Interview met David Geysen

Door Esther Kleuver

Het voortbestaan van Toneelgroep De Appel heeft al vaker aan een zijden draadje gehangen, maar zoals het er nu naar uitziet, gaat per 1 januari 2017 na 45 jaar toch echt definitief de stekker eruit. Ter afscheid speelt het gezelschap, onder leiding van David Geysen, het stuk der stukken: Hamlet.
 
David Geysen, die zelf in 1999 als acteur het Appeltheater binnenwandelde en er in 2004 zijn eerste grote regie afleverde, windt er geen doekjes om. „Volgende week wordt het definitieve Haagse kunstenplan bekend gemaakt, maar de wethouder heeft ons al duidelijk te verstaan gegeven dat we daar niet eens in voor komen. Dus ik denk dat er dit keer echt geen redden meer aan is.”
 
Hoewel er serieus gerepeteerd wordt, merk je aan alles dat de gemoedelijke, energieke sfeer die er altijd in het Appeltheater heerste, ontbreekt. „Het is k.. met peren”, aldus Geysen. „De energie is laag. Al die maanden van onzekerheid, dat werkt verlammend. Mensen van kantoor, de techniek, de acteurs, ze werken hier vaak al jaren, maar staan straks op straat. Dat is nu niet bepaald sfeerverhogend.”
 
Desondanks wordt er hard gewerkt aan deze, naar het zich laat aanzien, allerlaatste Appel-voorstelling. „Na 45 jaar kun je niet zomaar zeggen: en nu is het klaar. We zijn het aan ons trouwe publiek verplicht om op een goede manier afscheid te nemen. In hoeverre we het ook kunnen waarmaken, durf ik niet te zeggen. We werken er keihard aan, maar een echt grondige voorbereiding zoals het hoort, is er natuurlijk niet aan deze Hamlet vooraf gegaan.”
 
Dat heeft met name te maken met het plotselinge vertrek deze zomer van artistiek leider Arie de Mol (die sinds januari 2015 bij De Appel aan het roer stond), met in zijn kielzog alle acteurs die hij van Toneelgroep Maastricht had meegenomen. „Zij wilden het gevecht voor De Appel niet meer aan gaan. Maar het was financieel ook niet haalbaar om de geplande najaarsvoorstelling nog door te laten gaan. Zelf had ik na een druk seizoen net een paar maanden vrij genomen, maar toen ze me vroegen de kar te trekken voor deze afscheidsvoorstelling kon ik daar natuurlijk geen nee tegen zeggen.”
 
Is het niet iets te ambitieus om dan juist voor dit stuk van Shakespeare te kiezen? „Noem het gerust een regelrechte zelfmoordmissie. Ik kan me nog een gesprek met Aus (Greidanus sr.) herinneren waarin ik mijn wens om nog een keer Hamlet te spelen kenbaar maakte. Hij maakte me duidelijk dat je dat eigenlijk alleen moet doen als je een acteur van het kaliber Jacob Derwig of Gijs Scholten van Aschat in huis hebt. En wat doe ik nu? Ik regisseer het niet alleen, maar speel zelf ook nog de rol van Hamlet. Hoe megalomaan is dat?! Het is een helse klus en ik begin de druk nu echt te voelen, maar we hadden zoiets van, schijt aan alles, we doen het gewoon! En het valt voor mijn gevoel ook heel mooi samen met de situatie hier. Bestaan of niet bestaan, dat is de vraag. Het uitgangspunt is de door mij geschreven monoloog Lost in Denmark, waarin Horatio naar de kroonprins Hamlet kijkt en ziet hoe hij de regisseur is van zijn eigen ondergang.”
 
Had Toneelgroep De Appel nog gered kunnen worden met een ander toekomstplan? „Wie zal het zeggen?”, aldus Geysen, die er geen geheim van maakt dat hij met Arie de Mol artistiek niet bepaald op een lijn zat. „Na de marathons van Aus wilde De Mol festivals gaan organiseren. Dat was weinig vernieuwend. Wat mij betreft had hij beter radicaal het roer om kunnen gooien. Afstand nemen van wat De Appel ooit was. Maar of dat zou hebben geholpen? Geen idee. Het is natuurlijk sowieso ook oneerlijk om midden in een transitieperiode zo hard afgerekend te worden.”
 
Wel heeft Geysen bij de gemeente Den Haag nog een plan ingediend om het Appeltheater om te toveren tot een Kunsthuis waar dan o.a. talenten van de kunstacademie en het conservatorium terecht kunnen. „Het zou eeuwig zonde zijn om deze prachtige plek kwijt te raken. Misschien dat er nog ergens een potje geld opduikt om dit mogelijk te maken, maar zelfs dan kan De Appel niet in de huidige vorm blijven voortbestaan. En dat gaat me toch wel aan het hart.”
 
Historie
 
Toneelgroep De Appel werd 45 jaar geleden, in de herfst van 1971, opgericht door Erik Vos, Peter van der Linden, Carol Linssen, Christine Ewert en Do van Stek en groeide uit tot het oudste repertoiregezelschap van Nederland.
 
Met name Erik Vos’ monumentale, maar toegankelijke ensceneringen van de grote klassiekers (Shakespeare tot Griekse tragedies) leverden het gezelschap een flink publiek op. De Appel heeft daarnaast altijd een hecht spelersensemble gehad, met onder meer acteurs als Eric Schneider, Sacha Bulthuis, Will van Kralingen, Hugo Maerten en Geert de Jong in de gelederen.
 
Vanaf 1978 werden de meeste voorstellingen gespeeld in het eigen Appeltheater (de voormalige paardentramremise) in Scheveningen. Daar kon men naar believen met het gebruik van ruimte experimenteren door bijvoorbeeld de vloer vol met zand te storten of de theaterzaal volledige onder water te laten lopen.
 
In 1996 namen Aus Greidanus sr. en Aram Adriaanse de artistieke leiding over en drie jaar later ging Greidanus alleen verder. Toen het voortbestaan van De Appel ernstig werd bedreigd door een mogelijke subsidiestop, introduceerde Greidanus in 2003 met het twaalf uur durende Tantalus de eerste theatermarathon. Dit bleek zo’n succesvol concept dat ook het Nationale Toneel (Genesis) en het Noord Nederlands Toneel (Borgen) dit later zouden toepassen.
 
Op 1 januari 2015 volgde Arie de Mol de pensioengerechtigde Aus Greidanus sr. op als artistiek leider. Toen echter bleek dat alle subsidieaanvragen waren afgewezen, stapte hij afgelopen zomer op.

Telegraaf 28-10-2016

| Meer