Het Heijermans Festival

Op hoop van zegen (1901, eerste druk)

Op hoop van zegen ging op kerstavond 1900 in première in de Amsterdamse Schouwburg. De Nederlandsche Toneelvereeniging bracht het stuk uit. Een gezelschap waar Heijermans zich lange tijd mee zou verbinden. Men ging bewust op kerstavond in première. Zo kon men de perskritieken voor zijn. De mond-tot-mondreclame zou zijn werk doen voordat de recensies in de kranten verschenen. Op hoop van zegen werd het meest gespeelde stuk van Heijermans. Esther de Boer-van Rijk speelde 1.200 keer Kniertje. Het stuk sloeg in als een bom. Waarom werd dit Spel van de zee zo’n succes?

Het stuk speelt zich af in een Nederlands vissersdorp. Al jaren bestaat er rivaliteit tussen Scheveningen en Katwijk over de plaats waar het stuk zich precies afspeelt. Heijermans zelf spreekt over een Noordzee-vissersplaats. Tijdens de première droegen de spelers Scheveningse klederdracht. Feit is dat Heijermans enkele jaren voor de première van Op hoop van zegen in Wijk aan Zee woonde. Hij schreef er zijn roman Kamertjeszonde (1898). Pas na de première, bij de geboorte van zijn dochter, woonde hij een tijd in Katwijk. Het stuk is dus voornamelijk gebaseerd op observaties van vissers in Wijk aan Zee.

Binnen tien jaar tijd werd Op hoop van zegen in de grote wereldsteden gespeeld. In het Kunsttheater van Moskou dat onder leiding stond van de grote theatervernieuwer Stanislawski, de regisseur die de eerste Tsjechovs op de planken bracht. Maar ook in Wenen, Parijs, Belgrado, Stockholm, New York en Kopenhagen. Jammer genoeg kreeg Heijermans hiervoor geen auteursrechten omdat Nederland de Berner Conventie (1886) niet had ondertekend. In 1907 werd er een operaversie van Op hoop van zegen gemaakt door Charles Grelingen in het Amsterdamse Paleis van Volksvlijt. Het stuk werd vier maal verfilmd: in 1918 (regie Maurits Binger), 1924 (regie James Bauer), 1934 (regie Alex Benno en Louis Saalbom) en in 1986 (regie Guido Pieters). Van de eerste druk van Op hoop van zegen in 1901 werden maar liefst 100.000 exemplaren verkocht.

Hoe kunnen we dit succes verklaren?
Daarvoor zoeken we naar een antwoord binnen de theatergeschiedenis en de dramaturgie. Op hoop van zegen is een sociaal drama. Een kroniek van een vissersdorp die focust op de duur van het wachten op de terugkeer van de zeevissers. Heijermans werkt vanuit een bijna journalistieke, maatschappij hervormende ideologie. Hij was lid van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (opgericht in 1894). Hij houdt met Op hoop van zegen een impliciet pleidooi voor het verbieden van de drijvende doodskisten. Indirect draagt hij bij tot de vorming van de Zeewet van 1909 die de zeewaardigheid van schepen onder controle van de overheid brengt. Vanuit deze sociale bewogenheid laat Heijermans strijdbare mensen zien die het hoofd bieden tegen de noodlottige krachten van de samenleving en de natuur. Zijn personages klagen niet. Ze laten het hoofd niet hangen. Trots en sterk gaan ze door met het leven, ondanks de tegenslagen en de armoede. Heijermans doet dit door nauwgezet de werkelijkheid te observeren en te documenteren. Hij plaatst zich daarmee vol in het naturalisme, een kunstrichting die op dat moment in de mode is. Dat valt meteen op bij de taal die Heijermans schrijft. Hij schrijft in spreektaal en gebruikt daarbij de plaatselijke idiomen en een dialectische tongval. Heijermans toont de wereld van de vissers zoals die is. Het gewone volk staat centraal, niet een held uit het volk, maar de gemeenschap. Maar Heijermans' moralisme is nooit ideologisch gekleurd. Hij schrijft geen socialistisch idealisme. Om die reden krijgt hij geen toegang tot de socialistische literaire kringen van die tijd. Herman Gorter weigert hem dan ook als medewerker bij De Nieuwe Gids. Heijermans toont te weinig de ideale wereld waar de arbeidersklasse zich naar moet emanciperen. Heijermans beschrijft het leven zoals het is en toont door welke mechanismen dit vast komt te zitten. Hij bouwt in zijn stukken geen oproep tot revolutie. In Op hoop van zegen sterft het enige personage waarin de socialistische revolutionaire hoop tot leven komt een verdrinkingsdood.

Maar Heijermans doet meer. Hij ontwikkelt in Op hoop van zegen een heel eigenzinnige dramatische structuur. Het drama van Heijermans ontwikkelt zich niet volgens het bekende stramien van een dramatische tegenstelling die zich middels een conflict oplost en waaruit een of meer triomferende helden naar voor treden. In deze structuur levert het conflict een merkbare verandering van de beginsituatie op. Dit is niet het geval bij Heijermans. Voor Kniertje en de vissers is er aan het eind van het stuk niets veranderd. Heijermans schuwt ook het psychologisch realisme van Ibsen (Een poppenhuis, 1879) of Strindberg (De Vader, 1887) waar de oplossing van het dramatisch conflict verloopt volgens de ontmaskering van verdrongen trauma’s. Hij kiest ook niet de weg van de pathetiek of het melodrama zoals bij Dumas (La dame aux camélias, 1848).

Heijermans ontwikkelt een eigen weg die neerkomt op een mengvorm van het statische drama van Tsjechov (Drie zusters, 1900) en het symbolisme van Maeterlinck (De Blinden, 1890). Het resultaat is een soort bevroren drama. In de eerste twee bedrijven schetst Heijermans de vissersgemeenschap. Hij toont voluit wat de kracht van deze gemeenschap is: saamhorigheid. Ondanks tegenslagen en armoede draagt men het levenslot met vreugde en trots. Er is geen plaats voor geklaag en gejammer. Strijdvaardig biedt men de tegenslagen het hoofd. Het is een tranche de vie zoals André Antoine het naturalisme had ontwikkeld in zijn Théatre Libre in Parijs (1887). Heijermans kende en bewonderde het werk van Antoine. Hij werkte mee aan de opvoering van het stuk in Parijs. In het derde bedrijf duikt het symbolisme op. Het derde bedrijf wordt gedragen door de stormwind. De compositie van het stuk is sterk symbolisch gekleurd en heel ritmisch opgebouwd. Het bedrijf bestaat uit een opeenvolging van verhalen over dood en verlies. Het is een bezwering van de angst voor de dood die begint en eindigt met een gebed. Na het gebed waarmee het derde bedrijf opent, zijn er twee verhalen van mannen. Daarna volgen een aantal verhalen van vrouwen. De verhalen van vrouwen worden omkaderd door twee visioenen: eerst is er de droom van een zwangere vrouw (Marietje vertelt over haar nachtmerrie waarin haar verloofde niet meer terugkeert) en later is er het visioen van een zwangere vrouw (Jo ziet de schim van haar verloofde buiten verschijnen). Tussen deze twee symbolische visioenen horen we het relaas van vrouwen van wie de mannen niet levend terugkeerden van zee. Het vierde en laatste bedrijf kent een bijna Ibseniaans verloop. Hier vallen de maskers en komt het bedrog aan het licht. Toch loopt Heijermans niet in de val het morele kwaad aan te wijzen. Elk personage handelde immers naar eigen bestwil.

Alain Pringels,
dramaturg Toneelgroep De Appel

| Meer