Cape Fear 3

Zie de mens

Dramaturg Alain Pringels in gesprek met Erik-Ward Geerlings

Erik-Ward Geerlings

Hoe kwam je in de theaterwereld terecht?

Theater was voor mij onontkoombaar. Ik kom uit een toneelfamilie. Op driejarige leeftijd kroop ik al dagelijks tussen de coulissen door. Mijn ouders waren op veel fronten actief. Al zeer jong pikte ik het zelfstandig op en ging het theater in mij een eigen leven leiden. Zo verliet ik de middelbare school voortijdig om theater te gaan maken. Begin jaren tachtig ontstond het zogeheten derde circuit, talloze kleine groepen die zich brutaalweg tussen de gevestigde gezelschappen nestelden. We deden veel met weinig middelen, speelden niet alleen in zalen maar vooral ook op locaties, leegstaande gebouwen, galeries en kerken. Belangrijk voor mijn vorming was de serie Kort & Goed, waarvoor ik een dertigtal klassieke toneelstukken bewerkte en radicaal inkortte tot maximaal een kwartier. Zo doorgrondde ik het wereldrepertoire en oefende me in het maken van scherpe keuzes. Ik deed toen nog van alles, speelde, regisseerde, bracht mensen bij elkaar. Theater was een levenswijze. En het bracht troost in die toch wat sombere jaren. Later ging ik wijsbegeerte studeren maar ik kon niet stoppen met theater maken en van afstuderen is het niet gekomen. Toch is die studie wezenlijk geweest voor mijn ontwikkeling tot toneelauteur. Aan de schrijftafel kijken de filosofen nog altijd over mijn schouders mee.

Hoe kwam je samenwerking met Arie de Mol tot stand?

In 1998 schreef ik voor het eerst voor Arie en zijn gezelschap Els inc. Dat stuk ging over de grote Zweedse veelkunstenaar August Strindberg. Vijf mannen speelden samen Strindberg. De tegenwerkende krachten in die figuur als een bos vlooien in gevecht met een drietal vrouwen. Later vroeg Arie me een aantal keren te schrijven voor grote amateurproducties in Schiedam, voorstellingen in de openlucht met veertig tot vijftig sprekende rollen. Voor Toneelgroep Maastricht maakte ik bewerkingen van Mephisto (naar Klaus Mann), Decamerone (naar Boccaccio) en onlangs De broers Karamazov (de laatste voorstelling van Arie de Mol bij Toneelgroep Maastricht) naar het boek van Dostojevski. Die bewerkingen zijn een soort herscheppingen, waarvoor ik intensief samenwerk met Arie en dramaturg Mart-Jan Zegers.

En How to play Francesca Woodman... niet te vergeten. Ook in opdracht van Arie. Een heel ander project dan de boekbewerkingen. Op die tekst ben ik heel trots. Ik schreef het samen met de huidige Dichter des Vaderlands, Anne Vegter. Het is een prachtige voorstelling, die in maart en april 2015 nog door het land reist.

Nu ben je gevraagd om Zie de mens te schrijven. Heb je een godsdienstige opvoeding gehad?

Ik ben wel gedoopt in de Laurenskerk in Rotterdam, maar het geloof speelde bij ons thuis geen enkele rol. Toch heb ik via school actief rondgekeken in kerken en kloosters. Religie heeft me altijd al gefascineerd. Met name de godsvraag en de godsbewijzen. Als kind bezwoer ik sommige angsten door voor het slapen gaan eindeloos gebedjes op te zeggen. De kerk is een achterhaald instituut met een bedenkelijke historie. Het geloof als zodanig is daarentegen een onuitroeibare en zeer functionele menselijke eigenschap.

Is het voor jou belangrijk de acteurs te kennen waarvoor je schrijft?

Het is geen strikte voorwaarde maar ik vind het wel heel fijn om een beeld van de spelers te hebben. Het zijn vooral hun stemmen die me inspireren. Ik schrijf zelden of nooit regieaanwijzingen. Wat er op het toneel te zien is, is aan de acteurs en de regie. En de ontwerpers uiteraard. Voor mezelf laat ik beeld en handeling meestal vaag. Ik voel de motivaties van de personages en soms helpt het als ik de stemmen van de acteurs beluister, als ik ze in mijn hoofd hoor praten.

Kun je het schrijven van een tekst vergelijken met het schrijven van muziek?

Muzikaliteit is voor mij van het grootste belang. Als ik schrijf luister ik naar de woorden en de zinnen die zich aandienen en die ik eerst in mijn hoofd beluister. Maar wel steeds vanuit motivatie. Het begint altijd met me voor te stellen wat iemand wil zeggen. Ik vind dat ik elk woord dat er staat moet kunnen verantwoorden. Het mag nooit versiering zijn. Er mogen best flauwe grappen in, maar dan zijn die ook gemotiveerd vanuit de situatie of vanuit het personage.

Heb je er al een idee van hoe Jezus gaat klinken?

Het lijkt me heel mooi mocht hij klinken als een eenvoudig mens. Van oorsprong is hij een volkse jongen. Ik voorzie een mengsel van realisme en volkstaal met een Bijbelse taal, die Jezus langzaam de scènes binnensmokkelt. Ik wil hem zoveel mogelijk beeldend laten spreken. Op een manier die dan door zijn omgeving wordt nagebootst. En die metaforen gaan dan een eigen leven leiden. Zo verwordt Jezus van een eenvoudig mens tot een complexe mythologische figuur.

Heeft de Jezusfiguur ook een persoonlijke betekenis voor je?

Om mij tot hem te kunnen verhouden moet ik die man serieus nemen, anders kan ik niet over hem schrijven. Dat ik een overtuigd atheïst ben, staat me daarbij niet in de weg. Als therapeut zie ik Jezus als iemand die de zelfhelende krachten in de mens aanspreekt. Zo bezien geloof ik ook in zijn krachten als wonderdoener. Wat me vooral voor hem inneemt is zijn optimisme, zijn geloof in de goede krachten van een mens. En dat in een cynische wereld. Het gaat in deze voorstelling niet over Jezus Christus, maar om Jezus van Nazareth, dat zijn twee heel verschillende figuren. De Christusfiguur is gecreëerd door en voor de kerk. Als je die kerkelijke ballast wegschraapt kun je de menselijke figuur blootleggen.

Je zoekt dus naar Jezus als mens?

Ja. Hij moet een heel kleurrijke figuur worden die op zijn tijd ook woedend kan zijn. Of onverdraagzaam. En grappen maakt. Dus alles behalve de heilige boon zoals hij altijd wordt afgebeeld. Hij is zeker niet alleen zoetsappig en aardig. Voor mij hoeft hij niet alleen maar sympathiek te zijn. Hij is hoogsensitief, tegendraads en opstandig. Zie daar de werkelijke betekenis van zijn opstanding. Hij is een provocateur en een consequent anti-autoritair denker. Maar Zie de mens gaat niet alleen maar over de persoon Jezus van Nazareth. Het is ook een maatschappelijk drama, waarin Jezus de autoriteiten confronteert met ongemakkelijke waarheden. De mensen om hem heen, zijn familie en zijn volgelingen, maken iets van hem dat hij aanvankelijk helemaal niet wilde zijn, iets bovenmenselijks. Het gaat dus over radicalisering, zowel van een idee als van heel herkenbare menselijke gevoelens.

Erik-Ward Geerlings (1963)
studeerde wijsbegeerte (1987-1991) en integratieve psychotherapie (2009 tot heden).

Als toneelauteur heeft hij meer dan veertig titels op zijn naam staan. Geschreven in opdracht van onder meer FACT, KVS (Brussel), Onafhankelijk Toneel, Zuidelijk Toneel, ZT Hollandia, Artemis en Toneelgroep Maastricht.
De laatste jaren houdt Geerlings zich ook bezig met opera en muziektheater, onder meer voor het mede door hem opgerichte gezelschap WILco.

| Meer