Motel Detroit 1

Louterbloemen

Den Haag Centraal: Hysterisch blij of hysterisch treurig van één blik

affiche Louterbloemen door Aus Greidanus

door Bert Jansma

Bij Toneelgroep De Appel is Geert de Jong - na de ballroom uit ‘Dans', de luchthaven uit ‘5.51' - tussen de tuinkabouters en de stacaravans beland in de volkstuintjes van ‘Louterbloemen'. Opnieuw een compleet eigen, eigenzinnig en onvergelijkbaar project van een theatermaakster die ook nog meer dan dertig jaar actrice is. Maar nu even niet.

"Het is eigenlijk heel dom begonnen" vertelt Geert de Jong in de foyer van het Appeltheater. "Achter het toneel doen acteurs vaak sketches als ze zich vervelen. En zeker bij Odysseus, want dat is een lange voorstelling. De één speelt iemand die alles weet van de Zweedse film, de ander een Griekse huisvrouw met kind. Hubert Fermin en Isabella Chapel hadden een Rotterdams echtpaar bedacht dat al honderd jaar bij elkaar was, Her en Rita. Die waren zo humoristisch, ik moest er enorm om lachen. Op een gegeven ogenblik hadden we acteursoverleg en Aus Greidanus (leider van De Appel. BJ) heeft dan de gewoonte te vragen: ‘Jongens, vertel jullie wensen, jullie dromen'. Ik was heel goed voorbereid. Als je met veel ideeën komt, heb je tenminste de kans dat er één overblijft. Ik riep: ‘Volkstuinen!' Omdat ik in de trein tussen Amsterdam en Den Haag altijd die kleine, intrigerende wereldjes zag liggen. En omdat ik een keer tegenover twee Leidse ballen in de trein zat die ik hoorde zeggen: ‘Die huisjes, dat is toch vervuiling van het landschap'. Ik kan dan m'n mond niet houden en kwam met: ‘Jullie weten niet eens wat landschap ís. Dit is juist de schoonheid van het landschap.' En ik heb er in die trein hele theorieën over ontwikkeld. Dus op die vergadering dacht ik: ‘Ach, misschien een leuke kleine zaalproductie met één volkstuintje'. Kwam Aus naar me toe en zei: ‘Nou, dat moet je dan maar doen. In de grote zaal'. Ik meteen in paniek, want ik had nog niks. Toen ben ik bij Her en Rita terechtgekomen".

Een verhaal was er niet. Ze ging met haar acteurs praten. Vragen stellen. Hoe wil je heten? Wat wil je met je leven doen? Zo ontstonden er langzaam biografieën van de personages die haar volkstuintjes zouden bewonen. En er kwamen beelden. Geert de Jong: "Ik heb er wel honderd films voor gezien. Films van Emir Kusturica, van Aki Kaurismäaki, veel Zweden, veel Tsjechen. Geen Amerikanen, terwijl ik wel graag Amerikaanse films zie hoor, maar daar kon ik niets mee. Ik kijk niet voor de verhaaltjes naar die films, maar om de stijl. En de kleur. Het grijze licht van Kaurismäaki zie je in ‘Louterbloemen' terug. Zo'n klein filmpje als ‘Être et avoir', een juweel. Die hoofdrolspeler heeft een gezicht zoals er geen tweede is op de wereld. En de manier waarop hij over het bolletje van de minst gelukkige leerling strijkt. En zegt: Ca va? Ik ben weg van die kleine dingen. Het kunnen ook foto's zijn die ik vind of toegezonden krijg. Ik zag een foto van Gregory Crewdson. Een fenomeen die een boek heeft gemaakt met allemaal ‘Twilight'-foto's. Soms gebruikt hij er acteurs voor, met grote slagschaduwen, prachtig. Op één foto zie je een naakte vrouw liggend in een kuil. Dát wil ik in m'n voorstelling, dacht ik. Dan komt daar een ander beeld over heen en laagje na laagje stapelt dat zich op. Uiteindelijk heb je dan in ‘Louterbloemen' die vrouw die met stapels mappen rondloopt, een gat graaft in haar tuintje, ze erin gooit en er bovenop gaat zitten. Zo zag ik een prachtige film, ‘Breakfast on Pluto'. Over een ‘transgender', een transsexueel. Die zit ook in mijn voorstelling. Gespeeld door Ian Bok die dat fantastisch doet. Het is een man die zit en denkt. Denkt van: zal ik nu díe kant op gaan, het mannelijke, of zal ik nu die kant op gaan, het vrouwelijke? Zo ontstaan al die beelden".

Geen afgeronde anekdotes

‘Louterbloemen' onttrekt zich aan vergelijkingen. Een lange rij volkstuintjes naast elkaar, bewoond door personages die bijna geen woord met elkaar wisselen. Vier dagen uit kleine bestaantjes vol kleine rituelen die steeds intrigerender worden. Waarom doen ze wat ze doen? Geen antwoorden. Wel een zachte humor. "Ik wil geen afgeronde anekdotes, ik wil geen oorzaak en gevolg zien", zegt Geert de Jong. "En ik houd niet van een woehaha-lach". Wat ze met haar acteurs doet, staat haaks op haar eigen werk als actrice. "Ik speel heel anders dan ik regisseer", zegt ze. "Als actrice speel ik wat regisseurs van mij vragen, daar is niets mis mee, maar zelf kies ik voor iets totaal anders. Dat is eigenlijk bizar. Ik weet niet of ik zelf wel in mijn eigen stuk zou kunnen staan. Ik denk dat ik het heel moeilijk zou hebben. Bijvoorbeeld: deze acteurs kunnen - doordat dingen zich simultaan afspelen - niet zien wat de werking is van wat ze doen. En een acteur wil altijd naar een punt toewerken. Dat kan hier niet. Het moeilijke is dat ik als actrice ook nog collega ben van die acteurs, en ze al jaren ken. Maar als ik regisseur ben, ben ik helemaal regisseur. Dan kijk ik naar die acteurs en denk: ‘Zou ik nou ook zo zijn?'. Ik vraag het wel eens aan de theatertechnici. ‘Ja', zeggen die dan. ‘En erger'."

Discobal

Bij de eerste try-out zie ik Geert de Jong voortdurend notities doorgeven aan haar assistente. Kleine dingen, zegt ze, precisie: "Ik kan hysterisch blij worden, of hysterisch treurig worden van één blik. Komt die blik op een fout moment, dan denk ik meteen: Oh, die hele voorstelling is nu kapot. Zo erg ben ik. Ik heb gisteren zelf nog een discobal opgehangen in de caravan van Her en Rita die tussen de volkstuintjes belanden. Dat beeld moest wat opgepimpt worden. Op de grens van kitsch en er overheen, waar ik heel erg van houd". Met ‘Dans'(2004) en ‘5.51'(2006) maakte Geert de Jong voorstellingen waaruit je dingen, in ieder geval een houding, terugziet in ‘Louterbloemen'. Eerstgenoemde voorstelling spelend in een dansschool (geïnspireerd door de Japanse film ‘Shall we dance'), de tweede over reizigers gestrand op een luchthaven. "Heel raar", zegt ze van zichzelf, "dat ik dan toch blijkbaar een eigen stempel heb". Regisseren kwam laat in haar carrière. "Ik ben nu 57 en ik ben op m'n 21ste begonnen met acteren. Acteren heb ik altijd als een ambacht gezien, nooit als iets emotioneel groots en meeslepends. Op een gegeven moment kén je het wel. Ik zeg altijd: je kán 't niet altijd, maar je ként 't wel. Ik dacht altijd dat ik het niet aandurfde om te regisseren. Ik ben steeds geïnteresseerd geweest in beelden, kleine beelden. En in naar mensen kijken. Waarom ze doen wat ze doen. Tegenover mijn huis is een fotowinkel met een gebroken ruit. Al jaren zo. De straat wordt dan ook wel de ‘Boulevard of broken windows' genoemd. Er hangt altijd een vlaggetje buiten. Iedere morgen zie ik de eigenaar aankomen op de fiets, hij kijkt steeds even meewarig naar die ruit, parkeert z'n fiets binnen, komt dan áltijd iemand tegen met wie hij een praatje maakt, gaat z'n winkel in, haalt dat vlaggetje en plaatst dat op z'n gevel. Elke dag hetzelfde. Ik kijk ernaar en ik denk: oh, nu gaat-ie dat doen, nu pakt hij dat vlaggetje. Op een terras in de zomer een man en een vrouw naast elkaar, gezichten in de zon. Idyllisch. Maar dan hoor je dat ze elkaar bijna afbreken. ‘Zit je nou weer te zeiken?' ‘Ik zit helemaal niet te zeiken, jíj zit te zeiken'. Ik zou er een camera op willen zetten, zonder die tekst. Dat je aan de houding van die mensen alleen al ziet dat het absoluut niet goed gaat tussen die twee. ".

Nietszeggende dialogen

Tekst is er ook nauwelijks in ‘Louterbloemen'. Terwijl regisseur Jules Terlingen nota bene co-acteur is van het stuk. Geert de Jong: "Ik had zó'n dun scenario en ik heb Jules gevraagd dialogen te schrijven. Maar er mocht niets dwingends in die tekst zitten. Het moesten de meest nietszeggende dialogen worden. ‘Leuk', zei Jules terwijl hij met die opdracht naar huis ging, ‘nietszeggende dialogen schrijven, die er waarschijnlijk helemaal uitgaan. Prettig weekend'. Op een gegeven moment hebben we alles op die beroemde memoblaadjes gezet en die zijn we op de muur gaan plakken. Dan zie je, dáár is het te vol, dáár moet meer, dat moet gespreid worden'. Maar, riep ik steeds, het moet wel een ‘feelgood movie' blijven, want daar heb ik iets mee. En na het weekend denk je: het is allemaal zo verschrikkelijk, het is allemaal zo slecht. En dan ruk je de papiertjes maar weer van de muur. Dat is het voortdurende gevecht: is het genóeg? Ik heb deze periode vaak geroepen: ‘Ik ben zo blij dat ik straks weer een domme actrice mag zijn'. Onzin natuurlijk."

Golden Girl

Als regisseur is ze van kleine zaal-voorstellingen nu in de grote zaal beland. "Ik eindig nog in de Kuip", lacht Geert de Jong. Een zaal die - op z'n Appels - weer onherkenbaar is omgebouwd. Vraag: zou je zo'n stuk elders kunnen ontwikkelen en spelen? "Hier heb je natuurlijk het voordeel van dat locatie-theater. En ik ken de mensen, al kan ik niet beoordelen of dat een voordeel of een nadeel is. Maar het is wel durf wat de artistieke leiding gedaan heeft. Je roept: ik wil een volkstuin, je laat een stapeltje foto's zien en ze geven je alle vrijheid, zonder enige beperking." Ze begon bij De Appel, speelde in een lange reeks films, van ‘De vierde man', ‘Schatjes', ‘Mijn vader woont in Rio' tot ‘'n Beetje verliefd', acteerde bij het RO theater, het Theater van het Oosten en het Nationale Toneel. En kwam bij De Appel terug. "Ik ben niet in staat om in een fabriek te werken. Als actrice ben ik hier het best op mijn plek", vindt ze. En droomrollen, zijn die er nog? "Dat heb ik nóóit gehad" zegt ze beslist. "Dat van: die en die rol wil ik zo nodig spelen. Ik ben een kind van de gouden tijd. Na de toneelschool in Antwerpen kreeg ik drie vaste contracten aangeboden. Het was 1972, volop Provo, en mevrouw De Jong zegt: ‘Dat lijkt me niks'. In België zag ik het niet zitten, ik ga naar Nederland en kom bij Erik Vos terecht. Binnen twee jaar speel ik er Ariel, ‘De getemde feeks', alle grote rollen die je maar kunt dromen. Ik ben gewoon een ‘golden girl'geweest. Ik denk dat ik een heel ander mens zou zijn geworden als ik nú had moeten beginnen. Ik denk dat ik dan wél fanatieker zou zeggen: ik wil die rol en die rol. Ik belandde als beginnend actrice per ongeluk op een première, daar had ik een hekel aan en dat ging ik ook nog zeggen! Lobbyen was er toen niet bij. Dat woord kende je niet eens. Luxe natuurlijk. Van protestmarsen hoor je nu niets meer. Wij konden het ons nog permitteren om te protesteren. Om te zeggen: we zijn allemaal tégen. Puur vanuit die luxe. Overigens, kortgeleden, nota bene op m'n 57ste, heb ik nog wel gehoord van gezelschappen elders, in Amsterdam, die zich herinnerden: ‘Wij hadden je destijds gráág willen hebben'. Ze hadden dat meisje in Antwerpen dus blijkbaar wél gezien."

| Meer