Motel Detroit 2

Zie de mens

Over Jezus

Zie de mens
  • Download als WORD document | als PDF

Er bestaan nagenoeg geen historische feiten over Jezus. Het enige historische document is de veroordeling tot kruisiging door Pontius Pilatus. Jezus was schuldig aan rebellie. Hij stierf aan het kruis als oproerkraaier of terrorist. De tekst die de Romeinen boven op zijn kruis timmerden was niets meer dan de beschuldiging op grond waarvan hij tot de kruisdood werd veroordeeld: ‘koning der Joden'. Op die manier stierven alle rebellen (in actuele context kunnen we over terroristen spreken), die de Romeinse bezettende macht of haar Joodse vazallen aanvielen. De rest, de evangeliën (synoptische zowel als apocriefe) en de brieven en handelingen van Paulus, zijn mythen en legenden. De evangeliën zijn teksten die lang na Jezus' dood over hem werden opgetekend. Dit zijn en blijven de belangrijkste bronnen om ons een beeld te geven van het fenomeen Jezus.

De evangeliën en het historisch onderzoek dat naar deze bronnen en teksten is gedaan, zijn de belangrijkste inspiratiebronnen voor Zie de mens. Daarin moeten sporen gezocht worden die aanleiding kunnen geven tot een voorstelling. We zoeken de mens. Het verhaal van een mens tussen mensen. Zie de mens. Een menselijk, al te menselijk, verhaal. Bestudering van de geschiedkundige omstandigheden waarin Jezus leefde, biedt perspectieven om een leven te (re-)construeren. Deze omstandigheden zijn de voedingsbodem waarin een levensverhaal (historisch, legendarisch of mythologisch) de motieven van menselijk handelen vindt. Een mens is wat hij doet en wat hij doet, doet hij omdat hij deel uitmaakt van een groep en invloed wil uitoefenen op die groep.

We moeten de mythe, de legende en dus de evangeliën deconstrueren, opbreken en in de brokstukken zoeken naar invalshoeken en perspectieven die dramatisch uit te buiten zijn. Snel werd duidelijk dat onze verbeelding minder werd geprikkeld door de persoon van Jezus zelve, maar vooral door de manier waarop zijn omgeving (zijn moeder en familie), zijn volgelingen (de apostelen) en de overheid (Joodse priesterkasten en de Romeinen) op de gebeurtenissen reageerden. Dit krachtveld wordt de basis van het drama.

Wat bezielt een eenvoudige zoon van een timmerman, die dankzij een grote gevoeligheid genezingsgaven heeft, om met een aantal volgelingen van dorp naar dorp te trekken, waar hij zich geweldloos verzet tegen taboes opgelegd door de Joodse priesterkasten en tegen de Romeinse bezetter? Wat beweegt mensen om zo iemand te volgen? Heeft iedereen dezelfde redenen om zo iemand te volgen? Kan zo iemand door God gestuurd zijn? Wat was het belang voor de Joodse priesterkasten en voor de Romeinen om Jezus ter dood te brengen? Waarom werd deze executie een offer dat nog eeuwenlang nazindert? Nee, we willen ons in deze voorstelling niet buigen over geloofskwesties, maar wel over de impact die geloof kan hebben op het menselijk leven. Moet niet ieder mens in iets geloven om mens te kunnen worden, zij het liefde, god, kunst, rechtvaardigheid, arbeid of gelijkheid.

Alain Pringels, dramaturg

 

De Belgische filosoof Etienne Vermeersch publiceerde in 2012 een polemische tekst over het bestaan van Jezus in De Morgen.

Jezus Christus: waarheid of mythe?

Streng historisch onderzoek leert iets over Jezus van Nazareth, maar zegt ook iets over ons, stelt Etienne Vermeersch. ‘Er bestaat over Jezus geen enkele strikt historische bron. Wie de eerste christelijke teksten analyseert, moet tot het besluit komen dat de ‘mythe', de christelijke boodschap, hier geen historische grond kan vinden.' Het ontstaan van het christendom, historisch-wetenschappelijk benaderd.

Enkele dagen geleden schreef Bart De Wever een opmerkelijk essay over de spanning tussen mythe en historische waarheid (DS 24/3). Zo'n ‘mythe' kan geheel of gedeeltelijk waar of onwaar zijn. De historicus onderzoekt dat waarheidsgehalte en De Wever vraagt zich af of bij een negatief resultaat de mythe nog een functie kan behouden. Hij stelt dit probleem inzake natievorming en identiteit. In hetgeen volgt heb ik het over de mythe, de ‘boodschap' van het christendom. In welke mate blijft die standhouden na historisch onderzoek van het verhaal over Jezus?

Die ‘boodschap' kan men als volgt samenvatten. Rond de jaren dertig van onze jaartelling leefde in Palestina een man, Jezus van Nazareth. Hij predikte, eerst in Galilea, daarna in Judea en Jeruzalem; ‘hij ging rond al weldoende', maar hij werd door de machthebbers van die tijd gevangengenomen, ter dood veroordeeld en hij is op het kruis gestorven en daarna begraven. Hij is echter na drie dagen uit de dood opgestaan. Hij was de Christus, de langverwachte Messias. Bovendien is hij als zoon van God tegelijk God en mens. Hij is uit liefde mens geworden en door zijn kruisdood heeft hij de zonden van de mensen uitgeboet. Wie in hem gelooft, is verlost uit de zonde en krijgt de garantie van het eeuwige leven. Hij zal terugkomen om de levenden en de doden te oordelen en zijn rijk zal geen einde kennen. De Mattheuspassie van Bach drukt op meesterlijke wijze uit welke indruk het mediteren over die ‘mythe' eeuwenlang op de christenen gehad heeft: geloof, emotie, ritueel en alledaags handelen.

Historisch bewijs

Maar wat leert streng historisch onderzoek? (a) Er bestaat over Jezus geen enkele strikt historische bron. De antieke geschiedschrijvers weten er, tweedehands dan nog, nauwelijks iets over. Flavius Josephus spreekt even over Jacobus ‘de broer van Jezus', maar weet verder niets. Philo van Alexandrië, een tijdgenoot van Jezus die Palestina goed kende, vermeldt hem niet. Als hij bestaan heeft (wat ik aanneem), was hij zeker geen ruim bekende figuur. (b) We hebben wel geschriften van christelijke auteurs, maar geen enkele van hen heeft Jezus zelf gekend. De oudste van die geschriften zijn de authentieke brieven van Paulus (tussen 50 en 60). Daarna komen de evangeliën, maar die zijn minstens 40 jaar na Jezus' dood geschreven. Paulus heeft het in essentie over de verlossende dood en de verrijzenis van Christus, maar vermeldt over de historische Jezus bijna niets. De evangeliën hebben het wel over leer en leven van Jezus, maar het oudste (en bondigste), Marcus (Mc), dateert van even voor 70. Mattheus (Mt) en Lucas (Lc), die gedeeltelijk op Marcus en op een andere bron steunen, zijn te situeren rond 80-90 en Johannes (Joh) rond 90-100. (c) Op de historicus maken die teksten geen indruk van betrouwbaarheid. Ze spreken elkaar op vele plaatsen tegen en ze vertellen mirakelverhalen die zonder meer ongeloofwaardig zijn. Wie de kindsheidsverhalen van Lucas en Mattheus naast elkaar legt, merkt onmiddellijk de tegenstrijdigheden; de passieverhalen staan vol van voorspellingen van Jezus, alsof hij alles zelf gepland heeft. Maar laten we even in detail de verrijzenisverhalen bekijken.

Stel dat iemand een film wil maken over wat na Jezus' dood gebeurd is; dan moet hij de volgende ‘feiten' weergeven. Op de avond na zijn dood wordt zijn lijk behandeld door Jozef van Arimathea met honderd pond mirre en aloë en begraven (Joh 19, 39-42). Maria Magdalena en de moeder van Jozes (Mc 15,47) en nog andere vrouwen (Lc 24,10) zien dat gebeuren; toch kopen ze daarna welriekende kruiden om hem te balsemen (Mc 16,1). Toen de zon juist op was (het is dus niet meer donker) (Mc 16,2), gingen Maria Magdalena en de andere Maria (Mt 28,1) en Salome (Mc 16,1) naar het graf. Of neen, Maria Magdalena ging alleen naar het graf en het was nog donker (Joh 20,1). De drie (of de twee) vrouwen zien dat de steen is weggerold en binnen in het graf zien ze één jongeman zitten in een wit gewaad (Mc 16,5); of neen, een engel rolt voor hun ogen de steen weg en gaat daarop zitten buiten het graf (Mt 28,2); of nog beter: ze vinden de steen weggerold, zien dat het lichaam van Jezus weg is en pas daarna staan twee mannen voor hen (Lc 24,2-4).

Dissonantie

Iedereen kan deze oefening verder doorvoeren: je valt van de ene contradictie in de andere. En bedenk dan dat de oudste tekst (Paulus) niets over het graf of over de vrouwen zegt en Petrus als de eerste beschouwt die de verrezen Christus gezien heeft (1 Cor 15,3-12). Wie zo de eerste christelijke teksten analyseert, moet tot het besluit komen dat de ‘mythe', de christelijke boodschap, hier geen historische grond kan vinden. Wel kan men een hypothetisch verhaal opstellen dat enigszins het ontstaan ervan kan verklaren.

Bijvoorbeeld. Er heeft in het begin van onze jaartelling in Palestina een Jeshua geleefd die, onder invloed van Johannes de Doper, predikte dat het Rijk Gods nabij was. Hij had een zeker charisma, deed genezingen en kon een kleine groep leerlingen rond zich verenigen die sterk aan hem gehecht waren. Hij trok naar Jeruzalem, werd daar door de Romeinen als een gevaarlijke ‘would-be' Messias beschouwd en gekruisigd. Voor de leerlingen was dat een psychische catastrofe, een ‘dissonantie' in de terminologie van Festinger. Dat ondraaglijk gevoel wordt enigszins ‘gereduceerd' als ze visioenen krijgen van de ‘verrezen' Jezus. Maar de vraag blijft: waarom die smadelijke kruisdood? Mijns inziens volgt dan de beslissende ‘dissonantiereductie': hij is precies daarvoor gekomen, om ons door zijn lijden en dood te verlossen. Paulus heeft die gedachte verder onderbouwd en zo is de christelijke ‘mythe' ontstaan.

Maar nu terug naar De Wever. Mensen zoals Bultmann, en velen na hem, die deze ‘ontmythologisering' van het Jezusverhaal hebben doorgevoerd, zijn toch christen gebleven; zij het in een bijzondere interpretatie. En zelfs degenen die, zoals ik, op rationele gronden de ‘deconstructie' op de hele ‘boodschap' hebben toegepast, blijven op allerlei gebieden - beelden, emoties en medevoelen - met hen verbonden. In deze tijd vormt de gezamenlijke ontroering door de Mattheuspassie een bewijs dat ook bij ons de ‘mythe' nog nawerkt.

Over de zin en de draagwijdte van die thematiek valt dus nog heel wat te onderzoeken.

Etienne Vermeersch, 7 april 2012 - De Morgen

| Meer