Cape Fear 1

Metamorfosen

Aus Greidanus in Den Haag Centraal, 17 oktober 2014

Aus Greidanus, afscheid van Toneelgroep De Appel
'Ik had eigenlijk schilder moeten worden'

Toneelgroep De Appel was het Begin en is het Eind voor Aus Greidanus (1950). Veertig jaar was hij verbonden aan het gezelschap. Hij droeg de fakkel van Erik Vos verder, hij was de bedenker van de klassieke marathons en regisseert er nu zijn laatste theatertekst. 'Metamorfosen'. Naar Ovidius. Nog zo'n klassieker. Maar geen marathon.

Door Bert Jansma

Aus Greidanus neemt afscheid bij De Appel. Zijn laatste regie wordt 'Metamorfosen'. Geen marathon? Gewoon een voorstelling? Kan haast niet bij zo'n afscheid van een unieke groep en een uniek theater. De marathonvoorstelling 'Casanova' zou eerst dat afscheid markeren, maar Arie de Mol, opvolger van Greidanus bij Toneelgroep De Appel, bleek nog een verplichting te hebben bij zijn werkgever, Toneelgroep Maastricht. "Toen De Mol werd teruggefloten, zat er bij ons een gat", zegt Greidanus simpel, "dus ik doe nu echt mijn laatste regie". Hij wilde dat die 'anders' werd. Geen marathon. "Ik wilde een stuk waarin iets van die veertig jaar Appel zat. Een voorstelling door en voor het ensemble. Maar je vindt geen stuk waarin voor acht acteurs leuk werk is. Toen kwam het idee voor een collage-voorstelling. Met alle facetten van die veertig jaar Appel. De beeldvoorstellingen, de locatievoorstellingen, de commedia dell'arte, de clownsnummers. Al die technieken in dat nieuwe stuk. Want hierna houdt het op. De Appel zoals ik de groep leidde, als opvolger van Erik Vos, die is straks definitief weg. Ik had nog een keer de kans de piste te bespelen. Via de Grieken zocht ik bij de Romeinen en belandde bij Ovidius en zijn 'magnum opus', de 'Metamorfosen'. 180 verhalen, grote en kleine. Soms satirisch, een beetje Belcampo-achtig, soms heel licht, maar wel met een filosofie erachter. Hij wilde de waarde van het Griekse erfgoed spiegelen. Het: 'niets vergaat maar alles verandert'. En in elk verhaal zit ook een letterlijke metamorfose. Leuk, metamorfose is de basis van ons vak. En metamorfose geldt ook voor De Appel, waar nu iets fundamenteel verandert". Greidanus koos zo'n dertig verhalen uit Ovidius. En speelde die zijn acteurs toe: "Ik heb hen voor de vakantie gezegd: neem een verhaal waar je persoonlijk iets mee hebt en kom na de vakantie met een idee. Ik wilde deze club mensen met wie ik zo lang heb gewerkt meer kans geven. Iedereen kwam met iets eigens, iets authentieks. Dat is voor een regisseur goud. Het zijn uiteindelijk 23 verhalen geworden. Een soort geregen ketting, wat ook bij Ovidius het geval is. Het begint met een leeg toneel. Elk nummer laat daar een erfenis achter. De basis zijn stoelen. Er komen er steeds meer bij en aan het slot is het toneel bezaaid met stoelen. Ovidius roept de vraag op: waar zijn we eigenlijk met z'n allen mee bezig? De Grieken gingen al van een gouden tijd naar een zilveren, naar een ijzeren en toen hield het op. Slechter kon het niet worden, dacht men, ze slaan elkaar de hersens in. Ovidius trekt dat beeld door naar zijn tijd, de tijd van keizer Augustus, waarin Rome een Sodom en Gomorra was. Ik trek dat door naar vandaag. Het: waar zijn we nu mee bezig. Op alle terreinen. Oorlogen, de muur om Europa. Met 'Metamorfosen' krijg je ontzettend veel beeld en verbeelding. Het scheppen van de mens, Prometheus, Faeton, Icarus in een geweldig vliegnummer. Niet puur de tekst van Ovidius, want dan kom je al gauw in de problemen. Of je belandt in de Efteling: man wordt hert, dus hertenkop op. Wij hebben bij elk verhaal naar originele metaforen gezocht. Vanuit veertig jaar intuïtie denk ik dat het publiek een waanzinnige avond kan hebben".

Edelfigurant

Afscheid, niet meer denken aan 'hoe redden we het verder?'. Wat doet dat emotioneel? Greidanus. "Het is bijna wat Ariel in Shakespeare's 'De storm' zegt: 'Nu ben ik vrij'. Ik heb hier veertig jaar gewerkt. Met hoogtepunten en dieptepunten. Ik ben van edelfigurant naar artistiek leider gegroeid. Dat is verder geen verdienste. Het grootste belang voor mij was dat De Appel kan blijven bestaan. Dat er ergens in Nederland een plek is waar je kan blijven werken, zoals ik gewerkt heb. Met een aantal vaste acteurs en gastacteurs. Met die eigen plek. Waar geen andere gezelschappen spelen, zodat je met roosters moet werken. Waar je een theater onder water kan zetten als je dat wilt. Waar je niet bij het maken van decors moet denken: het mag niet meer dan 25 kilo wegen, want we moeten op reis. En je moet het in twee uur kunnen opbouwen. Mijn grootste belang was dat dit doorging. Ten tweede vind ik dat mijn tijd geweest is. Ik denk dat er in de komende jaren op een heleboel plekken aan het Nederlands toneel veranderingen gaan plaatsvinden. Niet alleenbij De Appel. Onze generatie heeft er een groot stempel gezet. Theu Boermans, Ivo ten Hove, Johan Simons, Gerardjan Rijnders, ik. Opeens zal dat allemaal weg zijn. Onze verantwoordelijkheid is dat er aan de bovenkant plaats gemaakt wordt voor anderen". Toneelgroep De Appel was voor Aus Greidanus ook werkelijk het allereerste begin. "Ik zat nog op de toneelschool toen ik een bijrolletje in 'Peer Gynt' mocht spelen. Dat was de eerste grote regie van Erik Vos bij De Appel na 'God op aarde'. Daarna ben ik met Sacha (wijlen Sacha Bulthuis, red) voor drie jaar naar Globe gegaan. En toen De Appel hier aan de Duinstraat introk, met 'De storm', waren we hier weer terug. Ik heb het hier vanaf de opening meegemaakt en ben er nonstop gebleven". De Appel als Begin en Eind. Greidanus: "Wanneer een gezelschap veertig jaar bestaat, kan je daarbij vraagtekens zetten. Is dat gezond? Wordt het op een gegeven ogenblik niet een instituut. Erik Vos heeft het gezelschap net zo lang geleid als ik nu. De basis hier waren de grote klassieken. En die zijn van alle tijden. Een Werktheater destijds had een ongekende potentie, was een explosie van vernieuwing. Maar dat ging na zeven, acht jaar uit elkaar. Ze hadden alles gehad. Dat gold ook een beetje voor Baal. Erik Vos kon veel langer doorgaan. Wanneer je de klassieken op een originele manier leunt doen, kan je 't lang volhouden. Ik ben in die zin een artistieke zoon van Vos. Zeker de eerste jaren hebben die klassieken een hoofdrol gespeeld. Ik ben een stap verder gegaan. Met de modernen, Botho Strauss, Thomas Bernhard. Erik Vos heeft zich daar nooit aan gewaagd. Die is bij Pinter gestopt. Vos heeft zijn Shakespeares altijd episch gespeeld. Vanuit de piste, vanuit de verbeelding. Hij is nooit naar het realisme toe gegaan. Daar ben ik ontzettend door beïnvloed en dat heb ik in bepaalde opzichten doorgezet. De grote verandering kwam bij ons met de marathons zo'n twaalf jaar geleden. Iedereen dacht toen dat De Appel dood was. Maar het bleek een gat in de markt. Iedereen maakt nu opeens marathons, lange voorstellingen. Het is een trend geworden, maar De Appel is er echt mee begonnen. Ik had toen als enige voorbeeld Ariane Mnouchkine in Frankrijk en de Vlaamse versie van Shakespeare's Rozenoorlogen van Luc Perceval en Tom Lanoye. Die duurde ook iets van acht, negen uur. Iedereen was tegen, maar ik dacht: als zo'n marathon kwaliteit heeft, is het haalbaar, brengt het iets extra's. Het heeft een hele nieuwe dimensie aan de Appel gegeven".

Onzekerheden

Veertig jaar Aus Greidanus en De Appel. Een pure successtory? Of zijn er momenten geweest van twijfel, spijt en 'ik wil eruit'? Aus Greidanus: "Dat laatste heb ik nooit gehad. Als acteur en regisseur heb je grote onzekerheden. Ik kan me niet meten met de grootste regisseurs, net zo min als ik me kan meten met grote acteurs. Maar ik weet wel dat ik in bepaalde opzichten heel specifiek ben en dat niemand mij dat nadoet. Daar moetje dan optimaal gebruik van maken. Ik heb de kans gekregen hier mijn talent te ontwikkelen. Voor een acteur zijn er buiten dit gebouw misschien net zoveel mogelijkheden. Maar voor een regisseur is er geen plek waar je optimaler kan werken. Met die marathons kon ik zes maanden het theater dichtdoen. Alleen Mnouchkine met haar Theatre du Soleil kon dat. Ieder van mijn collega's is daar jaloers op. Ik heb wel 'ns gedacht; ik ga buiten De Appel iets met andere mensen doen. Maar als maker, zeker in combinatie met het schrijven van eigen stukken, nee. Want al die marathons heb ik zelf geschreven. Waar moet je dan heen? Weggaan bij De Appel zou me artistiek alleen maar minder opleveren". Februari volgend jaar wordt Aus Greidanus 65. "Ik vind dat ik klaar ben", zegt hij nogmaals. "Ik zou nu moeten tekenen voor weer vier jaar, de nieuwe periode van het Kunstenplan. Heb ik nog genoeg energie, creativiteit? Of dreigt het gevaar dat ik in herhalingen ga vervallen. En kan je het verwachtingspatroon nog beantwoorden: het 'wanneer komt de volgende marathon?' De druk wordt steeds groter. Drie jaar geleden zijn we structureel vier ton gekort in de subsidie. Ik ontsla niemand, heb ik toen gezegd. Maar je moet op jaarbasis wel vier ton meer inkomsten hebben om te blijven draaien. Dat het lukte is echt een wonder. Je moet bedenken dat wij alleen hier spelen. Als ik een misser heb moet ik die wel tachtig tot negentig keer in een stad spelen. Dat is een ander verhaal dan een toneelgezelschap dat reist en maar twintig keer in zijn eigen stad speelt. Bij ons is het: een keer mis en je bent weg. En je trekt wel dertig gezinnen mee. Het is heel goed als iemand anders daar nu z'n tanden in gaat zetten, denk ik".

Frederikstraat

De vader van Aus Greidanus was Aad Greidanus, later theaterdirecteur in het oosten van het land, maar lange tijd zakelijk leider bij de gezelschappen van Erik Vos. Eerst bij Toneelgroep Arena/De Nieuwe Komedie dat toen nog gehuisvest was in de niet meer bestaande Frederikskazerne in de Haagse Frederikstraat. Aus Greidanus: "Ik speelde daar als kind op de rekwisietenzolder. En mocht mee naar de voorstellingen. 'De geschiedenis van de soldaat', 'De gekroonde Leerse', 'De knecht van twee meesters', 'Spel der vergissingen'. Zes of zeven jaar was ik. Ik zie ze allemaal nog voor me". Logisch dat het later de toneelschool werd. "Ik zat in de eerste klas van de Toneelschool Amsterdam in de tijd van de Actie Tomaat. Jan Kassies was toen directeur. Het was alleen politiek, debatteren, helemaal zestiger jaren. Lesgeven, een vale leren, dat werd helemaal niet meer gedaan. Wij wisten precies hoe 't moest. Erik Vos gaf er ook les en we wilden hem in het derde jaar als leraar. Hij is naar ons komen kijken en zei: 'Jullie niveau is zo abominabel, daar begin ik niet aan'. Wij hadden iets verontwaardigds. Van: 'Hoezo?' Vanuit die naïveteit ben ik het toneel binnengekomen. Ik was toen al getrouwd met Sacha en zij was een natuurtalent. De eerste jaren liep ik heel naïef-eigenwijs naast haar. Van: ik ben net zo goed, maar ze zien het niet. Ik had absoluut geen zelfbeeld. Ik zat een jaar bij De Appel en Erik Vos vroeg me apart voor een gesprek. Ik was de zoon van de zakelijk leider dus hij wilde niet waar iedereen bij was zeggen dat ik de hoofdrol in de Oresteia zou krijgen. Dacht ik. Maar Vos zei: 'Jij kunt zo leuk tekenen. Zou je daar niet in doorgaan? Want wat jij het afgelopen jaar gedaan hebt, dat is helemaal niks. Ik ga je ontslaan'. Ik was verbijsterd, had al drie kinderen, dacht een hoofdrol te krijgen. Vos zei: 'Ik geef je nog een kans. Je gaat een monoloog instuderen en als dat wat is, mag je meedoen in het koor van de Oresteia. Zonder tekst'. Dus helemaal terug naar af. Ik werd ontzettend geconfronteerd met m'n eigen positie. Toen heb ik tegen mezelf gezegd: laat ik ervan uitgaan dat ik niets kan. En als je zo naar jezelf kijkt, werkt elke kritiek positief. Zo werd het van edelfigurant, steeds iets hoger en groters. Tot ik bij de HamIets en de Oidipousen terecht kwam. En kon gaan regisseren. 'Rosencrantz en Guildenstern', de Thomas Bernhards, de Botho Straussen. Altijd in de luwte van Vos. Hij liet me aanmodderen, zo heb ik me daarin kunnen ontwikkelen. Ik ben door schade en schande wijs geworden. Je leunt niet zomaar een grootheid als Vos opvolgen. Ik ben eerst een soort Appeltje gaan spelen, een Erik Vosje. Dan ben je gauw de lui. Het cruciale moment kwam voor mij toen De Appel in een soort sterfhuisconstructie terechtkwam. Acteurs gingen weg, het was alles of niks. Toen kwam het idee van die marathons. De weg ging weer omhoog, ik had m'n eigen identiteit en werd door het ensemble gedragen".

Juichend

Aus Greidanus neemt dan wel afscheid, gaat met pensioen, maar hij moet nu al oppassen dat zijn agenda niet meteen helemaal volloopt. Iets kleins bij het Residentie Orkest, de Nederlandse Operastichting misschien, meer lesgeven, de jonge generatie iets bijbrengen, meedenken over ontwikkeling, cultuur en onderwijs in Den Haag, stad die hem dierbaar is. Maar ook de familie. "In mijn vak komt die vaak op zo'n rest plek. Je kinderen, kleinkinderen inmiddels, die heb ik voor mijn gevoel ontzettend verwaarloosd". Hij gaat alles bij elkaar 'juichend over de drempel'. "Ik ben niet iemand die altijd op een paard heeft gewed. Sacha bijvoorbeeld, was zo'n actrice in hart en nieren, dat een zomervakantie al een straf voor haar was. Dat heb ik niet. Ik wil meer schilderen, bijvoorbeeld. In november komt hier een overzichtstentoonstelling van mijn werk. Ik heb dat schilderen te weinig ontwikkeld. Als ik echt kloten had gehad, had ik schilder moeten worden. Maar dat durfde ik niet. De angst om in je eentje dat gevecht tegen het witte doek te leveren, waar Van Gogh zo prachtig over schrijft. Heerlijk om daar nu naar terug te kunnen keren". Vanuit veertig jaar intuïtie denk ik dat het publiek een waanzinnige avond kan hebben' 'Iedereen maakt nu opeens marathons, lange voorstellingen'

| Meer