Cape Fear 1
En God zag dat het goed was

De Volkskrant En God zag dat het goed was

MILDE BLIK OP ONS MENSELIJK GESTUNTEL
Marian Buys

Een jonge man zit onbeweeglijk op een bankje. Hij lijkt te slapen. Een tweede man strijkt naast hem neer. Probeert contact te maken. Geen kans. De nieuwkomer haalt van alles uit met zijn slapende buurman en uiteindelijk pakt hij hem vast om een dansje te maken. Ineens zien we wat er aan de hand is: de jonge man heeft een mes in zijn rug.

Onvermijdelijk associeer je zo'n beeld met de recente moord die het hele land in beroering bracht. Zeker in een voorstelling die pretendeert te gaan over onze huidige moraal en de grondslagen van onze christelijke beschaving. Want dat was het uitgangspunt van regisseur Aus Greidanus bij het maken van 'En God zag dat het goed was'.

Een improvisatievoorstelling moest het worden, zonder geschreven tekst, louter gebaseerd op de fantasie van de spelers. Impliciet verwijzend naar de manier waarop De Appel ooit begon onder Erik Vos. Toen waren juist die eigen maaksels, waarin de mime-achtergrond van Vos doorklonk, het visitekaartje van de toneelgroep.

Wat we zien zijn korte, soms aanstekelijke scènes en veel muziek. Zeven van de acht acteurs bespelen een trombone en het is mooi om te zien hoe die zich voegen onder leiding van een van de drie muzikanten. Die blaasinstrumenten vormen meteen de rode draad: zeven wat sleetse muzikanten, elk met hun eigen dampkring, proberen samen te spelen.

De een heeft steeds iets in zijn schoen, een ander zoekt telkens in zijn jaszakken naar verdwenen papieren. Die groepsscènes zijn meestal zonder woorden terwijl de humor schuilt in details. Zoals de enige vrouw die hooggehakt haar entree maakt in een groep mannen en tot een exotisch object wordt gemaakt. Of een bejaard echtpaar dat de eendjes komt voeren, maar toch iets minder diervriendelijk is dan aanvankelijk lijkt.

Het zou onbarmhartig zijn zulke scenes te beschrijven, het zijn juweeitjes met veel oog voor subtiliteit, verhaal is er niet, de figuren zijn geen uitgewerkte karakters en een onderling verband tussen de schetsen ontbreekt.

Zo komt er ineens een fraaie circusact langs waarin Henk Votel, voor even terug in de groep, een nep acrobatieknummer laat zien.

Het probleem van een project als dit is om al die losse vondsten aan elkaar te rijgen. En in die lassen zit nog wel wat ruis. Af en toe verslapt de aandacht, maar telkens slagen de spelers erin de draad weer op te pakken. Zoals Wannie de Wijn die een fraai jazzy nummer zingt en eindigt als een woeste tapdanser. Of Nico de Vries als een verslofte nachtclubzanger die niet van ophouden weet.

In het decor is in de hoogte een grote opening uitgespaard die werkt als een grote poppenkast. In tableaus zien we daar in drie minuten drieduizend jaar Westerse geschiedenis passeren. En vervolgens telkens weer dat groepje muzikanten. Op zoek, ja op zoek, maar naar wat?

De Appel biedt ons een barmhartige, milde blik op ons menselijk gestuntel. Geen diepgravende visie, geen nieuwe blik op onze huidige moraal, wel anderhalf uur geestig en vooral amusant vermaak.

www.devolkskrant.nl

| Meer