ogen kijken, zelf ervaren.'Deze wijsheid van het hart wordt alleen door toewijding bereikt en kent slechts één leermeester: de eigen ervaring.' Aldus Francisco de Osuna in een traktaat over de ‘navolging van Christus.'' (pagina 238)

De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse ogen

door Yolanda Rodriguez Pérez

Verachtelijke miskramen van de zee, altijd dronken ketters en stijfkoppige oproerkraaiers; zo keken Spanjaarden tijdens de Opstand tegen de Nederlanders aan. Willem van Oranje was een valse leugenaar die de opstandelingen misleidde en enkel het eigenbelang voor ogen had. En de Spaanse soldaten zelf waren onvoorstelbaar dapper, trouw aan het juiste geloof en de grote koning Filips II, en tenslotte zo onweerstaanbaar dat iedere Nederlandse vrouw wel verliefd op ze moest worden. In De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse ogen gaat Yolanda Rodríguez Pérez op zoek naar het beeld dat de Spanjaarden van de Nederlanden en hun bewoners hadden tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Zo leren we dat Willem van Oranje gevangen werd genomen door een zwarte Spaanse slaaf die zijn dapperheid wilde bewijzen. Dat de hertog van Alva een zorgzame vader was en Willem van Oranje een wellustige tiran. En dat Nederlandse zuigelingen wijn en bier dronken uit een borstvormige kalebas alsof het melk was. We volgen de ontwikkelingen in de Spaanse beeldvorming vanaf de vooravond van de oorlog tot enkele decennia na de Vrede van Munster. Met behulp van een rijke verzameling bronnen, oorlogskronieken en toneelstukken, maar ook aan de hand van vluchtschriften, gedichten, geschiedwerken en prozageschriften, onthult Rodriguez Pérez met wat voor bijzondere ogen de Spanjaarden naar de Lage Landen keken.

‘Een essentieel aspect dat naar voren is gekomen, is dat Spaanse auteurs de bewoners van de Nederlanden niet allemaal over één kam scheren. Ze maken een duidelijk onderscheid dat bepaald is door loyaliteit tegenover de Spaanse koning: de opstandelingen - vaak ook als ketters aangeduid - en de rest van de bevolking. De oorlogskronieken maken gebruik van de term burgeroorlog om zowel de verdeeldheid binnen de Nederlanden aan te duiden als de breuk tussen de Spaanse monarchie en haar aloude bezittingen.' (pagina 78)

‘Uit het brede arsenaal van vijandbeelden uit de vorige periode zien we na 1648 slechts twee beelden terugkeren. Het gaat om de twee rotsvaste voorstellingen die in de oorlog in de Nederlanden hun oorsprong hadden gevonden: ketters en rebellen. De eerste komt vaker voor dan de tweede, vooral op het toneel. Beide geijkte voorstellingen worden zowel in historische als literaire bronnen toegepast. Dit hoeft geen verbazing te wekken; het was ten slotte een waarneembaar feit dat in de Republiek een ander geloof dan het katholieke dominant werd beleden. Bovendien was het Filips IV niet gelukt om bij de vredesbesprekingen de katholieken in de Republiek te verzekeren van het recht om hun geloof in het openbaar uit te oefenen, hetgeen ontevredenheid onder de Spanjaarden had veroorzaakt.' (pagina 221)

Yolanda Rodriguez Péres. De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse ogen. ISBN 9077503196. Vantilit, 2003 

  • luister naar een gesprek met de schrijfster in radioprogramma OVT

Het Geuzenboek - Louis Paul Boon

Het Geuzenboek is het indrukwekkende verhaal van de geuzen in Vlaanderen en vooral van Gent, dat tot het laatst, toen Maastricht en Antwerpen al waren gevallen, standhield tegen de Spanjaarden. Boon ontpopt zich als een moderne Herodotus die het epos beschrijft van de bos- en watergeuzen die in de 16e eeuw in de Nederlanden hebben gestreden tegen de tirannie van de Spanjaarden, de inquisitie, Paternostertroepen en andere meelopers van de Spaans katholieke terreur. Allerlei details van dit historische drama lagen verscholen in uiterst gespecialiseerde deelstudies, scripties en dissertaties. Boon heeft het spectaculairste materiaal eruit gelicht en met meesterhand in een origineel bezield verband gebracht. Hoe de Noordelijke Nederlanden herboren konden worden als de Republiek van de Oranjes is al door tal van geschiedkundigen geschreven; hoe het Zuiden ten onder ging in bloed en tranen is echter nog weinig belicht.

In hun Compromis, dat dan het Verbond der Edelen werd, ondertekenden ze haast allen met heel wat uiteenlopende oogmerken. (...) Alleen de Marnixen werden door zuiver godsdienstig idealisme gedreven en hadden uit idealisme deze kleine edelen bij elkaar gebracht. Ze dronken en zwetsten tot diep in de nacht en beloofden elkaar verdere bezoeken te brengen bij het jachtseizoen op hun wederzijdse landgoederen. In feite speelden ze ‘samenzwerinkje', en was hun Verbond meer een bedreiging voor Margareta dan een hoopvolle verwachting voor het volk. (...) Maar uitstekend was het dat de onstuimige Lodewijk van Nassau de vechtjas Brederode en diens neef Lumey vond, want alledrie dachten ze reeds overmoedig aan geweld, om zich van de landvoogdes en koning Filips te ontmaken. De jonge Lodewijk had reeds bewezen een goed krijgsman te zijn, onverschillig voor vrouwen, en meesterlijk op luidruchtige feestjes van vrijgezellen onder elkaar. En daar hield Brederode van, want ook hij was naast een vechtjas en drinker, een rusteloze man met een rode kop en een smaak voor ruwe grappen. En samen begonnen ze allerlei plannen te smeden en deelden ze die in hun enthousiasme aan de Zwijger mee. Een dezer plannen was zich van de stad Antwerpen meester te maken en deze tot hun vesting te maken. En een ander plan, bestond erin zich meester te maken van de landvoogdes en de tegenstanders neer te slaan terwijl ze nog niet van hun verbazing waren bekomen. De Zwijger wees dit alles van de hand en zei dat hij het niet uitvoerbaar achtte, en terwijl hij ze tot vriend hield handelde hij achter hun rug om als een vijand en verijdelde hij al deze plannen. (...) Want zo vol verwarring was deze tijd, dat niemand meer onderscheiden kon wie vriend of vijand was, en wat deze vriend of gindse vijand in feite verlangde. (...) De Zwijger leefde als een Roomse, stond de landvoogdes met raad en daad bij, en wat er in de komende dagen ook gebeuren mocht, nog steeds was er geen enkele brug tussen hem en Filips opgeblazen.' (p.256-257)

Toen ze de tafel verlieten kwam de oude kapitein Roger Williams tot bij de Zwijger en knielde voor hem neer. En de Zwijger legde zijn hand op dit voor hem gebogen hoofd. Het was zijn laatste gebaar, want op dat ogenblik schoot de moordenaar. De dubbele lading van het zwarte pistool scheurde dwars door de longen en maag, en bleef steken in de witgekalkte muur achter hem, die bespat werd door bloed.' (p.697)

The Awful End of Prince William the Silent - Lisa Jardine

Lisa Jardine (professor Rennaissance studies aan de Universiteit Queen Mary in London) schreef dit gedetailleerde boek over de moord op Willem van Oranje. De eerste politieke moord met een handpistool in de geschiedenis. Deze moord bracht niet alleen een klap toe aan de Nederlandse Opstand, hij veroorzaakte ook een paniekreactie aan alle Koninklijke hoven in Europa. Dit nieuwe handwapen maakte vormde een bedreiging voor koningen en prinsen.

The Protestant Prince who fell victim to a Catholic assassin's three bullets in July 1584 had not been destined from birth to lead a Nation. When William of Nassau was born in the castle of Dillenburg, in Nassau in Germany, in 1533, nobody could have imagined that he would one day become the greatest of all national heroes in the Netherlands - Holland's ‘pater patriae', the ‘father' of his adopted country, celebrated down to the present day in the rousing stanzas of the Dutch national anthem.' (p.26)

‘In spite of his theoretically key position, William for many years avoided any course of action that might set him on a collision course with Philip II. It was apparently this political reticence that led to William's being dubbed ‘le taciturne' (‘the tight-lipped'), in Dutch ‘de Zwijger', which turned in English into ‘the Silent'. The soubriquet suggested an irritating tendency in the prince to hold back from expressing his true opinions and a reluctance to take sides. It turned out to be particularly inappropriate as an enduring nickname for a man renowned in his everyday conduct of affairs in private and in public for his eloquence and loquacity.' (p.29)

The recently-developed wheel-lock pistol was the ideal weapon to serve Gérard's purpose. It was compact and could easily be hidden in a pocket or sleeve. It was lethal at some distance from its target.' (p.57)

The wheel-lock mechanism for firing a portable firearm efficiently was one of the landmark technological innovations of the early sixteenth century.' (p.77)

Death by pistol-shot from a concealed weapon was an ever present fear for the princes of sixteenth-century Europe, just as the suicide attacker armed with explosives or toxic substances has become the nightmare globally for the twenty-first century. The murder of the Prince of Orange intensified the -sense of something close to panic in England, over the possibility of a successful assassination attempt against the queen.' (p.114)

De Opstand der Nederlanden - Friedrich Schiller

In 1788 verscheen in Duitsland een boek over de Nederlandse opstand tegen de Spanjaarden. De schrijver was niemand minder dan Friedrich Schiller: een van de grote uit de Duitse literatuur. In de Geschichte des Abfalls der vereinigten Niederlande von der Spanischen Regierung Abfall zijn twee eigenschappen van Schiller verenigd. In de eerste plaats zijn grote literaire talent. Maar de Abfall toont ook een andere, wat minder bekende kwaliteit van Schiller: zijn begaafdheid als historicus. Het boek bestaat uit een hoofdwerk en twee kleinere werken. Het hoofdwerk is de Abfall zelf, verschenen in 1788; de twee kleinere delen zijn Graaf Egmond, leven en dood (1789) en Het beleg van Antwerpen (1795). Zijn studie over ‘de afval' van de Verenigde Nederlanden kwam voort uit eigen onvrede met de politieke onvrijheid in het toenmalige Duitsland. Die studie - gebaseerd op oudere historische werken - was weliswaar groots opgezet, maar Schiller kwam niet verder dan het jaar 1567. Later heeft hij er stukken aan toegevoegd over Egmond en Hoorne en hun terechtstelling onder Alva, alsmede over het beleg en de verovering van Antwerpen door Farnese. Schillers proza is prachtig en uitstekend vertaald door Wilfred Oranje.

Elke krenking die iemand van een tiran te verduren had gehad, verleende hem een burgerrecht in Holland. In drommen kwam men in een land waar de vrijheid haar heuglijke vlag plantte, waar de voortvluchtige godsdienst verzekerd was van respect en veiligheid en van wraak op zijn onderdrukkers. Bezien wij de toestroom van alle volkeren naar het huidige Holland die bij het betreden van zijn gebied hun mensenrechten terugkrijgen, hoe moet het dan niet destijds zij gegaan, toen nog heel het overige Europa zuchtte onder een droevige geestelijke druk, toen Amsterdam bijna de enige vrijhaven voor alle meningen was? Vele honderden families brachten hun rijkdom in veiligheid in een land dat gelijkelijk door de oceaan en door eendracht werd beschermd.' (p.19)

De argwaan die men reeds tegen de prins (Willen van Oranje) had opgevat, versterkte de dubbelzinnige mening omtrent zijn godsdienst. Willem geloofde in de paus zolang de keizer, zijn weldoener, leefde; maar met recht vreesde men dat de in zijn jonge gemoed geplante voorkeur voor de verbeterde leer hem nooit volledig had verlaten. Naar welke kerk in bepaalde perioden van zijn leven zijn voorkeur ook mag zijn uitgegaan, toch zou iedereen vrede kunnen hebben met de gedachte dat hij tot geen enkele volledig heeft toebehoord. Wij zien hem in latere jaren bijna met even weinig bezwaar tot het Calvinisme overgaan als hij in zijn vroege jeugd de Lutheraanse godsdienst opgaf voor de Rooms Katholieke. Tegen de Spaanse tirannie verdedigde hij meer mensenrechten van de protestanten dan hun opvattingen; niet hun geloof, maar hun lijden had hem tot hun broeder gemaakt.' (p.82)

Balthasar Gerards

door Nanne Bosma

‘In de eerste nacht van zijn gevangenschap werd hij (Gerards) aan een paal gehangen en vervolgens met zwepen gegeseld. Daarna werden zijn wonden met honing ingesmeerd en werd een bok gehaald die met zijn scherpe tong de honing van zijn gekwetste vel zou moeten likken. Maar het ging zoals met Daniel in de leeuwenkuil; de bok weigerde het gekwetste lichaam van de veroordeelde aan te raken. Na deze wrede geseling en andere martelingen is hij tenslotte de rest van de nacht met handen en voeten aan elkaar gebonden, als een bal, zodat hij niet zou kunnen slapen. De volgende drie dagen en nachten is hij, na veel bespottingen, opnieuw aan de paal gehangen, met zijn handen op zijn rug gebonden. Gedurende een half uur werd aan elk van zijn grote tenen een gewicht bevestigd van driehonderd pond. Na dit half uur werden hem schoenen aangetrokken van ruw hondenleer, goed gesmeerd, en twee vingers korter dan zijn voeten. Zo werd hij voor een vuur gezet. Zodra de schoenen de brand voelden zijn ze, samen met de voeten, geheel stomp geworden en ineengekrompen. Bij het uittrekken van de schoenen werd op een afgrijselijke manier het half gebraden vel mee afgetrokken. Nadat zijn voeten zo beschadigd waren hebben ze zijn oksels met brandmerken gebrand en, nog niet tevreden gesteld, hebben ze een hemd natgemaakt met alcohol (‘levende water') aangetrokken en het hemd aangestoken. Hij werd met brandend spekvet overgoten en tussen het vlees en de nagels van handen en voeten werden scherpe naalden diep ingestoken. Niettemin is onze Balthasar tijdens al deze gruwelijke pijnigingen kalm gebleven. Hij heeft alles zonder kreunen en zonder enig teken van smart met een wonderlijk geduld gedragen. Zo dat die wrede wetsdienaren en beulen, in hun boosheid nog wreder te werk gingen en hem met oude stinkende pis overgoten.' (pagina 110-111)

Nanne Bosma. Balthasar Gerards. Moordenaar en martelaar. ISBN 9062036352. Rodopi, Amsterdam, 1983

Republiek tussen vorsten

door W. P. Blockmans e.a.

De geschiedenis kennen we uit de schoolboekjes. Maar wat weten we eigenlijk over het leven van de Nederlanders uit die tijd? En over het leven in de landen om ons heen? Vragen over culturele, politieke, economische en maatschappelijke achtergronden van het leven in de kruitdamp van de Tachtigjarige Oorlog, die ons nog steeds bezighouden.

‘Toen de calvinisten in de zuidelijke Nederlanden eenmaal hadden begrepen dat misschien wel op politieke, maar nauwelijks op religieuze gronden steun van Frankrijk te verwachten viel, groeide het gevoel van uitzichtloosheid, weerspiegeld in de emigratie naar Engeland en de Duitse landen. Maar tegelijk kon uit het Franse experiment de les getrokken worden dat geweld een geschikt middel was om godsdienstvrijheid te bereiken. In dat opzicht was het voorbeeld van de Franse godsdienstverdragen aantrekkelijk en problematisch tegelijk.' (pagina 80)

W.P. Blockmans e.a. Republiek tussen vorsten. Oranje Opstand Vrijheid Geloof. ISBN 9060112687. Walburg pers, 1984

Willem de Zwijger

door Ruth Putnam

‘Indien Oranje zich staatkundig voordeel van zijn huwelijk met Charlotte de Bourbon had voorgesteld, dan viel dit wel zeer tegen. Het verbond met Frankrijk kwam in 't geheel niet door haar bemoeienis tot stand en zeker was het verlies van vele Duitse vrienden het gevolg van dit huwelijk geweest. Uit politiek oogpunt mocht het dan ook een dwaling van Oranje geweest zijn, het huwelijk was er niettemin bijzonder gelukkig om. Van het begin af was Charlotte een liefhebbende en gelukkige vrouw, die weinig aanspraken had en zeer dankbaar was voor al wat het nieuwe leven haar schonk. Geheel vreemd bleef ze niet aan de staatkunde van haar echtgenoot, al was ze ook geen staatkundige vrouw. In zijn afwezigheid handelde ze meer dan eens als zijn plaatsvervangster.' (pagina 396)

Ruth Putnam. Willem de Zwijger. Gebr. Kluitman, Alkmaar, 1910

De Tachtigjarige Oorlog

door S. Groenveld en P. Leeuwenberg

Van Willem van Oranje, de hertog van Alva, koning Filips II, de Watergeuzen en Johan van Oldenbarneveldt tot de Unie van Utrecht, de Slag bij Nieuwpoort, het Turfschip van Breda, Leidens ontzet, het Twaalfjarig Bestand en de Vrede van Munster. De Tachtigjarige Oorlog is één van de belangrijkste perioden uit de geschiedenis van de Nederlanden. In die woelige tijd werd de basis gelegd voor het Nederland zoals wij dat nu kennen. De strijd - tegen de Spaanse overheersing en voor godsdienstvrijheid - die in de loop van de 16e eeuw binnen de Lage Landen uitbrak, leidde uiteindelijk tot de onafhankelijkheid van de Republiek der Verenigde Nederlanden.

‘De enige hulp die Oranje, of eigenlijk zijn broer Lodewijk in het noorden geboden werd kwam van de kant van een aantal ballingen, die schepen hadden uitgerust en als eerste watergeuzen de geschiedenis zouden ingaan. Hun bevoegdheden ontleenden zij weldra aan commissie- of kaperbrieven die zij van of namens de soevereine prins van Oranje hadden ontvangen. In de volgende jaren probeerde Willem deze lieden op verschillende manieren aan zich te binden, om hen van een ordeloze troep Kaapvaarders om te vormen tot een gedisciplineerde oorlogsmachine. Maar Willems pogingen liepen in feite op niets uit. Veel geuzen bleken te bandeloos en weigerden de bevelen van de prins te gehoorzamen; teveel ook waren zij op zichzelf aangewezen, omdat zij geen vaste uitvalsbasis hadden. Bovendien ontbrak het Oranje aan geld om gages en levensmiddelen te betalen.' (pagina 92)

S. Groenveld en P. Leeuwenberg. De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca 1560-1650). ISBN 9057305372. Walburg Pers, 2008

Willem van Oranje en de Nederlandse Opstand

door K.W. Swart

In het voojaar van 1568 had de prins van Oranje zich aan het hoofd gesteld van het gewapend verzet tegen de Spaanse overheersing. In 1572 werd Oranje weer stadhouder van Holland en Zeeland. Die functie had hij eerder in opdracht van Filips II vervuld. Het leven van de tegen zijn vorst rebellerende edelman loopt vanaf die tijd parallel aan de Nederlandse Opstand. Oranje is daarmee onlosmakelijk verbonden met een belangrijk stuk vaderlandse geschiedenis. Deze biografie van Willem van Oranje, ofwel Willem de Zwijger, beschrijft zijn leven vanaf de opstand van Holland en Zeeland tegen Filips II van Spanje tot aan zijn dood op 10 juli 1584.

‘Zoals zo vele staatslieden overschatte Oranje dikwijls zijn kansen op succes. In de herfst van 1572, toen hij na zijn onfortuinlijke veldtocht in de zuidelijke Nederlanden zich in Holland terugtrok, zag hij de toekomst echter te somber in, menende dat hij zich aldaar zonder steun van buitenlandse vorsten te ontvangen hoogstens twee jaren zou kunnen handhaven. Maar hoewel hij in de volgende twee jaren geen noemenswaardige hulp uit het buitenland ontving, was in het najaar van 1574 de opstand in Holland en Zeeland nog geenszins bedwongen. Wel was het uiteindelijke resultaat van alle krijgsverrichtingen in deze periode dat de opstandelingen ernstig in het nauw waren gedreven? Alleen in Zeeland, waar hun zeemacht het overwicht verwierf en Middelburg in hun handen viel, wisten zij enig terrein te winnen. Te land was het Spaanse leger echter oppermachtig en drong het diep in het rebellenbolwerk. (...) Tegen zijn verwachting in was Alva's leger echter al in het late najaar van 1572 zijn offensief ten noorden van de grote rivieren begonnen en had het zonder veel tegenstand te ontmoeten elk verzet in de oostelijke provincies weten te breken.' (pagina 67)

‘Balthasa Gerards, die er wel in slaagde de prins te vermoorden, ging veel meer beraden te werk. Wat ook het succesvol uitvoeren van zijn voornemen begunstigde was dat hij in tegenstelling tot de personen die eerder Oranje om het leven hadden willen brengen. Hij was er vast van overtuigd dat hij met de vermoording van de prins een aan de koning en God welgevallige daad zou verrichten en was bereid hiervoor zijn leven in de waagschaal te leggen. In 1557 in Franche-Comté geboren als een zoon van welgestelde katholieke ouders was hij reeds op twaalfjarige leeftijd van mening dat Oranje de grootste kwaaddoener in de wereld was.' (pagina 252)

K.W. Swart. Willem van Oranje en de Nederlandse Opstand. 1572-1584. ISBN 9012081351. Sdu, Den Haag, 1994

Willem van Oranje een strijd voor vrijheid en verdraagzaamheid

door T. van Deursen en H. de Schepper

Wie wil proberen nader te komen tot de figuur Oranje, zal twee dingen moeten doen? Hij moet de tijd leren kennen die Oranje zijn kansen gaf of ontnam, en hij moet de man leren kennen die in zijn eeuw een eigen levensgang zocht. Was hij één van de groten die het gelukt is de geschiedenis een andere wending te geven? Welke taken heeft hij zich gesteld en wat heeft hij van zijn plannen verwezenlijkt?

‘Nadat de geuzen op 1 april 1572 Den Briel in handen kregen, speelden zij handig in op de algemene malaise: tegen de stijgende levensduur kwamen zij de bevolking van de gehate ‘tiende penning' bevrijden. Schoorvoetend en argwanend opende een aantal Zeeuwse en Hollandse steden onder aandrang van het ambachtsvolk de stadspoorten voor de geweldenaars, overigens meestal onder beding van vrije godsdienstuitoefening voor de rooms-katholieken.' (pagina 68)

‘In maart 1582 werd hij bij een aanslag op zijn leven ernstig gewond. (...) Oranje herstelde, maar de zorg aan haar man geschonken kostte zijn derde echtgenote Charlotte de Bourbon het leven. Voor de prins een enorm verlies: dit was de vrouw die hij getrouwd had om wat ze was, en niet om wat ze meebracht. Nog één huwelijk is gevolgd, in 1583, met Louise de Coligny.' (pagina 147)

T. Van Deursen en H. de Schepper. Willem van Oranje een strijd voor vrijheid en verdraagzaamheid. ISBN 9022837599. Fibula/Lannoo, Tielt, 1984

| Meer