In gesprek met Geert de Jong en Jessie Wilms
Wie is Jessie?
Jessie: ‘Ik ben geboren in Antwerpen, studeerde aan de Toneelacademie Maastricht en woon nu in Amsterdam. Zes jaar geleden liep ik stage in Vijand van het volk (Ibsen) geregisseerd door Arie de Mol bij Toneelgroep Maastricht. In Op hoop van zegen werk ik voor de tiende keer samen met Arie de Mol.’
Wat betekent Heijermans voor jullie?
Jessie: ‘Ik speelde eerder in Heijermans’ De opgaande zon, ook een regie van Arie de Mol. Op hoop van zegen vind ik een geweldig stuk, de taal en de thema’s vind ik heel mooi. Het optimisme van de personages. Het zijn weerbare mensen. Ze hebben een hechte band met elkaar. Ze maken veel plezier, ondanks hun harde levensomstandigheden. Dat maakt hen sterk.’
Hebben ze een keuze?
Geert: ‘Je hebt altijd een keuze. De keuze om je erbij neer te leggen of in je hoofd de opstand te bewaren.’
Jessie: ‘Ook de keuze om een collectief te vormen. Geert (zoon van Kniertje) is de enige die zegt ‘Dit kan niet meer, er komt een ander mens en ik begin daarmee’ dus die komt in opstand. Hij wil daar een begin mee maken maar slaagt er niet in omdat hij alleen staat. Hij krijgt geen bijval. De gemeenschap is te sterk. Hij kan er niet aan ontsnappen.’
Wat is het belang van Op hoop van zegen nu?
Geert: ‘Het geloof dat verandering noodzakelijk is. De vissersgemeenschap is een heel gesloten en statische gemeenschap. Verhoudingen moeten wijzigen. Kniertjes’ zoon Geert wordt beïnvloed door socialistische ideeën, maar hij blijft vasthouden aan oude systemen. Hij is niet sterk genoeg om eruit te stappen. Hij richt zijn energie op de autoriteit. Dat is zijn gevecht. Hij is niet sterk genoeg om alles los te laten. Ik denk dat je als mens die keuze altijd kunt maken. Barend weet wat vrijheid is, maar kan het niet aan. Hij heeft een duidelijk standpunt: ‘Ik wil niet naar zee’. Hij heeft niet de vrijheid in zich om dit in daden om te zetten. Hij wordt door de groep meegezogen. Barend is bij wijze van spreken de poëet binnen het gezin. Dat is natuurlijk waar je je nooit mee mag bezighouden. Geert heeft socialistisch gedachtegoed, dat kan geplaatst worden. Daar kan je voor of tegen zijn. Barend niet, hij is een dromer, ongrijpbaar. Voor mij is reder Bos de minst vrije persoon in het stuk. En zijn dochter Clementine weet het niet, zij kan niet alleen maar aangetrokken worden door de gezelligheid van de armoede. Er moet iets zijn waardoor ze aan het denken gezet wordt.’
Jessie: ‘Als Kniertje zegt ‘Het is je bestaan en tegen je bestaan mag je niet in opstand komen’. Dat herken ik niet in onze westerse wereld. Daarin zijn wij wel vrij. Het is een gemeenschap met codes die ouderen aan jongeren doorgeven. Iedereen let op iedereen en in dat opzicht kan je niet helemaal jezelf zijn.’
Geert: ‘Dat hangt in dit stuk nauw samen met het geloof.’
Jessie: ‘Precies. Hoe Kniertje het leven draagt. Dit is ons bestaan en daar mogen we niets aan doen. Dat vind ik nog steeds actueel. Hoe mensen hun leed dragen. Dat ze onheil op zich af zien komen en dat ze de middelen niet hebben om daar iets tegen te doen. Dat is van alle tijden. Sla de kranten van vandaag maar open.’
Verzoening met het lot?
Jessie: ‘Ja, wat ik heel mooi vind, eigenlijk.’
Geert: ‘Ik geloof niet in een lot. Op hoop van zegen heeft veel te maken met het geloof. Dat er een macht boven je bestaat die alles bepaalt. En daar heb ik heel veel moeite mee. Dat speelt voor Kniertje een hele grote rol. Je zou in dit stuk de nadruk kunnen leggen op het geloof, maar dat doet Arie niet. Toch is Kniertje in essentie een diep gelovig mens en put ze daar haar kracht uit.’
Kniertje, een Nederlands icoon?
Geert: ‘Als je zegt ‘Ik speel Op hoop van zegen’, dan antwoordt men onmiddellijk Kniertje.’
Jessie: ‘Hamlet van de lage landen.’
Geert: ‘Ze vragen ‘Wie speelt Kniertje?’. Het gaat niet over de inhoud, maar over de manier waarop Kniertje wordt gespeeld. Dat vind ik minder van belang. Voor mij is het een rol als elk ander.’