Zeezicht 3

Messen in hennen

De Kaas en de Wormen: Een Nieuw Wereldbeeld

Voorwoord

In David Harrower's Messen in Hennen, maakt de lezer kennis met een boerendrama dat zich afspeelt tussen een ploeger, zijn vrouw en een verbannen molenaar. De boer en zijn vrouw communiceren in een wonderlijke taal en zijn erg op elkaar aangewezen. Als de vrouw graan moet laten malen bij de molenaar, raakt zij ondanks inspanningen van haar man in de ban van de molenaar. De molenaar kan namelijk schrijven en laat de boerin middels de taal kennis maken met een voor haar nieuwe wereld. De molenaar haalt de boerin over om haar gedachten op te schrijven. Messen in Hennen beschrijft de ontdekking van de wereld op kleine schaal, een microgeschiedenis die inspeelt op vragen als: wat is taal en hoe verhoudt taal zich tot het echte leven; zijn gedachten van jou of van God? Als dramaturg of enthousiaste lezer kan je jezelf afvragen waar Harrower zijn inspiratie vandaan heeft gehaald voor het schrijven van dit boerendrama. Aangezien Harrower dit geheim nooit heeft prijs gegeven blijft het gissen, al toont het verhaal van een Italiaanse molenaar uit 1532 verrassend veel gelijkenissen.

Inleiding; een microgeschiedenis

Carlo Ginzburg, hoogleraar nieuwe geschiedenis en grondlegger van de microgeschiedenis, maakte gebruik van de verhoren en processtukken die in 1584 en 1599 werden opgesteld naar aanleiding van een conflict, tussen enerzijds de kerk, vertegenwoordigd door de inquisitie, en anderzijds de 'aartsketter' Domenico Scandella (1532), Menocchio genoemd. Menocchio was molenaar in Montereale, een dorpje in het armoedige Friuli, in het uiterste noordoosten van Italië. Toen hij een eerste keer werd opgepakt, verkondigde hij al meer dan dertig jaar radicale en opstandige ideeën over rijken en de kerk. Sacramenten, relikwieën, heiligenbeelden, de maagdelijkheid van Maria... hij deed het allemaal af als verzinsels van mensen, 'koopwaar' waarmee de clerus de gemeente onder de duim hield en uitbuitte. Overigens kende hij God beter dan zij, God is namelijk alles wat we zien, aarde, water en lucht. Gods geest is in alles en iedereen, niet te vatten in een schijfje ongedesemd brood.

Kaas

Wormen in rottende kaas, dat zijn de basis ingrediënten voor het alternatieve scheppingsverhaal verkondigd door de Italiaanse molenaar Menocchio. Op het eerste gezicht lijkt dit wellicht op de wartaal van een gestoorde ziel, maar de metafoor ‘Wormen in rottende kaas' was eerlijk gezegd zo gek nog niet. In Westerse boerenculturen werd deze gebruikt om het ontstaan van levende wezens te verklaren. Zo heeft het eiland Sardinië een bijzondere delicatesse, Casu Marzu genaamd. Een wormenkaas, welke in het Nederlands vertaald wordt als ‘rottende kaas'. Menocchio was hiervan op de hoogte en daarnaast kon hij ook nog eens lezen, schrijven en rekenen. Vanwege zijn gaven werd hij in 1581 belast met het dagelijkse bestuur van de dorpsgemeenschap, als een soort burgemeester. Geïnspireerd door de opkomst van de drukpers en de Reformatie, verspreide Menocchio zijn eigen geschapen ‘nieuwe wereldbeeld'. De dorpelingen hoorden zijn verhalen aan, vaak hoofdschuddend, maar gaven hem nooit aan. Lange tijd kon hij zijn woord verspreiden, totdat een pastoor hem anoniem verklikte. De kerk was woedend en Menocchio werd door de inquisiteurs verhoord. Een langdurig proces tegen Menocchio volgde, waarbij hij dagen achtereen aan een spervuur van vragen werd onderworpen.
Hoe de wereld is ontstaan: ‘Ik heb gezegd dat volgens mij alles een chaos was... en uit dat alles ontstond een massa, precies zoals kaas uit melk ontstaat, en daarin ontstonden wormen, en dat waren de engelen; en de allerheiligste majesteit wilde dat dat God en de engelen waren; en onder al die engelen was ook een God die tegelijkertijd uit diezelfde massa was geschapen...'

Of God de wereld geschapen heeft: ‘Ik geloof dat het met God net zo ging als met de andere dingen op deze wereld die van onvolmaakt volmaakt worden, zoals bijvoorbeeld een kind dat in de buik van zijn moeder niets begrijpt en niet leeft, maar begint te leven zodra hij uit de buik is, en als hij opgroeit steeds meer gaat begrijpen: zo was God, toen hij nog met de chaos was, onvolmaakt, hij had geen leven en geen besef, maar toen hij in deze chaos ging groeien, begon hij te leven en te beseffen'. God valt samen met de natuur, hij kàn ze niet geschapen hebben. God is overal, iedereen is zijn kind, niet alleen Christus.'

En dan is daar nog Menocchio's klaagzang over de onderdrukking van arm door rijk. Menocchio ervoer het als een grote zonde dat de kerk en de rechtszaal een taal gebruikte die het volk niet verstond. De kerk was hier alles behalve blij mee.

Wormen

Menocchio kreeg levenslang, moest zijn ketterijen openlijk afzweren en de rest van zijn dagen kruis en boetekleed dragen. Na twee jaar was hij gebroken en schreef een verzoekschrift waarin hij oprecht berouw betoonde. Hij mocht naar huis, maar het dorp niet uit. Gevangen in zijn eigen dorp, weggestopt in zijn molen. Dat ging even goed, totdat zijn zoon die hem onderhield stierf. De molenaar verviel weer in zijn oude gewoontes en in 1599 werd hij wederom opgepakt. Martelingen volgden - om de namen van medeplichtigen te achterhalen - maar Menocchio gaf geen krimp. Rome drong erop aan dat dit 'verrotte lidmaat werd weggesneden uit Christus' mystieke lichaam'. Zijn smeekbeden mochten niet baten; hij moest de brandstapel op. Zijn lichaam werd verbrand in 1601.
De grote vraag is: Waar haalde deze eenvoudige molenaar zijn ideeën vandaan? Was hij zoals de kerk beweerde inderdaad een zieke geest, of kunnen zijn ideeën vanuit een historische context begrepen worden? Misschien was hij toch zijn tijd ver vooruit.

Ginzburg dook in de bibliotheek van Menocchio. 'Bibliotheek' betekent in deze context: een beperkt aantal boeken die de molenaar zomaar te pakken had kunnen krijgen. De drukpers was net uitgevonden, en werd in het begin door vele geestelijken als ‘duivels' gezien. Voorheen konden enkel geestelijken lezen en schrijven, zij het in Latijn. Maar de drukpers maakte het mogelijk dat boeken nu ook massaal in volkstaal gedrukt konden worden. Men kon wel eens gaan twijfelen aan ‘Het Woord', zo ook Menocchio. Deze scheen (voor zijn tijd) een aanzienlijke collectie boeken te hebben gehad. Uit dit laatste feit blijkt merkwaardig genoeg dat er in de piepkleine gemeenschap van Montereale een lezerskring bestond die boeken aan elkaar doorgaven. Geschreven taal was een bijzonder goed. De kans is groot dat Menocchio zich daar bewust van was; zijn geloofsopvatting was een versmelting van boerenradicalisme, eigen ideeën, aangevuld met fragmenten uit de toen bestaande literatuur. Zo schijnt Menocchio als verdediging tegen de inquisiteurs Boccaccio's ‘Legende van de Drie Ringen' te hebben gebruikt:

‘Luister alstublieft naar me, mijnheer. Er was eens een groot heer die verklaarde dat degene die een bepaalde kostbare ring van hem bezat, zijn erfgenaam zou zijn, en toen hij de dood voelde naderen, liet hij nog twee ringen maken die gelijk waren aan de eerste, omdat hij drie zonen had, en hij gaf ieder van zijn zonen een ring; elke zoon dacht dat hij de erfgenaam was omdat hij de echte ring bezat, maar omdat de ringen zo op elkaar leken, was het niet met zekerheid te zeggen. Zo heeft ook God de Vader verschillende kinderen die hij liefheeft, zoals de christenen, de Turken en de Joden, en hij heeft ze allen de wil gegeven om volgens hun eigen wet te leven, en men weet niet welke de goede is: daarom zei ik dat ik christen wil blijven, omdat ik als christen ben geboren en dat ik Turk zou blijven als ik als Turk was geboren'. ‘Dus u gelooft - wierp de inquisiteur tegen - dat men niet weet welke wet de goede is?' Menocchio: ‘Ja mijnheer, ik geloof dat iedereen denkt dat zijn geloof het ware is, maar dat niemand weet welk het ware is, maar omdat mijn grootvader, mijn vader en mijn volk christenen waren, wil ik christen blijven en geloven dat dit het ware geloof is.'

Meel

Het verhaal van Menocchio moet gezien worden in de context van het Italiaanse boerenradicalisme, de opkomst van de drukpers, de Reformatie en de Contrareformatie. Het scheppingsverhaal van De Kaas en de Wormen mag op het eerste gezicht vreemd in de oren klinken, maar gezien Menocchio's voortdurende nieuwsgierigheid, zijn scholing en leesvaardigheden, was deze molenaar inderdaad zijn tijd ver vooruit. De nieuwe wereld waar Menocchio van droomde was niet zozeer religieus van aard, maar simpelweg zijn persoonlijke aanvulling op de literatuur uit die tijd. Volgens Carlo Ginzburg was Menocchio geen gek; de molenaar had dus geen meel, maar gewoon een goed stel hersens in zijn hoofd zitten. Hij was geen alleenstaand geval, noch de spreekbuis van een contrareformatorisch gezinde intellectuele klasse. Het gedachtengoed van de molenaar was geworteld ‘in het instinctieve materialisme van generaties en generaties boeren' en handwerklieden. Een ‘nieuwe wereld' gebaseerd op een ideologie van boerenhumanisme; een menselijke werkelijkheid, die met menselijke middelen nagestreefd diende te worden. Verleg uw grenzen in doen en denken, blijf niet hangen in oude patronen en leer van de wereld om u heen.

Nawoord

De molenaar in Messen in Hennen doet denken aan het verhaal van Menocchio. Niet alleen zitten er bijna letterlijke verwijzingen in de tekst: ‘De maan is als een kaas'. De thematiek uit beide verhalen komt verbazingwekkend goed overeen: Een verbannen molenaar, als gek weggestopt in zijn eigen dorp. De duivel zit in zijn denken en zijn schrijven, althans zo beweerd de buitenwereld. De molenaar uit Messen in Hennen had misschien nog het meeste geluk. Een boerin zwicht aan het eind van het verhaal voor hem en zijn gaven, en geeft hem vervolgens de aandacht waar hij naar hunkerde. Menocchio wist de erkenning voor zijn verhaal pas ruim na zijn dood te behalen. Allemaal dankzij zijn microgeschiedenis opgeschreven door Carlo Ginzburg. Hierdoor is de Italiaanse molenaar Menocchio alsnog in staat om erkenning te krijgen voor het verspreiden van zijn ‘nieuwe wereldbeeld'.

Thorsten Blokzijl
stagiaire dramaturgie Toneelgroep De Appel

| Meer