En verder...

Over de mimetische begeerte (René Girard)

Wij verlangen wat anderen verlangen. Dat is de essentie van de antropologie die René Girard uitwerkt. Wat wij ook verlangen, het object van ons verlangen vinden we bij de anderen. Elke claim van authenticiteit noemt Girard een romantische leugen.

In elk groepsproces speelt de mimetische begeerte een fundamentele rol. Individuen identificeren en/of conformeren zich aan wat de groep verlangt. Eigenzinnigheden die daarin plaatsvinden zorgen voor verschuivingen van dit verlangen. De objecten mogen dan wel veranderen (Apple versus Samsung) de begeerte blijft dezelfde: namelijk we begeren wat de anderen begeren. Haat en liefde vormen hier elkaars tegendeel als twee gezichten van eenzelfde god (Janus).

Dit zorgt voor een blijvend spanningsveld in een groep. Een kolkende zee van pikordes, hiërarchieën en machten. Na verloop van tijd loopt de spanning binnen een groep zo hoog op dat het fenomeen van de zondebok verschijnt. Een groepslid wordt geofferd. Alle spanningen kanaliseren zich op die ene persoon (dorpsgek, nar, lamme, dief, hoer). Een individu (ooit geliefd) maar nu buiten de groep gezet. Hij wordt verstoten of ter dood gebracht zij het in een lynchpartij of een openbare terechtstelling. Of hij offert zichzelf op en sterft als held die het leven van velen redt. Na de dood of uitstoting volgt al snel het schuldcomplex en de daarbij horende heiligverklaring. De geofferde zondebok wordt bijgezet in het mausoleum van helden, goden of bijzondere verdiensten.

Deze cyclus van geweld is één van de drijvende krachten van de cultuur. We kunnen deze processen terugvinden in mythen, rituele feesten (carnaval), politieke revoluties, oorlogen, personeelswijzigingen, mediagektes, enz.

Girard wijst op de uitzonderingspositie die het Nieuwe Testament ten aanzien van de mimetische begeerte aanneemt: wat neerkomt op een ontmaskering. Door de prediking van geweldloosheid en liefde kan de zondebok ontsnappen aan zijn rol als geofferde bok die in een gewelddadig einde of door finale verbanning, de gemeenschap van haar zonden bevrijdt. Het Lijdensverhaal uit het Nieuwe Testament maakt ons bewust dat de zondebok eigenlijk een slachtoffer is. Jezus wordt in het Nieuwe Testament niet als zondebok van een mimetisch gewelddadige roes (Joodse priesterkasten tegen Jezus en zijn groep volgelingen) gebrandmerkt. Hij wordt in het Nieuwe Testament benoemd als een onschuldig slachtoffer, het Lam Gods. Dat is een belangrijke kern van de boodschap die de evangelist Johannes opschrijft. Meer dan de (toekomende) kerk te stofferen met theologische bewijzen van Jezus' goddelijke afkomst, redt Johannes uit de as van de mimetische roes (de gewelddadige moord op Jezus) de boodschap, het evangelie (het goede nieuws): de liefde (voor iedereen), de caritas (zondaars worden slachtoffers) en geweldloosheid (heb uw vijanden lief). Deze ‘andere' kijk op de gewelddadigheid van de mimetische begeerte werkt in onze cultuur nog steeds door (o.a. in de universaliteit van de wet en het recht).

'De mythologisch-rituele samenlevingen zijn gevangen in een mimetische kringloop waaraan zij niet kunnen ontsnappen omdat zij zich van die kringloop in het geheel niet bewust zijn' schrijf Girard in Ik zie Satan vallen als een bliksem. Het revolutionaire van het Nieuwe Testament is dat zij dit bewustzijnsproces mogelijk maakt door de ‘zondebok' (die in het Oude Testament nog een cruciale rol speelt - zie Leviticus 16:21) te duiden als een ‘onschuldig slachtoffer'.

De werkzaamheid van de mimetische begeerte verdwijnt daarmee niet uit de menselijk al te menselijke cultuur. Bewustwording maakt de kans op het verschijnen van de gewelddadige mimetische roes (lynchpartijen, burgeroorlog) kleiner.

Bibliografie: René Girard, Ik zie Satan vallen als een bliksem, Agora/Pelckmans (2000)

| Meer