Zie De Appel Buiten

Metamorfosen

Over het leven van Ovidius

Ovidius

Dankzij een autobiografisch gedicht van Ovidius kunnen we ons nu een voorstelling maken van zijn leven. Hij schreef de autobiografie vermoedelijk rond zijn vijftigste levensjaar toen hij terugkeek op zijn leven terwijl hij in ballingschap zat.

Publius Ovidius Naso (43 v. Chr. - 17 n. Chr.) werd geboren in Sulmo, het huidige Sulmona, een provinciestad in Umbrië. Hij werd door zijn vader op twaalfjarige leeftijd, samen met zijn broer, naar een retorische opleiding in Rome gestuurd. Daar kregen ze beiden, hoewel ze tot de ridderstand behoorden, een toga met brede purperen zoom die het kenteken was van senatoren. Dat was een voorrecht voor jonge mannen uit de ridderstand die een politieke carrière ambieerden en in de senaat wilden komen. Ovidius bleek weinig politieke ambitie te hebben. Op de opleiding kwam zijn dichttalent naar voren, dit tot ongenoegen van zijn vader die hem liever als toekomstig redenaar zag dan als dichter.

Dan riep mijn vader: ‘Wat jij doet is energie verspillen,
Homerus liet toch ook geen enkele rijkdom na!'

Die woorden raakten mij. Ik liet de Helicon dus achter

en deed mijn best proza te schrijven, metrumloos,
maar steeds ontstond vanzelf een dichtvorm in gepaste voetmaat

en iedere regel die ik opschreef werd een vers.

Ovidius schreef op zijn 27ste zijn poëtische werk Amores, liefdesgedichten aan zijn fictieve geliefde Corinna. Deze dichtwerken waren elegieën; niet hele lange, maar ook niet hele korte gedichten. De ene keer waren de onderwerpen subjectief, de andere keer objectief. Qua poëziegenre ligt een elegie tussen een epos en korte lyrische gedichten in, waarover later meer.

In de jaren die volgden schreef Ovidius Heroïdes (Heldinnenbrieven), een tragedie Medea, die verloren is gegaan, en een tweede kortere versie van Amores. Ook publiceerde hij Ars Amandi, ook wel Ars Amatoria genoemd, een leerdicht over verleiding en overspel met aanbevelingen voor beide geslachten om elkaar te versieren en het daarop aansluitende gedicht Remedia Amoris (Medicijnen tegen de liefde). Zijn leerdicht Fasti (Kalenderdagen) heeft hij nooit voltooid. Er bestaat ook geen vertaling van dit werk. Omstreeks het jaar nul is hij vermoedelijk aan zijn epos Metamorphosen begonnen. Op zijn 45ste werd hij door keizer Augustus uit Rome verbannen, de Metamorphosen had hij toen praktisch voltooid. De reden van zijn verbanning is nog steeds niet helemaal duidelijk. Ovidius spreekt zelf van carmen et error, een gedicht en een misstap. Om zichzelf in die jaren daarna staande te houden schreef Ovidius vier werken: Tristia, waarin de autobiografie van Ovidius is opgenomen, Epistulae ex Ponto (Brieven vanuit de Zwarte Zee), Halieutica, een leerdicht over visvangst en het hekeldicht Ibis. Na acht jaar ballingsschap is hij gestorven.

Tijdsgenoten over Ovidius
Er is door tijdsgenoten weinig over Ovidius geschreven. Alleen Lucius Annaeus Seneca sr., de vader van de filosoof Seneca, schreef over hem in zijn gepubliceerde werken Controversiae en Suasoriae. Seneca sr. prees Ovidius om zijn originaliteit, zijn voordrachtskunst en zijn ritmische taalgebruik maar hij verweet hem dat hij kritischer op zichzelf zou moeten zijn en zijn grote speelsheid zou moeten temmen.

Opmerkelijk genoeg is er door historici uit die tijd niets over de verbanning van Ovidius geschreven. Aangezien Ovidius toen een populair dichter was, mag je verwachten dat geschied- en biografieschrijvers als Tacitus, Suetonius of Cassius Dio daar wel aandacht aan zouden besteden.

Ovidius over Ovidius
Toch weten we het een en ander over Ovidius omdat hij, naast zijn autobiografie, in zijn eigen werken veel over zichzelf schreef. Hij omschrijft zichzelf als een tenerorum lusor amorum, een speelman van de zoete liefde. Hij lijkt in ieder geval een optimistische, wijze man te zijn geweest. Ook al was hij misschien geen geleerde of filosoof, hij had kennis van zaken en dat liet hij veelal in zijn werk merken. Hij maakte zichzelf regelmatig aan de lezer kenbaar, met uitzondering van de Metamorphosen, het openings- en slotwoord daargelaten; het is ook niet gebruikelijk dat de schrijver over zichzelf spreekt in een epos, al krijgen we soms wel de dichter aan het werk te zien.

Opmerkelijk is dat hij in zijn autobiografie geen woord spreekt over Metamorphosen terwijl hij daar acht jaar van zijn leven aan heeft gewerkt. In een van zijn eerste verbanningsgedichten, Tristia 1.3, wijdt hij daar wel woorden aan. Ovidius schrijft dat hij het manuscript samen met nog ander werk heeft vernietigd toen hij hoorde dat hij verbannen zou worden. Hij wist dat er nog kopieën achterbleven die ook gelezen zouden worden. Daarom vraagt hij in zijn gedicht om begrip van de lezer voor het feit dat zijn epos nog niet vervolmaakt is.

Metamorphosen
De Metamorphosen is, in tegenstelling tot zijn eerdere werk, geen heldendicht of leerdicht maar wordt als een epos beschouwd. Het lange gedicht is in hexameters geschreven en het beschrijft verhalen over mythische figuren en helden. Toch wijkt de Metamorphosen af van een gebruikelijk epos waarin het verhaal van één held of één bepaald onderwerp centraal staat. Ovidius vertelt in de Metamorphosen ongeveer 135 verhalen met daarin verschillende helden, antihelden en goden. Desondanks zijn het geen losstaande verhalen maar lopen de korte verhalen telkens in elkaar over, ze ontstaan uit elkaar en vormen één groter verhaal.

Creator
Foto: Werk van kunstenaar Peter Vos (Bron: www.rembrandthuis.nl)

De Metamorphosen is vooral bekend geworden om de vele fysieke transformaties waarbij een levend wezen, meestal een mens, in bijvoorbeeld een dier of een boom verandert. Bij vele van deze verhalen is er sprake van een snelle fysieke metamorfose. Ovidius neemt echter ook meerdere keren de tijd om transformaties van een langere periode te beschrijven, zoals het scheppingsverhaal. Daarnaast zijn er verhalen zoals Faëton en Orpheus, waarin geen fysieke metamorfose voorkomt. In tegenstelling tot wat veelal wordt gedacht zijn de vele metamorfosen niet het hoofdthema van het epos. Ovidius heeft de titel Metamorphosen zelf nooit gebruikt, zijn tijdsgenoten noemen het epos zo in hun beschrijvingen. Ovidius omschrijft het enkel als een gedicht over veranderende vormen en lijkt te doelen op een groter thema: de natuur die constant onderheven is aan verandering. In het laatste boek benadrukt hij die grondgedachte via het personage Pythogoras, die stelt dat ‘alles verandert, niets vergaat'.

Klassieke mythologische verhalen met een twist
Ovidius lijkt inspiratie te hebben gehaald uit bestaande verhalen en daar bewust zijn eigen draai aan te hebben gegeven. Zijn epos moet dan ook niet worden beschouwd als het boek om over de klassieke mythologie te leren, maar als een variatie daarop. Verhalen over de Cycloop, Medea en Echo worden op een andere manier omschreven dan dat we bij andere dichters tegenkomen. Een voorbeeld is Faëton; hij wordt in andere verhalen als een volwassen bruidegom afgeschilderd, terwijl hij in het verhaal van Ovidius nog een jongetje is die over zijn vader opschept. Verder definieert Ovidius Pygmalion als een beeldhouwer, terwijl hij uit vroegere geschriften wordt neergezet als een perverse koning die in zijn kunstgalerie bevrediging zocht bij een beeld van de godin Venus. Daarnaast krijgt het verhaal van Orpheus en Eurydice bij Ovidius wèl een gelukkige afloop.
De laatste drie boeken van de Metamorphosen lopen parallel aan de Aeneïs, het Latijnse epos van de dichter Vergilius, die in dezelfde periode als Ovidius leefde. Ovidius beschreef Aeneas' komst naar Italië om een nieuw Troje te stichten, als aanvulling op het verhaal van Vergilius. Ovidius lijkt geen moeite te hebben gedaan om te concurreren met Vergilius maar toont hiermee juist zijn ontzag voor de jongere dichter. Dido komt bijvoorbeeld nauwelijks in het dichtwerk van Ovidius voor. Door Aeneas in de Metamorphosen te laten voorkomen, weerspiegelt Ovidius het literaire verleden maar tegelijkertijd laat hij op een verassende manier iets nieuws zien.

Zo blijkt het verhaal over Piramus en Thisbe, waar Shakespeare in zijn Midzomernachtdroom een parodie op heeft gemaakt, ook al te bestaan voordat Ovidius het in zijn epos verwerkte. Hij heeft het verhaal vermoedelijk uit secundaire literatuur gehaald, de namen van Piramus en Thisbe zijn niet terug te vinden bij Griekse en Latijnse schrijvers die vóór Ovidius hebben geleefd. De secundaire literatuur geeft drie aanknopingspunten. De eerste is een mythologisch naslagwerk, Bibliothèkè genaamd, van de Griekse Apollodorus die in de tweede eeuw voor Christus leefde. Dat boek is waarschijnlijk meerdere malen overgeschreven en bijgewerkt. Alleen Piramus komt er in voor, maar niet in de vorm van een mens, zoals bij Ovidius, maar als een rivier in West-Turkije. De tweede bron zal Ovidius meer geïnspireerd hebben. Het betreft een eeuwenoude volkssage uit Cilicië, geschreven in het Grieks door Nikolaüs van Smyrna. In zijn boek Progymnasmata staat het volgende:

Piramus en Thisbe hadden wederzijdse liefde voor elkaar opgevat en kwamen in liefde bijeen. Het meisje, zwanger geworden en pogend de zaak verborgen te houden, benam zich van het leven en toen de jongeman dat hoorde onderwierp hij zich aan eenzelfde lot.
De goden hadden medelijden met het gebeurde en veranderden beiden in water: Piramus werd een rivier die door Cilicië stroomt, Thisbe een bron en zij laat haar water in hem stromen.

Er bestond dus al een verhaal met deze twee personages en beiden ondergaan een metamorfose. Het is dus voorstelbaar dat Ovidius in zijn zoektocht naar metamorfosen dit verhaal is tegengekomen en daar zijn eigen draai aan heeft gegeven. Dan is er nog een derde auteur: Antoninus Liberalis. Er is vrijwel niets over deze man bekend, alleen dat hij eenenveertig verhalen, in het Grieks geschreven, uit het verleden heeft verzameld en onder de naam Metamorphoses heeft gebundeld. Hij heeft de verhalen dus niet zelf geschreven. Bovenaan zijn samenvattingen heeft Antonius Liberalis veelal bronnenschrijvers vermeld, die ver vóór Ovidius' tijd geleefd hebben. Vermoedelijk heeft Ovidius niet het werk van Antonius Liberalis in zijn handen gehad maar wel een soort voorloper daarvan, meer dan een kwart van de verhalen uit het werk van Antonius Liberalis zijn terug te vinden in het epos van Ovidius.

Nog even terug naar het verhaal van Piramus en Thisbe. Ovidius heeft een soort raamwerk bedacht in zijn vierde boek om kort nog drie andere verhalen te vertellen. Dit gebeurt op het moment dat de drie Minyadenzusters, de dochters van koning Minyas, zich distantiëren van de verering van de god Bacchus. Buiten de stad wordt er feest gevierd maar de drie zusters blijven thuis bij hun weefgetouw. De dames vertellen om de beurt een verhaal om ‘hun nuttig handwerk te verlichten'. Eén zuster begint met het verhaal van Piramus en Thisbe.

Haar zusters stemmen ermee in. Zij mag het eerst vertellen.
Ze peinst wat ze zal kiezen - want ze kent heel veel verhalen -
en twijfelt over een verhaal uit Babylonië,

hoe Dercetis, volgens de Palestijnen, in een vis
veranderd werd, vol schubben, en daar rondzwom in een meer;

of hoe Semiramis, haar dochter, vogel was geworden,
haar laatste jaren slijtend in een witte duiventil;

of hoe een waternimf met toverspreuk en wonderkruiden
kerels in volle bloei tot stomme vissen toverde,

totdat zij zelf hetzelfde werd; of hoe een boom met eers
blankwitte vruchten zwarte kreeg door 't spatten van veel bloed.

Ja, dát is leuk, te meer daar het geen wijdbekend verhaal is.
En zo begint zij dan, terwijl de wol haar draad vervolgt:

‘Thisbe en Piramus...'

Hier zien we Ovidius aan het werk en niet het meisje. Hij kiest feitelijk, via het personage, om dit Babylonische sprookje te vertellen. Ovidius schrijft dat het ‘geen wijdbekend verhaal' is, dit is dus te betwijfelen. Misschien wilde de dichter indruk maken op zijn publiek, dat hij een belezen man was of hij wilde er juist de spot mee drijven. In het citaat hierboven lezen we dat het meisje vertelt dat de moerbeibessen door het vele bloed van Piramus donker zijn gekleurd. Zij impliceert dat die informatie uit bronnenmateriaal stamt. Het is echter vrijwel zeker dat Ovidius juist de moerbeiboom, de leeuwin ook trouwens, zelf heeft bedacht en deze niet in het oorspronkelijke verhaal voorkwamen.

Het metrum

In de Latijnse poëzie werd een metrum toegepast in plaats van rijm, waarbij lange en korte lettergrepen elkaar afwisselen in een vastgesteld patroon. Voor de Metamophosen gebruikte Ovidius de dactylische hexameter, een ander metrum dan hij in zijn voorgaande werk hanteerde. Dat houdt in dat elke versregel uit zes (hex) versvoeten (metron) bestaat met een dactylus (‒ᴗᴗ of lang-kort-kort).

Het schema van een dactylische hexameter is als volgt:

‒ᴗᴗ| ‒ᴗᴗ | ‒ᴗᴗ| ‒ᴗᴗ| ‒ᴗᴗ| ‒ ‒

1        2        3        4        5       6

De eerste lettergreep van een versvoet is altijd lang, hier valt de klemtoon op. Elke dactylus kan ook worden vervangen door twee lange lettergrepen, dit wordt een spondee genoemd. De zesde versvoet wijkt bijna altijd af, die bestaat uit twee lettergrepen in plaats van drie, dus lang-lang of lang-kort. De vijfde lettergreep is over het algemeen een dactylus, als daar toch voor een spondee wordt gekozen spreekt men van een versus spondiacus.
Als er veel spondeeën in een versregel worden toegepast dan kan die traagheid, somberheid of dreiging suggereren. Er wordt dan immers veel nadruk gelegd op elke lettergreep. Bij een versregel met veel dactyli ontstaat er juist snelheid die luchtigheid oproept.

Hieronder een voorbeeld uit boek 2, vers 307-308, met de vertaling van d'Hane Scheltema.

‒  ᴗ     ᴗ | ‒  ‒| ‒    ‒| ‒ ‒| ‒ᴗᴗ| ‒ ‒

Unde solet nubes latis inducere terris,
(vanwaar hij altijd wolken uitzendt over wijde landen,)

‒   ᴗ   ᴗ| ‒    ᴗ ᴗ| ‒    ‒  | ‒ ᴗ ᴗ  | ‒  ᴗ  ᴗ| ‒  ‒

undi movet tonitrus vibrataque fulmina iactat.
(vanwaar hij donder dreunen laat en bliksemschichten richt.)

De eerste versregel bevat veel spondeeën. Zij geven het trage bewegen van de wolken aan. In de regel die volgt onderstrepen de dactyli het snelle slingeren van de bliksem.

Voordat Ovidius aan de Metamorphosen begon gebruikte hij een distichon-metrum. Het distichon wordt gevormd door het gebruik van twee verschillende versvoeten die elkaar steeds opvolgen, één hexameter en vervolgens één pentameter. Een pentameter bestaat uit twee dactyli en een halve dactylus.

‒ᴗᴗ| ‒ᴗᴗ | ‒| ‒ᴗᴗ| ‒ᴗᴗ| ‒

1        2        3    4       5        6

Alleen de eerste twee dactyli mogen worden vervangen door een spondee, versvoet vier en vijf niet. Bij de Latijnse elegische dichters was, naast de vorm, ook het onderwerp belangrijk, namelijk de liefde. Zij wijdden hun gedichten aan één bepaalde geliefde, zoals Ovidius schrijft over Corinna. Bij Grieks-Alexandrijnse dichters ging het puur en alleen om de vorm. Het gedicht moest uit meerdere disticha bestaan om het tot een elegie te kunnen beschouwen.

Ovidius noemde het distychon-metrum ook wel zijn ‘manke' muze, omdat de tweede versregel altijd een lettergreep minder heeft. De tweede regel heeft iets definitiefs, iets kortafs. Je kunt het vergelijken met de twee korte zinnen in een limerick. Ovidius zelf vergeleek het met een roeiboot die na elke slag even stil lijkt te liggen. Omdat de Metamorphosen alleen maar uit hexameters bestaat, kon Ovidius de zinnen beter in elkaar door laten lopen, waardoor er een vloeiend dichtwerk is ontstaan.

Verbannen door keizer Augustus

De reden van de verbanning van Ovidius door keizer Augustus is vandaag de dag nog steeds niet duidelijk. Het gebeurde vlak nadat Ovidius de Metamorphosen had voltooid. Het epos lijkt in eerste instantie de reden te zijn geweest om Ovidius uit Italië te verwijderen. Misschien stonden er dingen in die de keizer niet bevielen. Ovidius bleef wel Romeins burger en mocht zijn bezit houden, maar hij mocht zich niet meer vertonen en kreeg een publicatieverbod.

Volgens Ovidius heeft zijn straf niets met het epos te maken maar met zijn werk Ars Amandi, dit schrijft hij in zijn ballingschapbrieven. Zijn leerdicht, over verleiding en overspel met aanbevelingen voor beide geslachten om elkaar te versieren, paste niet in de morele hervorming die Augustus nastreefde. Hij wilde dat het volk zich weer deugdelijk leerde gedragen, zoals het in een mythische gouden tijd zou hebben gedaan. Augustus voerde wetten in waarmee bijvoorbeeld overspel strafbaar werd.

Verder spreekt hij over een fout die hij heeft gemaakt. Augustus moet zo boos zijn geweest over zijn leerdicht dat hij jaren later, misschien in combinatie met de error, Ovidius naar Tomi stuurt.

Ondanks zijn verbanning mocht de schrijver wel gedichten naar Rome sturen. Zijn vrienden hebben die verzen voor hem verzameld en, net als de Metamorphosen, toch gepubliceerd. Naast de twee dichtbundels, Tristia en Epistulae ex Ponto, heeft de dichter nog het hexametergedicht Halieutica gemaakt, dat gaat over visvangst en vissen uit de Zwarte Zee. Ook schreef hij een scheldgedicht, Ibis genaamd. Hierin wijdt hij honderd verzen aan een onbekend persoon, die de naarste dingen krijgt toegewenst. Misschien was dit de manier van Ovidius om zijn woede te uitten naar Augustus, over het onrecht dat hem was aangedaan?

Niet iedereen gelooft dat Ovidius door Augustus is verbannen. Er zijn ook theorieën, voornamelijk door Nederlandse hoogleraren geopperd, dat het fictief zou zijn. Ovidius zou het hebben gebruikt als dichtspel, hij was immers een dichter die graag van de norm afweek. Toch blijft deze theorie een hypothese. Er is geen bewijs voor gevonden, evenmin voor de theorie dat hij wel zou zijn verbannen.

Sara Bergen
stagiaire dramaturgie

Bronnen:

 

| Meer