Cape Fear 2
Tantalus

Alle anderen zijn gek

In gesprek met acteur Hugo Maerten

Hubert Fermin (l) en Hugo Maerten (r)Hugo Maerten is afgezien van enkele uitstapjes naar het Nationale Toneel en Theater van het Oosten nu al bijna vijfentwintig jaar één van de vaste gezichten binnen het Appelensemble. In die periode heeft hij een grote verscheidenheid aan rollen laten zien. Van uiterst exuberante zonderlingen als Andries Bibberwang in Driekoningenavond en verzenuwde types als Lee in True West, tot de ontroerend humoristische semi-intellectueel Jerry in het recente Bedrog van Pinter. In Tantalus speelt Hugo Maerten Agamemnon, koning van de citadelstad Mykene en legeraanvoerder van de Grieken in de oorlog tegen Troje. Daarnaast neemt hij ook de rol van diens broer Menelaos, koning van Sparta voor zijn rekening. Aan het eind van een lange repetitiedag treffen we de acteur voor een gesprek. Over acteren, over zijn rol in het megaspektakel dat De Appel momenteel voorbereidt.  

Ik heb heel dierbare herinneringen aan heftige en energieke rollen die je gespeeld hebt, heel dicht tegen het realisme aan. Vaak figuren aan de zelfkant van de maatschappij.

Dat is mijn verlangen om zo geleefd te hebben. Maar het nooit te hebben gedurfd. Misschien is dat, zonder dat je je dat bewust bent, de reden waarom je acteur wordt. Dat je kansen ruikt om dingen te beleven waar je in het dagelijks leven niet aan toekomt.

Heb je een specifieke benadering bij het opzetten van je rollen?

Sinds Trilogie van het Zomerverblijf, dus dat is nu zo'n tien jaar geleden probeer ik alles wat ik speel op dezelfde manier te benaderen. Ik bedenk dan: alle anderen zijn gek. Alleen ik niet. Maar ik zal het wel met ze moeten doen. Ik moet wel met ze zien te dealen. Er komt altijd een moment in het repetitieproces dat ik daar gebruik van maak. Ik ben trouwens niet de enige die gebruik maakt van trucjes. Veel acteurs doen dat. Hans Croiset vertelde eens hoe hij, bij moeilijkheden in het repetitieproces, altijd dacht: de voorstelling draait om mijn rol. Ook al speelde hij maar een kleine partij. Dat was zíjn truc om staande te blijven tijdens een repetitieproces waarin hij zichzelf voelde wegvloeien. Guido de Moor had weer een heel andere truc. Hij kwam pas heel laat met de uiteindelijke contouren van zijn rol. Toen ik hem daarnaar vroeg zei hij: 'Waarom zou ik? Als ik in het begin van de repetitieperiode met van alles kom, dan kan iedereen zich daaraan optrekken. Jij hebt je vorm al gevonden, maar iedereen groeit door. Alleen jij blijft stilstaan.' Door de verhalen van al die door de wol geverfde acteurs - ik was toen tussen de dertig en vijfendertig - begon ik voor het eerst te beseffen dat voor acteren meer kwam kijken dan zo goed mogelijk je tekst leren en dan de emoties invullen die vereist werden.

Helpt ervaring bij het opzetten van een rol? Agamemnon bijvoorbeeld?

Ik hoop het. Ik hoop dat mijn technische vaardigheden dusdanig ontwikkeld zijn, dat ze je niet meer in de weg zitten. Dat je ruimte overhoudt om tijdens het repeteren en spelen te denken over de keuzes die je in het spel zou kunnen maken.

Niet bang dat je een zekere onbevangenheid verliest?

Ik ben nog nooit ontroerd geraakt, of onder de indruk geweest van onbevangenheid. Nee, ik heb meer steun aan de kilometers die ik heb gemaakt. Ik denk nu ook veel sneller bij iets dat wordt voorgesteld: dat lijkt me geen goed idee. Terwijl ik vroeger had: Ja, doen! Hoe gekker hoe liever. Natuurlijk besef ik dat het ook een vlucht was. In het begin wilde ik voornamelijk spelen zoals ik dacht dat goede toneelspelers toneel speelden. Bij de repetities dacht ik voornamelijk: hoe zou een goed acteur dat spelen? En dat probeerde ik dan uit. Ik ben nu op een punt aangekomen, via de tussenfase 'als ik niet goed genoeg voor die rol zou zijn, hadden ze me niet aangenomen', waarop ik denk: ik speel hem zoals ík denk dat hij gespeeld moet worden. Natuurlijk kan het ook anders, maar dit is toevallig míjn, dit is ónze Agamemnon. En dat is er ook een.

Vraagt de omvang van dit project een speciale benadering?

Bij een ‘gewoon’ toneelstuk is een rol beter te overzien, beter behapbaar. Ik probeer op dit moment binnen de verschillende stukken de rol zo goed mogelijk te spelen, de toon te treffen die voor het betreffende deel doelmatig is. Of het in totaliteit iets wordt kan ik op dit moment nog niet overzien.

Wat is Agamemnon voor een personage?

Op dit moment beschouw ik hem als een soort Renaissance-figuur. Een nieuwe man die geboren wordt. Weliswaar afkomstig uit de Griekse oudheid, maar nog niet op de hoogte van de nieuwe regels. Hij realiseert zich echter wel dat een aantal oude wetten, oog om oog, tand om tand, ons niet verder helpen. Dat het tijd wordt voor iets nieuws, een nieuwe cultuur. Daarom probeert hij via overleg, door redelijkheid, uit impasses te komen. Situaties waarin vroeger alleen een oorlog uitweg bood. Maar ik speel ook zijn broer Menelaos. Eerlijk gezegd kan ik ze nog niet erg goed uit elkaar houden. Toch zal ik ervoor moeten zorgen dat ze niet al te zeer op elkaar lijken. Er moet wel een duidelijk verschil waarneembaar zijn. Overigens zonder dat het publiek denkt: oh, wat speelt hij dat weer subtiel.

Maken jullie je zorgen over de omvang?

Helemaal niet. Toen ik Tantalus voor het eerst las en het verhaal en de mensen die het bevolkten had leren kennen, wilde ik alleen maar weten hoe het verder ging. Ik dacht toen: misschien is dat wel de sleutel voor de voorstelling. Als het publiek via de eigen verbeelding de kans wordt geboden in het verhaal te komen, dan moet je ‘de bal het werk laten doen’. Dan houdt het verhaal de toeschouwers in de ban. Als acteur moet ik daar dan niet al te veel tussen gaan staan, met mijn verlangetjes. Je moet de lengte ook als een cadeau van de schrijver beschouwen. Als je in een stuk twee scènes hebt moet je je personage wel néérzetten. Maar als je lange tijd op bent, als je in hele delen een vrij bepalende rol speelt, dan vind ik het ook belangrijk dat het publiek zich niet aan je gaat irriteren. Toen ik jonger was, was ik nogal berucht om de energie die ik in mijn rollen stopte. In die heftige, vaak Amerikaanse zelfkanters bijvoorbeeld, die jij in het begin noemde. Ik had dat in huis en dat gebruikte ik dan ook. Als ik Agamemnon zo zou benaderen, zouden de mensen al na twee uur doodmoe zijn.

Je doseert nu beter

Dat probeer ik wel. Maar dat is niet makkelijk. Regisseurs zijn vaak net zo onzeker als acteurs. Ze willen telkens alles zien. En als je samen iets maakt ben je natuurlijk geneigd om dat verlangen in te lossen. Voor je het weet zet je de hele etalage open. Je zult dan merken dat je te ver bent gegaan.
(w.t.-oktober 2003)

Terug naar vorige pagina

| Meer