Hoop doet leven

Het is de week van de waarheid van de 45-jarige Toneelgroep De Appel. Maar mochten ze verdwijnen, dan gaan ze spelend ten onder.

Ze spreken af in in Amsterdam, want daar moeten ze die avond toch zijn, theatermaker David Geysen en componist Carl Beukman. Energiek komen ze café De Engelbewaarder binnengelopen. ‘Voor ons is dit even een uitstapje, weg uit de Haagse sores’, zeggen ze grijnzend. Want het zijn hectische tijden daar, sinds  Geysen kortgeleden liet weten dat hij een doorstart wil maken met De Appel, het Haagse gezelschap dat van de zomer te horen kreeg dat het na vijfenveertig jaar geen subsidie meer zou krijgen. Einde van een instituut, zo leek het. Maar nu gloort er weer een heel klein beetje hoop.

‘Mensen klampen me in Den Haag op straat aan en zeggen: jullie redden het wel’, zegt Geysen (Wilrijk, 1975) met zijn licht Vlaamse accent. Hij is een van de jongsten, en toch ook al weer 15 jaar betrokken bij de groep. In september vroeg de Appelkern hem de rol van ‘artistieke spil’ op zich te nemen en met een fonkelnieuw artistiek concept de gemeenteraad te overreden hen toch op te nemen in het Meerjarenbeleidsplan. De nieuwe Appel is kleiner, wendbaarder, betrokken bij de stad – om te beginnen. Maar zegt de wethouder op 4 november toch nee, dan gaan ze spelend ten onder: 9 november spelen ze de eerste Hamlet. In regie en bewerking van Geysen, die ook de titelrol speelt.

Hamlet moest het zijn: over een kroonprins die in troebele tijden z’n eigen waanzin maar ternauwernood de baas is. ‘Het sluit aan bij de schizofrene toestand waarin we zijn terechtgekomen’, zegt Geysen. ‘Gáán we het redden? De Appel is al vaker uit de as herrezen. Maar het gezelschap is nu uitgehold. Ook emotioneel. Al maanden weten we niet wat er gaat gebeuren.’

Wat vooraf ging, in het kort: ooit was Geysen kroonprins bij De Appel, de gedoodverfde opvolger van artistiek leider Aus Greidanus sr. Ook die laatste kende moeilijkheden; in een poging het slechte tij te keren, introduceerde Greidanus de Appelmarathons, voorstellingen van een uur of tien, met maaltijden in de pauzes. Het sloeg enorm aan. De Appel was gered.

Maar Geysen zag de droom van zijn artistiek leiderschap twee jaar geleden in rook opgaan. Na Greidanus’ pensioen kwam Arie de Mol als winnaar uit de sollicitatierondes, een kandidaat van buiten met meer ervaring. Geysen: ‘We kiezen voor veiligheid, zeiden ze. Ik was ik toen 39, had nooit een gezelschap geleid.’ Deze zomer werden de plannen van De Mol door de subsidiënten met de grond gelijk gemaakt, in de vakantieperiode verdween hij met stille trom. En nu is Geysen weer aan zet.

Hij had nee kunnen zeggen – zo leuk is de gang van zaken niet. Maar hij weet niet van opgeven, zegt Beukman. Geysen: ‘Een doorstart dus, met een afgeslankt gezelschap. Het plan is dat we meer gaan samenwerken met partners als het conservatorium, de Koninklijke Academie voor beeldende kunsten, Korzo, waar jonge choreografen opgeleid worden. Ik als ‘artistieke spil’ zal die gesprekken aangaan, besluiten hoe we ons eigen Appeltheater inzetten, denken over programmeren. We willen jonge initiatieven onderdak bieden, inclusief ons eigen label Dégradé. Al met al bied je Den Haag dan echt iets nieuws.’ Dégradé staat voor rauw en beeldend geluidstheater dat Geysen en Beukman samen ontwikkelen. Eerder met steun van De Appel, sinds kort los ervan. Voor Dégradé kregen ze wel (project-) subsidie.

Met de presentatie van de nieuwe plannen tijdens de gemeentelijke hoorzitting nam Geysen rigoureus afstand van het verleden. ‘Dat is me wel kwalijk genomen, ook vanuit de groep zelf. Maar op gegeven moment moet je kappen met die oude lijn, want het is duidelijk dat je daar niks meer mee wint.’ En die oude lijn, die laat zich samenvatten als: toegankelijk klassiek repertoire in spectaculaire aankleding, vaak als marathon gebracht in het Appeltheater. Van Geysen mag het experimenteler, gevaarlijker, en ‘interdisciplinairder’, met cross-overs tussen theater, beeldende kunst en muziek. De vaste achterban schrok wel even. Maar in de raadszaal keken ze er ook van op, en dat is goed nieuws.

‘We vragen nu bij de gemeente zeveneneenhalve ton aan en hetzelfde bedrag zullen we proberen zelf te genereren. Dat vergt ook een andere ‘mindset’: we moeten zalen verhuren, huwelijksfeesten faciliteren, 365 dagen per jaar open zijn. Want het Appeltheater kost alleen al een paar ton aan huur op jaarbasis.’ Dit totaalbedrag van anderhalf miljoen is de ondergrens, zegt Geysen. Als de gemeente maar vijf ton wil geven (dat gerucht ging) doet hij het niet. Omdat het dan niet gaat lukken in het Appeltheater.

Geysen kijkt uit het raam naar het Compagnietheater aan de overkant van de gracht. Daar gaan ze zo de nieuwste voorstelling van Dégradé spelen, die tournee was allang gepland. En morgenochtend weer Hamlet. Waanzin.

To be or not to be

Hopelijk redden ze het. Maar zo niet, dan wilden het gezelschap het publiek – en zichzelf – toch een afscheid geven: Hamlet. De basis is een vertaling die dramaturg Alain Pringels maakte in de jaren tachtig, door Geysen bewerkt tot een nieuw sprankelend stuk waarin werkelijkheid en waan meer dan ooit door elkaar lopen. Hamlet, prins van Denemarken, vermoedt dat zijn vader is vermoord. De moordenaar: Claudius, broer van het slachtoffer en oom van de prins. Hamlet besluit extreme verwardheid voor te wenden, in de hoop de dader en diens handlangers bewijs te ontfutselen. Maar wat is nu echt en wat is verzinsel? Geysen: ‘Hij wil regie over de situatie te voeren, maar tekent zijn eigen doodvonnis. Dat komt heel dicht bij de situatie van De Appel en die van mijzelf. Het geld is op. Dus ik heb beloofd dat we iets gaan maken dat alleen maar geld oplevert. Als een orkest in de financiële problemen zit, programmeren ze Mozarts Requiem, daar komt publiek op af. Met Hamlet moet dat ook lukken. To be or not to be.’

de Volkskrant 31-10-2016

| Meer