Het Heijermans Festival

Met Hans Goedkoop

Een programma rondom Op hoop van zegen met als hoofdgast Heijermansbiograaf Hans Goedkoop. Historicus Hans Goedkoop is presentator van het populaire televisieprogramma Andere Tijden (2000) en hij schrijft al jaren over Nederlandse literatuur in NRC Handelsblad. Hans Goedkoop gaat in gesprek met regisseurs Arie de Mol, David Geysen en Annechien de Vocht.
Ook wordt er een aantal scènes uit Op hoop van zegen gerepeteerd onder leiding van regisseur Arie de Mol.

vrijdag 6 november 2015
aanvang 20.15 uur, grote zaal Appeltheater

Herman Heijermans

Een biografie, gebaseerd op Geluk. Het leven van Herman Heijermans van Hans Goedkoop.

HH biografie

 

Rotterdam 1864. In een tijd waarin deze havenstad een ongekende groei kende - in 25 jaar tijd groeide de bevolking met 50% - werd Herman Heijermans op 3 december geboren. Hij groeide op in een liberaal Joods gezin. Liberaal betekent dat de orthodoxie van het geloof wijzigt in een meer moderne, kosmopolitische levenswijze. Maar toch Joods. Met andere woorden: deel uitmakend van een gemeenschap binnen een gemeenschap. Een gemeenschap getekend door ballingschap. De joodse gemeenschap in Rotterdam was in die tijd een dorp in een groeiende stad. Heijermans beleefde het Joods zijn als iets dat voorbij was en er toch nog was. Een mengeling van onbehagen en welbehagen.

Hij was de oudste zoon in een gezin van elf kinderen, van wie een heel jong overleed. Hij had twee oudere zussen: Marie, die beeldend kunstenaar werd en Ida, auteur van kinderboeken. Zijn jongere broer Louis werd arts.

Zijn vader, Herman Heijermans sr., was journalist. Zijn moeder, Matilda Moses Spiers, was een liefdevolle vrouw verzwakt door de vele bevallingen. Zij was van rijkere komaf dan haar man. Zijn vader schreef voor de plaatselijke kranten. Journalistiek was toentertijd een beroep met weinig aanzien. Heijermans sr. werkte erg hard in de hoop aanzien en status te krijgen in de kringen van de rijke handelaren en de politieke macht. Wanneer vader schreef, was stilte in huis heilig. Zijn stukjes hadden een pro liberale kleur ondanks de vernederingen die hij keer op keer opliep. Hij deelde de meningen van de heren van de gevestigde orde, maar werd nooit op gelijke voet behandeld. Hij verdiende net genoeg om zijn gezin te onderhouden.

Herman Heijermans dankte zijn liefde voor literatuur aan zijn vader en zijn gevoel voor schoonheid aan zijn moeder. Al op jonge leeftijd ontpopte hij zich tot de entertainer van het gezin. Hij organiseerde feestjes en regisseerde zijn broer en zussen in toneelstukjes die hij schreef. Zijn oudere zussen omschreven hem als een bewaker van de huisvrede. Dankzij zijn ouders kwam hij van jongs af aan in aanraking met vreemde talen. Er werd aan tafel dikwijls Frans gesproken. Zijn moeder sprak Frans en Engels, zijn vader Duits. En er was het Hebreeuws. Allicht ligt hier de oorzaak van Heijermans grote taalgevoeligheid. Als toneelauteur weet hij als geen ander de spreektaal van het volk op te schrijven.

Herman toonde zijn talent als schrijver al op vroege leeftijd. Dit werd door zijn vader getolereerd tot het moment om een beroepskeuze te maken en een opleiding te kiezen. Toen hij, net geen twintig, aan zijn vader een toneelstuk op rijm schonk, scheurde hij de tekst kapot in een poging zijn zoon van die neiging te genezen. Gehoorzaam nam Herman na zijn eindexamen een baan aan bij een Wissel- en Effectenbank op de Blaak. Hij zou bankier of koopman worden. De zoon moest de sociale sprong maken die de vader nooit had kunnen verwezenlijken.

Hij werd door zijn werkgever uitgezonden als vertrouwensman van een rijke koopman in lompen en oud materiaal, een zekere heer Vles. Deze ontmoeting was succesvol en verliep voortvarend. Daar ontmoette hij tijdens een van deze bijeenkomsten dochter Betsy Vles en werd smoorverliefd op haar. Deze liefde gaf hem vleugels; hij schreef niet alleen een aantal liefdesgedichten, maar nam ook ontslag bij de bank en richtte zijn eigen lompenbedrijf op. Hij was tweeëntwintig en wilde zo snel mogelijk aan beide vaders bewijzen dat hij als succesvol zakenman een gezin kon stichten. Samen met zijn broer Louis zette hij een tweede bedrijf op: een tussenhandel in koperwerk. Snel bleek het hoogmoedige van zijn ondernemingen. De schulden stapelden zich op en een faillissement volgde. Het bedrijf Gebr. Heijermans werd openbaar verkocht. Herman was zesentwintig jaar en had zich zo diep in de schulden gewerkt dat die hem levenslang zouden achtervolgen. Hij werd een outcast in het Rotterdamse handels- en koopmansmilieu. Zijn vader beschouwde dit als een openbare vernedering van de familie. Na vier jaar verbrak Betsy de verloving. Berooid en vernederd trok hij zich terug op een kleine kamer boven een sigarenwinkel. Hij schreef columns om zijn geld te verdienen en leerde de nachtkant van de stad kennen.

Twee jaar later verliet Heijermans Rotterdam met tweeënzestig cent op zak. Hij huurde een kamer in Amsterdam bij een juffrouw op de Ceintuurbaan. Hij werd toneelrecensent bij De Telegraaf, schreef voor allerlei tijdschriften en dook in het literaire leven zoals het artiestencafé Mast, stamkroeg van de Tachtigers. In 1893 ging zijn eerste stuk Dora Kremer in Rotterdam in première. De kritiek was vernietigend. Heijermans was verbolgen over de coupures die de regisseur in het slot had aangebracht. In reactie hierop schreef hij de eenakter Ahasverus. Hij noemde het een kleine wraakoefening op de critici. Hij bracht het stuk niet onder zijn eigen naam uit. Hij noemde het Drama in één bedrijf vrij naar het Russisch, van Ivan Jelakowitch door W. v. D. De recensies waren unaniem lovend. Zoet was zijn wraak toen hij bekend maakte dat hij de auteur van het stuk was. Nog zoeter smaakte zijn wraak toen dit stuk werd opgevoerd in Parijs. Hij vertrok naar Parijs als fan van het radicale naturalisme van André Antoine en zijn Théâtre Libre, maar kwam terug zwaar beïnvloed door de Symbolisten van het tijdschrift Mercure de France. Zij publiceerden de eerste vertalingen van Nietzsche en werk van Mallarmé en Apollinaire. Terug in Amsterdam noemde hij het Hollandse toneel een grafceremonieel. Hij had nauwelijks contact met zijn ouders.

Maar ondanks het succes van Ahasverus bleef het literaire wereldje hem negeren. Hij woonde nu samen met zijn broer Louis. Het was in deze periode dat hij onder het pseudoniem Samuel Falkland columns begon te schrijven. Soms hele realistische beschrijvingen van situaties (vergelijkbaar met de cursiefjes van Simon Carmiggelt), soms waren dit kleine eenakters. Zijn tijdsbesteding bestond uit schouwburgbezoek, het nachtleven en schrijven.

Tijdens een van die nachtelijke kroegentochten ontmoette hij Marie Peers. Ze was getrouwd en had twee dochters. Haar man was naar New York vertrokken om zijn geluk te beproeven en had haar beloofd haar en de kinderen op te halen zodra hij geld had verdiend. Sindsdien had ze niets meer van hem gehoord. Ze dacht ook dat ze nooit meer iets van hem zou horen. Om voor haar kinderen te kunnen zorgen zag zij zich genoodzaakt in nachtcafés op te treden. Vanaf november 1895 woonden Herman en Marie samen als ongetrouwd stel. De 31 jarige Heijermans woonde nu samen met een getrouwde vrouw met twee kinderen. Deze 'schande' zorgde voor een breuk met zijn vader. In maart 1896 keerde de echtgenoot van Marie echter terug om met zijn gezin definitief naar New York te emigreren. Hij spande een rechtszaak aan tegen zijn vrouw, dit leidde tot een echtscheiding en hij kreeg zijn twee dochters toegewezen. Hij vertrok met zijn twee dochters naar New York en Marie moest afscheid van hen nemen.

Heijermans verwerkte deze geschiedenis in een roman: Kamertjeszonde. Hij schreef de roman in één geut op een kamer in Wijk aan Zee (boven Haarlem). Daar leefde hij tussen de vissers. Geen symbolisme in deze roman, maar pure, rauwe werkelijkheid. Hij vond geen uitgever voor het boek want die vonden het pornografie. Zijn roman vertelde het verhaal van een gevallen vrouw; verleidster en vertrooster.

Heijermans had chronisch geldtekort. Hij werd door de redacties van de literaire tijdschriften afgewezen als medewerker. Zijn enige bron van inkomsten waren de Falklandjes. Daar schreef hij: ‘Over vergeefse levens van vergeten mensen, arbeiders en buitenlui, vaak met een klein gebrek, een trekkend been of een bezwaard gemoed.’ (Hans Goedkoop in Geluk, pagina 148). In die tijd werd hij lid van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (opgericht in 1894).

Zijn roman werd uiteindelijk in 1898 uitgegeven. Zowel de uitgeverij als Heijermans gebruikten een pseudoniem.

Heijermans zag zich als dertiger geconfronteerd met twee grote problemen: hoe hij ook smeekte en bedelde hij werd niet opgenomen in het literaire milieu en hij had een chronisch gebrek aan geld. Herman Gorter van het tijdschrift De Nieuwe Tijd wees hem keer op keer af. Tijd om initiatief te nemen, dacht Heijermans. Hij richtte met geleend geld een nieuw literair tijdschrift op: De Jonge Gids. In juni 1897 verscheen het eerste exemplaar. Het tijdschrift stond vol interessante bijdragen van verschillende medewerkers. Achteraf bleek dat Heijermans de teksten bijna allemaal zelf geschreven had. De auteurs die meewerkten aan zijn tijdschrift waren pseudoniemen van Heijermans zelf. Op het vlak van toneel begint in deze tijd zijn samenwerking met de Nederlandsche Toneelvereeniging. Hij schreef Ghetto (1898), een stuk over de afzondering die de joodse gemeenschap zichzelf aanmeet. Het publiek waardeerde het zoeken naar een naturalistische waarheid van Heijermans. Er volgde al snel een tweede stuk: Het zevende gebod (1899) en er kwam een tweede druk van Kamertjeszonde. Het grote succes bij het publiek als ook de sociaal betrokken boodschap van zijn stukken bleven niet onopgemerkt bij de SDAP. Hij schreef de eenakter Puntje, een politieke satire, voor het paascongres van de partij. Mede door deze successen zocht Herman Gorter toenadering met als resultaat een eerste samenwerking tussen hun beider tijdschriften.

Op 30 maart 1898 huwde Heijermans met Marie Peers.

Kerstavond 1901: première van Op hoop van zegen in de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. Het zou Heijermans' meest gespeelde stuk worden. Hij baseerde het op zijn ervaringen in Wijk aan Zee, waar hij Kamertjeszonde schreef. ‘Zo ging de waarneming voor Heijermans organisch over in moraal - en van moraal, nog één stap verder, in verbeelding’ (Hans Goedkoop, Geluk, pagina 215). Doel is een vraagstelling naar wat goed is. Met een socialistische bril de ogen openen. Nochtans kreeg Op hoop van zegen heel wat kritiek te verduren. Het stuk was statisch, er gebeurde niets. Vooral het derde bedrijf getuigde van een gedurfde dramaturgie. ‘Als socialist, kortom, probeerde hij de oude banden tussen de verbeelding en de wereld te herstellen - en dat was wat hem scheidde van zijn tegenvoeters uit de bourgeoisie.’ (Hans Goedkoop, Geluk, pagina 216). Vooral Lodewijk van Deyssel uitte felle liberale kritiek tegen het stuk. Dat kon Heijermans niet deren. Het buitenland lonkte. Ghetto ging in première in Londen en Op hoop van zegen in Berlijn. Jammer genoeg leverde dit Heijermans geen auteursrechten op omdat Nederland de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (1886) niet ondertekend had. Heijermans was beroemd en had internationaal succes. Hij ging met zijn vrouw in Katwijk wonen, waar in 1902 hun dochter Hermine geboren werd.

Het ene stuk volgde op het andere o.a.: Ora et labora (1901), Buren (1903), Het kind (1903). Maar de geldnood bleef hoog. De schulden bleven hem achtervolgen. Hij schreef onder verschillende schuilnamen voor verschillende kranten. Ook voor kranten van niet-socialistische strekking. Hij werd een zakenmachine. Hij schreef voor wie betaalde. Hij speelde uitgevers die zijn toneelwerk wilden uitgeven tegen elkaar uit. Hij nam een secretaresse in dienst en zocht uitwegen om zo snel mogelijk zijn schulden af te lossen. Toen werd hij ingewijd in het beursleven. Hij begon te speculeren en maakte in korte tijd enorm veel winst. Het geluk lachte hem eindelijk toe. Maar zoals het ook dikwijls in zijn eigen stukken ging, duurde dit geluk niet lang. De koersen zakten en hij raakte zijn winst even snel weer kwijt. Bovendien raakte het publiek uitgekeken op Heijermans, het bleef weg. En zijn stuk Allerzielen (1905) veroorzaakte een rel. Katholieke gemeentebesturen verboden de voorstelling in hun stad. Door al dit tumult stond de band met het Nederlandsche Toneelvereeniging op springen.

Door deze tegenslagen moest Heijermans zijn plannen om naar Berlijn te gaan niet door laten gaan. Toen verscheen Lies Malkine. Haar man had een contract gekregen bij de Berliner Philharmoniker. De mogelijkheid om het gezin Heijermans mee te nemen naar Berlijn, om zo de eenzaamheid en heimwee in een vreemde stad een stap voor te zijn, leek haar een goed idee. Zij leende Heijermans geld. De problemen met de Toneelvereeniging werden bijgelegd. Heijermans schreef Uitkomst (1907). Maar dit stuk kende geen succes. Mensen liepen joelend naar buiten. Vreemde jacht (1907) werd echter wel goed ontvangen.

In de herfst van 1907 woonde hij met zijn gezin in Berlijn. Maar wat Heijermans had gehoopt, om in Berlijn een goudmijn te vinden, mondde uit in een financiële catastrofe. Hij leefde er ver boven zijn stand. Op een bepaald moment huurde hij zelfs een tweede appartement, groter nog dan het eerste, speciaal om veel gasten te kunnen ontvangen. Dit zorgde voor spanningen met zijn vrouw. Zij zag de gevolgen van deze uitspattingen en de naïviteit waarmee haar man met geld om ging. Ruzies stapelden zich op. Heijermans verkende steeds meer het Berlijnse nachtleven. Hij schreef om geld te verdienen voor elke Berlijns dagblad dat iets van hem wilde publiceren. Eind 1908 kende De Opgaande zon veel bijval in Amsterdam. Maar succes weerhield Marie er niet van om begin 1909, met haar dochter, naar Scheveningen te vertrekken. Ze leefden toen al ruim een jaar gescheiden, niet van tafel, maar wel van bed. Helemaal alleen in Berlijn teerde Heijermans langzaam weg. Hij miste vooral zijn dochter. Voor haar schreef hij De Schone Slaapster (1909). Bovendien sijpelden berichten binnen dat zijn vader ernstig ziek was. Vier jaar na de dood van zijn moeder, stierf nu ook zijn vader. Zijn huwelijk liep op de klippen. En de tegenvallende reacties op Beschuit met muisjes (1911) en Glück auf! (1912) zorgden voor een breuk met de Toneelvereeniging. De schulden hadden zich ondertussen zover opgestapeld dat hij het zilverwerk verpande en de piano van Marie verkocht. Berooid keerde hij terug naar Nederland.

Terug in Nederland was hij theatermaker zonder gezelschap, zonder geld. Maar ook de Nederlandsche Toneelvereeniging zat zonder artistiek leider. Die was opgestapt. Heijermans wilde de groep overnemen. Hij stichtte N.V. Toneelvereeniging en werd artistiek leider van een gezelschap zonder spelers, zonder repertoire en zonder geld. Zijn droom was een groot gezelschap met meerdere regisseurs zoals hij dat had meegemaakt in Berlijn. Hij benaderde Eduard Verkade, op dat moment directeur van de Hollandsche Schouwburg. De malaise in de theaters was groot. Men wijdde dit voornamelijk aan het succes van de opkomende bioscoopfilm. Verkade en Heijermans sloegen de handen in één. Heijermans nam het zakelijke waar, en samen met Verkade deelden ze de artistieke verantwoordelijkheden. Heijermans kreeg echter nauwelijks tijd om te schrijven, laat staan degelijk regiewerk af te leveren. Zijn werk kreeg slechte kritieken. Dit kon de ambities van Heijermans echter niet stuiten. Hij nam een tweede zaal in Amsterdam onder zijn hoede: het Grand Théâtre (1913). Het was Verkade die artistiek de verantwoordelijkheid naar zich toe trok: hij bespeelde uitsluitend de nieuwe zaal en kon daarbij steeds rekenen op de beste spelers van het gezelschap. Het kwam tot een breuk met Verkade. Die vertrok naar de concurrentie en nam het grootste deel van de spelers mee. Niets zou of kon Heijermans echter tegenhouden. De recettes vielen tegen en er was voortdurend geld tekort. Heijermans ontpopte zich als een dictator die met meedogenloos zakelijke hand zijn theater leidde. Maar net voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog moest hij de boeken sluiten. Een tekort van 22.000 gulden. Heijermans' koppigheid kende echter geen grenzen. Hij leverde zijn jaarsalaris en zijn auteursrechten in en verkocht zijn zilverwerk. Zo kon hij een faillissement vermijden, terwijl hij al diep in de schulden zat.

Om geld te verdienen begon hij opnieuw Falklandjes te schrijven. Gelukkig was er ook goed nieuws: Lies Malkine stuurde hem vanuit Berlijn een bericht dat zij alle schulden die hij bij haar had kwijt schold. Hij schreef Robert, Bertram & Clomp (1914). Een kermisklucht die een schot in de roos bleek te zijn. Bovendien vierde hij zijn vijftigste verjaardag met een herneming van Op hoop van zegen. En van al de commotie die dit met zich meebracht maakte hij gebruik om een aantal bedelbrieven te schrijven. Terwijl hij werd gevierd als regisseur van de sociale werkelijkheid stak hij bedelend zijn hand uit. Ondertussen bekeek hij elk contract met argwaan, goochelde hij met cijfers en genoot van zijn zakelijke macht.

In die tijd waren de dochters van Marie na de dood van hun vader vanuit New York teruggekeerd. Dit leverde de nodige huiselijke spanningen op. Als die er al niet waren na het debacle in Berlijn. Marie had een vervolg geschreven op Heijermans' Kamertjeszonde. Het was een toneelstuk dat zij Roman, 2e deel noemde. Het kreeg de ondertitel voor H.H. Het stuk werd een enorm succes. Hij zelf schreef o.a. Eva Bonheur (1916) en De Wijze Kater (1917). Kortom tegen het einde van de oorlog kreeg de Toneelvereeniging van Heijermans alle lof.

Heijermans en Marie waren nog steeds getrouwd maar de romantiek en de liefde waren sinds Berlijn gedoofd. Heijermans was een relatie begonnen met een van zijn actrices: Annie-Jurgens. Pas nadat zijn dochter Hermine dit ontdekte, kwam het tot een echtscheiding met Marie. Op 17 december 1918 trad hij in het huwelijk met Annie-Jurgens. Twee jaar later kregen ze een dochter: Marjolein Droomelot (17 november 1920).

De economische gevolgen van de oorlog waren overal in Europa voelbaar. Ook het theater leed onder deze crisis. Er kwamen in Europa overal sociale bewegingen op gang. Arbeiders eisten meer rechten. Zo ook in het theater. Omdat Heijermans de enige theaterdirecteur was die de acteurs steunde bij de oprichting van een vakbond voor Toneelkunstenaars, was hij ook de enige die er in slaagde een gezelschap acteurs aan hem te binden. De theaters zelf zaten in diepe crisis: niet alleen door de sociale onrust, maar ook door de teruglopende publiekscijfers. Toen de Amsterdamse stadsschouwburg een nieuwe directeur zocht, stelde hij zich kandidaat. Men verkoos echter een concurrent van hem: Royaards.

Ondanks de crisis bleef Heijermans koppig doorgaan. Hij huurde Carré en liet daar op 11 september 1920 De Vliegende Hollander in première gaan. Het werd een financieel fiasco. Hij probeerde nog enkele jaren zijn vereniging van de ondergang te redden. Hij herschikte de gages, haalde Op hoop van zegen nog maar eens uit de kast, bedelde en leende geld, maar niets mocht baten. Op 3 maart 1922 ging N.V. Toneelvereeniging failliet.

Heijermans was achtenvijftig, zat financieel aan de grond en was zijn theater kwijt. Hij kreeg een schrijfopdracht: de ondernemer Anton Philips vroeg hem om de geschiedenis van de Philips fabriek te schrijven. Hij werkte als een bezetene op een kleine zolderkamer. Ook al had hij het als socialist moeilijk met deze opdracht. Ondertussen stuurde Marie hun dochter Hermine het huis uit. Hermine was actrice geworden. Ze ging bij haar vader inwonen en merkte hoe zijn fysieke gezondheid achteruit ging. Er werd een abces onder de tong vastgesteld. Dit werd operatief verwijderd maar de diagnose was duidelijk: kanker. Op 22 november 1924 overleed Heijermans in Zandvoort aan de gevolgen van deze kanker.

In de laatste jaren van zijn leven verzoende hij zich met zijn aartsrivaal theaterdirecteur Royaards. Ze werden goede vrienden. Royaards zette na de dood van Heijermans een steunactie op; het Heijermans-comité. Op de zestigste verjaardag van Heijermans speelden alle gezelschappen Herman Heijermans. De fondsen die bij deze steunactie werden verzameld dienden om de schulden af te lossen die nu ten laste kwamen van Annie-Jurgens en Marie. De gelden waren ruim voldoende om deze schulden af te lossen en om beide vrouwen financieel te ondersteunen. Hermine stopte met acteren en werd verpleegster.

Na zijn dood werd Heijermans zowel door de socialisten als de katholieken, maar ook door de liberalen, met veel bombarie ingehaald. Zijn begrafenis zorgde voor een massale toeloop. Heijermansbiograaf Hans Goedkoop: ‘Met die hulde van de menigten bleek na zijn dood op slag wat bij zijn leven zelden was begrepen: meer dan welke leider van het socialisme ook had Heijermans de dromen van het volk verwoord, de dromen van verlossing uit de pijn van het bestaan. Voor duizenden had hij een taal gevonden voor geluk.’ (Hans Goedkoop, Geluk, pagina 415)

Alain Pringels
Dramaturg Toneelgroep De Appel

Begrafenis Herman Heijermans (1924) : https://www.youtube.com/watch?v=9GsscAwYreM

Bron: Hans Goedkoop, Geluk. Het leven van Herman Heijermans, Open Domein, 1996

(dit boek is alleen nog verkrijgbaar in de Theaterwinkel van het Appeltheater)

| Meer