Het Heijermans Festival

Den Haag Centraal 20-11-2015

“Met mekaar waai je niet weg”

Door Bert Jansma

Waarom Herman Heijermans? Arie de Mol, artistiek leider van Toneelgroep De Appel barst bij de start van Het Heijermans-Festival met zijn regie van ‘Op hoop van zegen’ (1900) meteen los: “Ik roep altijd dat Heijermans heel beroemd is, maar niet beroemd genoeg. Ik vind hem ondergewaardeerd. Iedereen kent z’n naam en zijn bekendste stuk, maar de kennis gaat niet zo diep. Vraag een Nederlander welk personage daarin zegt: ‘De vis wordt duur betaald’ en iedereen roept: Kniertje. Nee dus”. Arie de Mol regisseerde vijf jaar terug al eens ‘De opgaande zon’ van Heijermans en heeft iets met de schrijver die geldt als de beste uit de Nederlandse theatergeschiedenis. “Hij heeft een onwaarschijnlijk omvangrijk oeuvre, en het is eigenlijk allemaal goed. Die korte toneelstukjes van hem zijn zó geestig. In zijn grote stukken is de tijd van ontstaan veel herkenbaarder. De hondenkar in ‘Op hoop van zegen’, dat schip waarvan je je afvraagt of het nog terugkomt. Dat zijn dingen die je niet in het nú kunt plaatsen. Je zoekt naar een andere actuele waarde”. Er waren suggesties om Heijermans’ fascinatie met de zee te combineren met het hedendaagse thema ‘vluchtelingen’ die over zee naar Europa komen, maar De Mol c.s. verwierpen dat al snel. “Dat vond ik een te voor de hand liggende en te zwakke link. Ik vind dat ‘Op hoop van zegen’ heel erg over Nederland gaat. Het zegt vooral iets over waar wij vandaan komen en wat we niet meer hebben”.

Streepjes en puntjes

Zijn acteurs, vertelt hij, waren eerst van ‘Pffff, ga je Heijermans doen?’ Maar al heel snel was iedereen laaiend enthousiast. Hij is een waanzinnig regisseur-schrijver, maakt alles zo inzichtelijk. Je hebt schrijvers waar je weken op moet wroeten voor je snapt wat er staat, Heijermans schrijft het helemaal voor: met accenten, met streepjes, met puntjes in de tekst. Hij regisseerde terwijl hij schreef. En op het menselijk vlak heeft hij een groot inzicht in wie wij zijn, hoe we in elkaar zitten”. ’Op hoop van zegen’ is de rode draad in het festival, waarin (december) een zestal eenakters van Heijermans worden gespeeld, waarin Scheveningse amateurs diens korte ‘Pitten’ brengen en waarin voor kinderen Jules Verne’s ’20.000 mijlen onder zee’ zal worden gebracht. “Waar ik ook gewerkt heb”, zegt Arie de Mol, “heb ik gezegd: ik maak geen theater voor de elite. Toneel kan heel goed voor het ‘gewone’ publiek zijn zonder dat je een knieval maakt naar het amusement. Dit stuk is zo geschikt voor een breed publiek omdat het zo in de ziel snijdt, het zit in de genen van de plaatsen langs de Nederlandse kustlijn, en Scheveningen is daar één van. Mooi in z’n werk is dat hij zich goed kan verplaatsen in alle partijen. Goed in de slechterik, goed in de opgewekte mens, goed in de brompotten, in strenge mensen en in foute types. En steeds in een goede balans. Reder Bos wordt vaak voorgesteld als de boosdoener, de klootzak die krakkemikkige schepen de zee op stuurt en ’t allemaal op z’n geweten heeft. Maar hoe groot is de schuld van die reder nu eigenlijk? Heijermans investeert heel veel in tegenargumenten. Zorgt dat Bos dingen zegt waar geen speld tussen te krijgen is. Dat je denkt: Nee, zo gemakkelijk is ’t niet. Uiteindelijk is de natuur de schuld. ‘Op hoop van zegen’ gaat eigenlijk over een gemeenschap tegen de zee. En de zee wint”.

Onbetrouwbaar huwelijk

Regisseur Arie de Mol is aan de Noordzeekust opgegroeid. In Katwijk. “Ja, dit stuk zou zomaar in Katwijk kunnen spelen”, zegt hij. “daar had je die bomschuiten die het dorp in gleden, de vrouwen die daar wachtten. Pas toen die schuiten niet meer gebruikt werden moest men naar plekken met een echte haven. Zoals Scheveningen en IJmuiden. Ik heb dat natuurlijk niet meegemaakt, maar ik heb wel die emotie naar die zee toe. Als ik aan ‘Op hoop van zegen’ werk, lopen de tranen soms over m’n wangen. Omdat ik het dragen van dat lot zo enorm waardeer in dit stuk. Dat zijn we een beetje kwijt, die enorme kracht. Wij zijn in West-Europa zo langzamerhand ernstig vervreemd van de natuur. Dit stuk gaat over leven met de natuur. Het is bijna een huwelijk. Een beetje onbetrouwbaar huwelijk, want de partner kan nogal te keer gaan. Ook omdat we ‘m teveel sarren. Bij Heijermans is er de troost van een gemeenschap, zoals wij die niet meer kennen. Wij zijn individualistisch, egocentrisch. Het heeft ook nadelen die hechte gemeenschap. Er is dat benauwende. De wereld is klein. De vraag ‘heb ik morgen te eten?’ bepaalt je leven. Tijd om na te denken is er niet. Wat van buitenkomt wil men vaak niet weten. De verhalen waarmee Geert, de zoon van Kniertje, terugkomt uit Indië. ‘Bajonetten steken in Indonesiërs, daar ben ik voor naar Indië gegaan’, zegt hij. ‘Praat niet zo raar”, zegt Kniertje. Het is bijna ‘fantasy’ voor haar. Die onwetendheid, die afgeslotenheid van de grote wereld. Daar wordt het stuk voor mij ook abstract. Maar er is ook de kracht en de troost van een hechte gemeenschap. Op momenten van diep verdriet kan je terugvallen in dat vangnet van gelijkgestemden. Een van de mooiste zinnen uit het stuk is: ‘Met mekaar waai je niet weg’. Dat vind ik een van de actuele kanten ervan. Omdat het laat zien waar wij van afgedreven zijn. Het maakt het stuk universeel. Het gaat over de mens in een situatie waarin hij controle verliest, niet meer meester is. Het gaat over leven en over ons, die niet zo goed weten hoe dat moet. Ik vind dat ontroerend mooi”.

| Meer