Zeezicht 2

Messen in hennen

Messen in hennen of ‘The sound a woman makes when no one hears her'

Berlinde de Bruckhere
  • download het WORD bestand met voetnoten en verwijzingen

Messen in hennen van David Harrower werd in 1995 voor het eerst opgevoerd in het Traverse Theatre in Edinburgh. Sindsdien is het stuk over de hele wereld regelmatig gespeeld. Messen in hennen werd al snel beschouwd als een klassieker in de toneelliteratuur.

William en zijn jonge vrouw (ze heeft in het stuk geen naam) leven op een boerderij op het platteland. William bepaalt wie of wat zij is en wat zij voor hem betekent. Al in het begin van het verhaal blijkt dat hij meer tijd doorbrengt met de paarden in zijn stal, dan met zijn vrouw in bed. Op een dag stuurt hij haar met graanzakken naar Gilbert de molenaar. Ze is hier erg huiverig voor, want de mensen uit het dorp zeggen dat de molenaar magische krachten bezit.
Allerlei geruchten doen de ronde over moord en seksualiteit. Ze moet de molenaar haten want alleen op die manier kan ze zijn bezweringen weerstaan. De enige ‘magie' die de molenaar beheerst is die van het schrift. De molenaar weet dat er geroddeld wordt over de man van de jonge vrouw. Hij nodigt haar uit om op te schrijven wat ze weet en ziet. Zij schrijft voor hem haar naam op papier. Schrijvend vindt zij zichzelf opnieuw uit en ziet ze het bedrog van haar man onder ogen. Wat volgt is de passionele moord op haar man en de liefde die als een groot vraagteken tussen twee mensen groeit. Cruciaal in Harrowers tekst is niet de vraag naar de mogelijkheid van de liefde (ook al maakt deze vraag deel uit van het verhaal), maar de bevrijdende kracht van het schrijven (verwoorden).

In welke tijd speelt Messen in hennen? Een mythische tijd. Een tijd waar jaartallen van geen tel zijn. Een Bijbelse tijd. Een tijd boordevol Godsvrees...  Een tijd die ver achter ons ligt, maar net zo goed heel ver voor ons kan liggen. Een Apocalyptische tijd. Messen in hennen is een archaïsch boerendrama. Of moeten we eerder spreken van een sage of een legende.

Schrijven is magie. Schrijven is des duivels. Schrijvers openen de afgrond over God de wereld en alle namen die hen ten deel vallen.
Wie kent de dingen bij naam? Dat is de hoofdvraag in Messen in hennen. Benoemen is macht uitoefenen. Kennis is macht. Vragen die mensen uit hun onmondigheid haalt. Mondigheid is taligheid. De menselijke spreekmachine is een verlangenmachine. Ze entert de wereld van de dingen met geluiden. Zo worden de dingen opnieuw geboren in het woord. Het woord als moord op het ding. Keer de eerste letter om en je krijgt een wereld van verschil: woord - moord. Hier toont het Nederlands haar particuliere rijkdom.

Twee mannen en een vrouw. Een landbouwer (William) en een molenaar (Gilbert). De landbouwer heeft een vrouw (zij heeft geen naam, Jonge Vrouw zo heet ze). Hij heeft haar. Hij bezit haar net zoals hij zijn akker bezit. ‘Ik weet meer dan jij' zegt hij tegen haar. ‘Weet ik' antwoordt zij. Het is zoals het is en zoals het altijd zal blijven. De man onderdrukt zijn vrouw. Hij benoemt haar, net zoals ooit God de dingen een naam gaf.

In de Bijbel, het Woord Gods wordt de vrouw onderworpen aan de man: ‘Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben.' (Genesis 3:16) En in Prediker lezen we dat een oprechte vrouw niet te vinden is: ‘En ik vond een bitterder ding, dan de dood: een vrouw, welker hart netten en garen, en haar handen banden zijn; wie goed is voor Gods aangezicht, zal van haar ontkomen; daarentegen de zondaar zal van haar gevangen worden.' (Prediker 7:26-28)

De molenaar heeft geen vrouw. Hij heeft pen en papier. Hij schrijft. Hij schrijft en bevrijdt zichzelf van het willen bezitten. Er bestaan geen vastliggende antwoorden. Het woord is geen woord van God. De mens is een schrijvend dier. Het eerste woord dat Gilbert spreekt is een aanbod: ‘Heb je hulp nodig met je zakken?' vraagt hij aan de jonge vrouw.
‘Wie de kennis controleert, heeft alle macht in handen' schrijft Geert Lernout in zijn Een beknopte geschiedenis van Het boek. Het geschreven woord heeft gaandeweg het gesproken woord als communicatie en machtsmiddel vervangen. Op grote schaal duurde dat tot de uitvinding van de boekdrukkunst en de daarmee gepaard gaande verspreiding van de Bijbel in volkstalen. In onze moderne tijd is het boek een massacommunicatie middel. Algemeen wordt aangenomen dat het schrift ontstond bij de Oude Egyptenaren en ‘het is inderdaad zo dat vanaf de vroegste geschiedenis bij de Egyptenaren macht en schrijven verbonden waren. De farao en de priesterklasse waren door de goden aangesteld om hun macht te vestigen over de rivier en over iedereen die in de buurt van de rivier woonde. Die macht werd tegelijkertijd gesymboliseerd en gevestigd door tempels met opschriften en symbolische tekeningen waarin alle vrienden en vijanden zich aan de god-koning onderwierpen, maar ook buiten het strikte grondgebied van het land door middel van stelea, stenen pilaren waarop in hiërogliefen de overwinningen van de farao en zijn macht over een bepaald gebied werd geschreven.' (Geert Lernout, id, pagina 71)

De molenaar leert de jonge vrouw schrijven. Hij toont haar het witte blad waarop ze kan schrijven wie ze is: een kus, een verlangen, een moord, een droom... ‘Het enige dat ik moet doen, is namen duwen in wat daar is net zoals ik een mes duw in de buik van een hen' schrijft ze. Schrijven wordt haar bevrijdingsmachine. Het woord bindt het schrijverskoppel aan een moord. Moord op het ding. Het ding dat dwingt. De landbouwer wordt vermoord. De dodelijke machtsspiegel breekt. De louterende kracht van de pen. De molenaar vertrekt en laat de vrouw alleen achter. Alleen? Ze heeft zijn pen gekregen: ‘Schrijf op wat je weet. Schrijf op wat je ziet.' De vrouw heeft de positie van de magiër, de schrijver, ingenomen.

De macht van het woord. Zingeving als eindeloze herhaling van de Bijbelse zondeval? De mens laaft zich aan de boom der kennis. Hij laaft zich sterfelijk.

Uit de Bijbel blijkt dat de schepping van de dingen samenvalt met het gesproken woord van God: ‘God zei: ‘Er moet licht komen,' en er was licht.'(Genesis 1:3) En verder: ‘De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren' (Genesis 2:20). De dingen benoemen is een daad van creativiteit. Het leren van taal is de eerste stap van de mens naar onafhankelijkheid. Wanneer het kind woordjes leert uitspreken kan het eindelijk benoemen wat het wil en wat het niet wil.

Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem
ploem ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood op de tafel
dag visserke-vis met de pijp
en
dag visserke-vis met de pet
pet en pijp
van het visserke-vis
goeiendag
(Paul van Ostaeijen - Marc groet 's morgens de dingen)

Het geschreven woord gaat nog een stap verder. Het schrift is een gigantische uitbreiding van het geheugen. Een geheugen dat na de dood van de individuele mens kan blijven bestaan. In het geschreven taalspel ontwaakt de poëzie en het abstracte denken waarmee de mens zich kan losmaken van zijn dagelijkse ervaring. Dit is in een notendop de kerngedachte van de Verlichting. Het motto van Immanuel Kant denkend aan iets: ‘Sapere aude!' (‘Durf te denken!'). Heb de moed u van je eigen verstand te bedienen. In Messen in hennen wordt dit motto: Durf te schrijven! Zo vindt de jonge vrouw in het papier zichzelf en de rust: ‘Beter dan wat voor bed ook, dat zachte papier' zegt de molenaar tegen haar. Schrijvend verandert de vrouw van iemand van wie woorden of geluid ‘niemand hoort' naar iemand die zelfbewust ‘dit ben ik' kan opschrijven.

Zo is de zin ‘The sound a woman makes when no one hears her' het centrale scharnierpunt van de metamorfose van de jonge vrouw naar mondigheid en zelfrespect. Toch blijft het stuk van Harrower niet hangen in anekdotische emancipatie ethiek. Nee, de emancipatie die Harrower voor ogen heeft is diep menselijk. De mens vindt zichzelf en zijn vrijheid uit in een symbolische wereld, de taal, en die wereld is bij uitstek kunst(matig). Al wat een mens moet doen om als mens geboren te worden is woorden, namen in de dingen te steken : ‘Het enige dat ik moet doen, is namen duwen in wat daar is, net zoals ik een mes duw in de buik van een hen' schrijft de jonge vrouw. Het woord is de moord op het ding... en woorden bevrijden ons van de dingen.

Aan het einde van Messen in hennen blijft de vrouw alleen achter. De wapens waarmee ze zichzelf kan zijn en haar vrijheid uitvindt zijn de inkt en de pen. Met die instrumenten wordt zij de behoeder van het geheugen van de gemeenschap en van haar eigen geschiedenis. ‘Het dorp heeft een nieuwe molenaar nodig' zegt zij op het einde van het stuk. Een open einde? Gaat zij zelf op zoek naar een nieuwe molenaar? Of wordt zij de nieuwe molenaar?

Messen in hennen is de mythe van de emancipatie van een orale naar een geschreven cultuur. Schrijven wordt gedesacraliseerd. Van haar magische taboe ontdaan. Schrijven is in het begin van het stuk des duivels. Op het einde van het stuk is het een instrument van zelfbevestiging en zelfbevrijding. Niemand zal de jonge vrouw ooit benoemen alsof ze een object is. Vanaf nu schrijft zij haar eigen verhaal. Zij is nu zelf ‘magiër' geworden, pen en papier zijn haar instrumenten.

Zoekend naar referenten voor dit verhaal in onze hedendaagse cultuur denk ik aan popicoon Madonna. Madonna is in de Westerse popcultuur een vrouw die erin geslaagd is zich los te weken van een patriarchaal gedomineerde muziekindustrie. Zij heeft ‘de pen' zelf in handen genomen en haar eigen iconografie geschreven. Zo bleef ze ontsnappen aan een opgedrongen symboliek die bol staat van het mannelijk fantasme (iets waar Marilyn Monroe niet aan ontsnapt is). ‘Madonna is in control of the image, not trapped by it; the proof lies in her ironic and chameleon-like approach to the Construction of her identity, het ability to slip in and out of character at will, to defy defnition, to keep them guessing.'# Ook de jonge vrouw uit Messen in hennen krijgt met de pen in de hand macht over haar eigen identiteit. Een identiteit die in het begin van het stuk bepaald wordt door haar man. Een dwangmatig op haar geprojecteerd discours waaraan ze vruchteloos probeert te ontsnappen. ‘Madonna claims that her creative work, too, is meant to escape definition.'

Tot slot wil ik nog aandacht vestigen op twee hedendaagse kunstenaars die dit proces van onmondigheid/mondigheid mooi vertalen in beeldende kunst. Eerst en vooral het werk van Berlinde De Bruyckere.
En ten tweede het werk van Elke Krystufek.

Alain Pringels,
dramaturg Toneelgroep De Appel

| Meer