Motel Detroit 2
Moeder

Stanislaw Ignacy Witkiewicz, een korte inleiding tot zijn denkwereld.

'De alomtegenwoordige natuur vormt de achtergrond waartegenover zich het vreemde Mysterie van het Bestaan afspeelt.' Deze gedachte vormt de basis voor de kunst en het leven van Stanislaw Ignacy Witkiewicz (1885-1939).

Zijn vader had hem niet alleen een eindeloos respect voor de natuur maar ook nog liefde voor de kunst en het geloof in diens eigen kracht (individualiteit) bijgebracht. Hij leerde zijn zoon omgaan met het penseel. Nadat Witkiewicz kennis heeft gemaakt met het werk van Gauguin, Van Gogh en Picasso verwerpt hij het naturalisme als kunststroming. Een bezoek aan Parijs in 1908 betekent in dit opzicht een keerpunt. Hij blijft zoeken naar inspiratiebronnen voor de verbeelding. Zo raakt hij in de ban van de Chinese schilderkunst. Wat de kunstgeschiedenis betreft ontwikkelt hij daaruit een eigen lijn van 'duivelse' kunstenaars: Dürer, Cranach, Goya, Rops en Munch.

Witkiewicz zal zijn leven een theatrale structuur geven. Een geregisseerd psychodrama dat sterk beïnvloed werd door de psychoanalyse die hij onderging bij een van de eerste leerlingen van Freud in Polen.

Zijn zoektocht naar de Pure Vorm begint hij met het omgooien van de conventies van het burgerlijke portret. Hij zoekt naar het onevenwichtige, het lelijke, het groteske. Intuïtie is daarbij een belangrijker leidraad dan realisme (nabootsing of mimesis).

In 1914 neemt hij samen met zijn vriend Malinowski deel aan een wetenschappelijke expeditie in Australië. De tropen maken een enorme indruk op hem. Hij levert zich over aan de vormen van de tropische natuur. Hij ontdekt er de monstruositeit van het bestaan en overstijgt daarmee de grenzen van zijn eigen particuliere (familiale) demonen. Schoonheid is vijandig, vreemd en onverklaarbaar.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog leeft Witkiewicz in Rusland. Eerst als officier van de Keizerlijke Garde, later als getuige van de Russische Revolutie. Hij maakt in die periode 880 werken. Het merendeel daarvan portretten van medesoldaten. Werk dat zijn 'Portretten Bedrijf' aankondigt. Hij maakt kennis met het werk van de Russische avant-garde en diens manifesten. In dit klimaat dat barst van radicaliteit, schrijft hij zijn eerste theoretische werken.

De theorie van de Pure Vorm is van kapitaal belang in het werk van Witkiewicz. Het is zijn artistieke credo waarin zijn totale oeuvre zich spiegelt.

Witkiewicz' wereldbeeld

De mens neemt in het bestaan een geprivilegieerde plaats in: op een kruispunt, tussen het besef van het oneindig kleine en het oneindige grote. Hier struikelt de door tijd en ruimte gelimiteerde mens in zijn zoeken naar kennis over een onoverkomelijk obstakel: het Mysterie van het Bestaan. Uit deze confrontatie put de mens de gave van het metafysische gevoel. Een gevoel dat de basis wordt van religie, filosofie en kunst.

Kunst is de objectieve expressie van dit metafysische gevoel. In de Pure Vorm wordt de structuur van een kunstwerk begrepen als een specifieke kracht die een eenheid creëert met diverse vormelijke en inhoudelijke elementen ('eenheid door veelheid'). Hij verzet zich tegen het realisme als kunstvorm omdat deze kunstrichting geen contemplatie op het bestaan toelaat daar deze zich richt op de imitatie (mimesis). Daartegenover stelt hij de contemplatie of het zich overgeven aan de hypnose voor. De Pure Vorm is geen rigide vormentheorie maar een zoeken naar kunst die vloeibaar is, die beweegt, een proces op gang brengt. Kijken naar kunst is voor hem een cyclisch proces dat als een spiraal verloopt, als een zich herhalend herdefiniëren. 'De vorm is de eenheid van wat gekend is met dat wat daaraan moet toegevoegd worden' schrijft hij in een onuitgegeven nota. Een vorm kan in de tijd evolueren op een doek. Zo kan een gezicht tot een chaos van ongeordende materie worden teruggebracht. De intensiteit van lijnen, kleuren en vormen zal het schilderij zijn zin geven, nl. als portret.

In de jaren twintig start Witkiewicz met een 'Portretten Firma'. De werken worden er gemaakt tegen de achtergrond van een reglement. De portretten waren tevens een experimenteerterrein voor drugs. Er werd de spot bedreven met de Grote Kunst. Het resultaat is een portrettengalerij die zijn thuis vind in een rariteitenkabinet, maar toch getuigt van haarscherpe naturalistische observaties.

Witkiewicz verzamelde curiositeiten. Hij noemde dit zijn Curiositeiten Museum. De inhoud is verloren gegaan. De verzameling bestond uit relieken, portretten van beroemde personen, macabere objecten, gedroogde planten (hallucinogenen), souvenirs van reizen, gedichten, tekeningen van vrienden en postzegels (vooral met erotische tekeningen uit Japan). Verder was er speelgoed, magische en spirituele objecten en foto's van grimassen. Eigenlijk richtte hij zijn leven zelf als een curiositeit in. Zo voerde hij allerlei rituelen in zoals het 'ontmoetingsorgie', de 'essentiële conversaties' en de organisatie van de dag, het werk en de rust ... Het leven van een kunstenaar bevindt zich volgens Witkiewicz ergens tussen de dagdagelijkse monotonie en de creatie.

In 1905 studeert Witkiewicz aan de Academie voor Schone Kunsten van Krakau. Hij woont er bij zijn vriend Bronislaw Malinowski, die later een beroemde antropoloog wordt. Ze dweepten met het boek? De gouden boog van Frazer. In dit boek bestudeert de Britse antropoloog het belang van magie, rituelen, religie en wetenschap voor de ontwikkeling van het menselijke denken. In het literaire werk van Witkiewicz zal de priester-koning een belangrijke rol opeisen. Het is een figuur die door zijn fysieke kracht, zijn intelligentie en zijn moed, zijn omgeving domineert. 'Zijn kracht straalt als een zon, die bij mensen nieuwe waarden creëert, door in de geest van om het even welke slaaf het zaad van de macht te plaatsen waarvan ze zelf vol is.'

Frazer beschrijft de rituele offers die door deze priester koningen worden gebracht. Op het hoogtepunt van hun macht worden zijzelf, of een dier of een mens in hun plaats, geofferd zodat hun levenskracht overgaat op de nieuw komende jeugd. Voor Witkiewicz maken kunstenaars die zich met Pure Vorm bezighouden ook zo'n offer. Zo zag hij Van Gogh als een offer op het altaar van de kunst. De vruchtbaarheid en de vitaliteit van de kunstenaar worden in zijn werk geofferd.

Ondanks het pessimisme van Witkiewicz denken, schemert er steeds een hoopvolle belofte doorheen; de belofte van een wedergeboorte, een heropstanding.

Het vertrekpunt van Witkiewicz' filosofie is die van het Particuliere Bestaan van de mens. Hij ziet de mens als een 'ik-voor-zichzelf'. Een wezen dat beschikt over een gevoeligheid om zichzelf en de andere te begrijpen. En waardoor hij zich op een objectieve manier tussen en tegenover de andere kan situeren. Het tekort aan identiteit tussen het 'ik' en het 'niet-ik', tussen zichzelf en het universum, zorgt voor de fundamentele gespletenheid van de mens, zijn ontologische dualiteit. Deze dualiteit ligt aan de basis van de ervaring van het Mysterie van het Bestaan. Met deze ervaring onderscheidt de mens zich van het dier.

De mens leeft in twee ruimten: die van de soort en die van de biologische natuur. Binnen die ruimten beschikt hij over vrije keuze. Toch ervaart hij die keuzevrijheid dikwijls als een disharmonisch gegeven omwille van tegenstrijdigheden die zich tussen beide ruimten voordoen. De ervaring van deze tegenstrijdigheden is een metafysisch gevoel. Dit confronteert de mens met zijn dualiteit, een van de aspecten van het Mysterie van het Bestaan.

Hierdoor vervreemdt de mens ten opzichte van zijn eigen bestaan. Deze vervreemding werd al door de prehistorische mens beleefd. De mens wordt sindsdien gedreven door drie biologische instincten; honger, angst en seks. De erotische ervaring loopt voor op de metafysische ervaring. Erotiek is voor de mens een paradoxale ervaring; het is tegelijkertijd het ervaren van een existentiële eenzaamheid als de poging die te overstijgen. Veel van Witkiewicz' literaire personages leveren zich dan ook over aan seksuele excessen.

Kunst, filosofie en religie zijn drie culturele activiteiten waarmee de mens de existentiële angst die voortkomt uit de confrontatie met het Mysterie van het Bestaan, tracht te overstijgen. Ook het fenomeen van de macht ontstaat hieruit. De primitieve groep kiest een priester-koning die een tussenstation wordt tussen zijn subjecten en de sferen van het Mysterie van het Bestaan. Op die manier organiseert zich een menigte tot een maatschappij. De tegenstelling tussen het individu en de georganiseerde massa, is voor Witkiewicz één van de belangrijkste fenomenen van de geschiedenis van de mensheid.

Witkiewicz ziet in het ontstaan van de massacultuur een groot gevaar. Op dit punt wordt hij wel eens een 'catastrofist' genoemd. Met het teloorgaan van het individu gaan ook de metafysische gevoelens teloor. Dat is de prijs die we betalen voor de algemene bevrediging van de vitale noden van alle individuen. Het is een vernederende en tragische prijs. Witkiewicz kan deze evolutie niet accepteren. De tegenstrijdigheid tussen de waardesystemen van het individu en die van de groep, levert in het werk van Witkiewicz de grootste spankracht.

De Pure Vorm

Witkiewicz presenteert het concept van de Pure Vorm in 'Nieuwe vormen in de schilderkunst'. Een theoretisch werk dat hij in 1918 schrijft. De Pure Vorm is dat wat fundamenteel is aan elke creatie. Alleen daardoor kun je spreken van een kunstwerk. Hij past er zijn filosofische principes toe op het creatie proces. De mens is als uniek wezen in staat om het Mysterie van het Bestaan te verwerkelijken door het integreren van meerduidigheid in eenheid. De Pure Vorm is een objectivering van het metafysische gevoel. Zijn definitie van kunst als Pure Vorm komt neer op volgend principe: 'eenheid door veelheid'.

Hij onderscheidt in het werk drie elementen: compositie, kleur en vormbehandeling. De compositie is de manier waarop tweedimensionale vormen zich verspreiden over het picturale oppervlak. Hoe groter de verbrokkeling op dit picturale oppervlak, hoe groter het onevenwicht en de spanning wordt, en des te sterker de ervaring van Pure Vorm. De compositie wordt door haar dislocatie, ondeelbaar en homogeen. De potentiële vorm die uit de compositie verschijnt, ontstaat door de verbeelding en niet door naturalistische imitatie van het onderwerp (mimesis).

Via de kleur ontwikkelt Witkiewicz een typologie van de harmonie. Zo spreekt hij over 'gesloten' harmonie; de spanning van het kleurenpalet hangt in dit geval af van kleuren die heel dicht bij elkaar liggen. Geheel in functie van de compositie tast Witkiewicz, de disharmonie van het kleurenpalet af. Zo zoekt hij schilderend naar een harmonisatie van de disharmonie. Zijn grote voorbeeld hierin is Picasso.

In het derde element de vormbehandeling verzet hij zich tegen het uitvinden en beschrijven van kunststromingen. Een stijl laat zich niet verpakken in een theorie. De Pure Vorm, het gevoel van eenheid door de meerduidigheid van het werk, kan zich zowel in een werk van Botticelli als van Picasso manifesteren. Deze realisatie van de Pure Vorm gebeurt steeds onafhankelijk van gelijk welke kunststroming.

Het theater en de Pure Vorm

Witkiewicz beschreef zijn theatertheorie in twee verhandelingen: 'Introductie van de theorie van de Pure Vorm in het theater' en 'Relatieve verklaring van het concept van de Pure Vorm voor het toneel'. Hij schreef deze teksten in 1919 en 1920. Deze teksten lokten heel wat kritiek uit. Ze werden aanleiding tot een heuse polemiek tussen Witkiewicz en de critici.

Witkiewicz' teksten leveren geen ideeën of adviezen op die het theater zouden kunnen verbeteren of veranderen. Zijn concept vertrekt van een algemene visie op kunst waarin hij het vooral heeft over de interne organisatie van een kunstwerk en over nieuwe waarden waarmee het kunstwerk kan gepercipieerd worden. Hierin verschillen ze fundamenteel van de meeste andere theater theorieën. Dat ze echter nog steeds een krachtige bron van inspiratie kunnen zijn, bewijst Tadeusz Kantor, die de teksten van Witkacy gebruikte in zijn theater Cricot II.

De theatertheorie van Witkacy (zo noemde hij zichzelf) is, net als de meeste theatermanifesten uit de 20e eeuw, een reactie op het theater van de 19e eeuw. Ze is extreem antinaturalistisch, antipsychologisch en antisymbolistisch. Hij pleit voor een literaire vorm die een autonome wereld laat ontstaan, die geen enkel verband houdt met een mogelijke nabootsing van de realiteit. Toch mag de deformatie geen doel op zichzelf worden. Een aspect dat hij vooral het futurisme en het dadaïsme verwijt. Een gulden regel voor Witkacy is die van het onmiddellijke artistieke effect. De interne compositie van het theaterstuk is heilig. Op elk moment moet elk deel een eenheid vormen ten aanzien van wat vooraf gaat en van wat volgt. Hij ontdoet het theater van volgende verstikkende principes: chronologie, logica van de handeling, continuïteit van het tijdsverloop, het respect voor het karakter en de psychologie van de personages. De toeschouwer moet de zaal verlaten alsof hij ontwaakt uit een droom, waar bekende zaken bizarre charmes en ondoordringbare eigenschappen hadden.

Witkiewicz verzet zich niet alleen tegen het burgerlijke theater, maar ook tegen de avant-garde die zich enkel bezighoudt met experimenten die neerkomen op een theatralisering van het theater. Zo haalt hij tegelijkertijd uit naar moderniseringen van Hamlet, als naar voorstellingen die gespeeld worden op één houten plank en waarin alles op dezelfde toon gezegd wordt. Hij onderstreept het belang van de tekst en vindt het gesproken woord de basis van het theater. De regisseur en de acteurs zijn de essentiële scheppers van de theaterkunst.

Wat dramaturgie betreft, introduceert Witkiewicz wat hij 'het paard van Troje' noemt. Hij pleit voor een nieuw drama dat gebaseerd is op de regel van het fantastische, van een psychologie en een handeling, die een nieuwe techniek van de acteur vereist. Hiermee wil hij het realistische theater van binnen uit laten ontploffen. Al zijn aandacht gaat dan ook naar de tekst en naar de acteur. Hij verwaarloost daarmee echter de kracht van de enscenering. Hij rekent wat dit betreft op het genie van de regisseur.

De kern van zijn theatertheorie ligt dus in een nieuwe vorm van dramatisering. Uit die nieuwe dramatische vorm zullen automatisch theatrale vernieuwingen ontstaan. 'De regisseur moet zich volledig concentreren op het knooppunt van handelingen en teksten die hij assembleert. Daarbij moet hij al wat hij weet over het gewone leven en diens consequenties, durven vergeten. Hij moet zich laten leiden door het menu dat de auteur voorschrijft en zoeken naar een constructie volgens zijn opvatting over Schoonheid in de tijd waarin hij leeft.' De acteur moet dan ook beseffen dat hij op het toneel slechts een deel is van 'de totaliteit van een bouwwerk in constructie'. Hij moet zich niet onderwerpen aan de waarheid van het leven, maar aan de waarheid van de vorm. De acteur mag niet beheerst worden door één bepaalde spelmethodiek, zoals in het realistische theater. Het theater van de Pure Vorm biedt de acteur veel meer mogelijkheden om zijn rol uit te werken. Deze vrijheid eist van de acteur een grote vindingrijkheid omdat improvisatie het karakter van zijn creativiteit zal bepalen. De acteur is geen 'imitator' meer voor wie het spel gedetermineerd wordt door de situaties uit het toneelwerk of door de waarachtigheid van de gebeurtenissen. Hij wordt daadwerkelijk een kunstenaar die zijn rol creëert volgens zijn eigen creatieve intuïtie. Witkiewicz noemt deze manier om rollen te interpreteren 'het semantische spel'. Hij sluit de Stanislawskiaanse methodiek uit omdat het niet langer gaat om het suggereren van emoties. Hij kruipt niet in de huid van het personage en doorleeft diens emotionele toestanden niet. 'Om puur semantisch te spelen moet de acteur vergeten dat hij een lichaam heeft (...) maar zich toch blijven realiseren dat hij een hoofd heeft en dat hij in functie van zijn artistieke ideeën, slechts beschikt over zijn eigen vocaal orgaan.' Tekstzegging, mimiek, gebaren en bewegingen mogen niet ondergeschikt blijven aan de uitdrukking van emoties. De acteur mag nooit vergeten dat hij een deel is van een vormelijke constructie, 'zoals een vlek in de compositie van kleuren'.

Het doel van deze speelstijl is theater zijn religieuze en ceremoniële kracht terug te geven. Alleen dan kan theater de toeschouwers kennis laten maken met metafysische gevoelens. Voor Witkiewicz moet het theater zich buigen over volgende vraag: 'Kunnen we, ook al is het maar voor een korte tijd, een theatervorm laten ontstaan waar de hedendaagse mens, los van zijn mythologieën en zijn geloof, metafysische emoties kan beleven zoals de oermens die moet hebben beleefd?' Tien jaar later zal Antonin Artaud, onafhankelijk van Witkiewicz, op zijn manier antwoorden zoeken op deze vraag en op een merkwaardige manier tot gelijkaardige conclusies komen.

Witkiewicz wou met zijn principes het theater een meerwaarde geven. Een waarde die (hypothese) vergelijkbaar is met de antieke catharsis. Zijn ideeën brengen hem alvast heel dicht bij het experimentele theater uit de jaren 60. Het theater van de Pure Vorm reageert op een maatschappij die letterlijk 'ver-miert'. Net zoals in een mierenkolonie verdwijnt in de menselijke samenleving de individualiteit. Gevoelens zoals metafysische eenzaamheid worden verstikt door het gewelddadig opgenomen worden in een monsterlijke sociale machine. Hierdoor verliest de mensheid ervaringsmogelijkheden die hem in contact brengen met het Mysterie van het Bestaan. De kunst is het middel, 'het meest sublieme drug', dat ons niet alleen die ervaringen kan schenken, maar ons ook kan verlossen van de angst die uitgelokt wordt door 'de vulgariteit en middelmatigheid die ons van alle kanten doordringt'. Theater wordt voor Witkiewicz 'een waarachtige tempel voor het beleven van metafysische gevoelens'. Een theater dat 'los van de lach en de traan, los van het komische en het tragische van het leven, zonder leugens, vreemd is als een droom, waar, door middel van gebeurtenissen die geen enkele rechtvaardiging vinden in het leven zelf - komische, sublieme en monsterlijke toevalligheden of ongelukken - een zacht licht doorschemert, onveranderlijk, stralend van Oneindigheid, het licht van het Eeuwige Mysterie van het Bestaan.' Witkiewicz bleef gedurende zijn leven voor zijn tijdgenoten een onbegrepen gek. Pas veel later bleek de genialiteit van zijn ideeën.

Het dramatische werk

Witkiewicz schrijft pas op 33-jarige leeftijd zijn eerste belangrijke dramatische werk. Hij schrijft romans, essays in esthetica, filosofische geschriften en journalistiek werk. Toch is hij vooral bekend om zijn toneelwerk. Hij reisde veel: doorkruiste heel Europa (van Parijs tot Sint Petersburg) en reisde naar Australië en Indonesië. Hij vocht als Russisch soldaat in de Eerste Wereldoorlog en maakte de val van Oostenrijk-Hongarije mee. Deze ervaringen vormen het weefsel waaruit hij zijn toneelhelden spint.

Zijn stukken spelen zich overal en nergens af; Polen, Australië of in de Middeleeuwse nabije toekomst? Zijn personages horen thuis in verschillende landen en in verschillende tijden. Toch maakt hun broeierigheid, ondanks het groteske en het fantastische, hen makkelijk klasseerbaar. Zijn personages worden gekleurd door een mannelijke of een vrouwelijke wereld; het zijn kunstenaars, deskundigen, politici, minnaressen, courtisanes, moeders en vaders, blakend van machtsimpotentie. Wanhopig zoeken ze de luchtspiegeling van metafysische emoties.

Algemeen heeft het Witkiewicziaanse drama drie onderwerpen; de initiatie, de val van de Titaan en het verdwijnen van de cultuur. Deze onderwerpen doorkruisen elkaar. Ze veroorzaken breuklijnen of openen plooien in de denkpatronen van de toeschouwer.

De initiatie geeft de mens de mogelijkheid om metafysische gevoelens te ervaren. Wie deze mogelijkheid verliest, is slechts mens in schijn. In Witkiewicz' drama verschijnt de jonge, onschuldige, heel intelligente mens in een werkelijkheid vol leugens en schijn. De initiatie levert slechts het verlies van illusies op. Uiteindelijk is de toeschouwer de enige die daadwerkelijk geïnitieerd wordt. Zij betreden de imaginaire wereld van de auteur. De Titaan der intelligentie en de geniën van de kunst zijn slechts soeverein in een land dat niet bestaat. Zij falen omdat elke cultuur ontrafelt, althans voor wat zijn traditionele vormen betreft. De metafysische ervaringen blijken onbereikbaar en de Titanen worden ontmaskerd als bedriegers. De val van de cultuur is dan ook nabij. Oorlogen en revoluties zullen elkaar eindeloos opvolgen. Zo ontstaat er een werkelijkheid 'waarin niemand nog het aardse gehuil en geschreeuw om medelijden zal horen.' Het lot van de kunstenaar, de filosoof of schrijver is dan ook bezegeld; deze soort zal fysiek verdwijnen of uitgeroeid worden door de middelmatigheid. Of zoals één van zijn helden zegt: 'Er is nog slechts een plaats voor het metafysische individu in onze tijd: de gevangenis of de psychiatrische kliniek.'

Een van de thema's die Witkiewicz in zijn toneelwerk uitwerkt is dat van de verveling. Voor het eerst in de theatergeschiedenis brengt een auteur dit expliciet op toneel. Hij wordt hiermee een voorloper van Beckett en het absurdisme. Witkiewicz is ervan overtuigd dat de verveling de algemene zijnstoestand van de mens wordt in een maatschappij waarin alles gemechaniseerd wordt. Zelfmoord wordt de enig mogelijk uitweg. Kort na de invasie van de Duitse en Russische troepen in Polen in september 1939, pleegt Witkiewicz zelfmoord.

'Ik ben, betekent dat ik commentaar geef op mezelf als een schepping waarvan ik nooit in staat zal zijn ze tot op het bot te analyseren. Ik word gereduceerd tot experimenten met de co-auteur van mijn bestaan, de psyche. De vorm van mijn gedachten en een mooie dood op een bepaalde dag, liggen genadeloos voor me. Ik zou graag mezelf zien, als terwijl ik sterf de interpretatie van pure, esthetische sensatie, in hun volle vrijheid een eenheid vinden... Ik beeld me het verdwijnen van de proporties van mijn lichaam en de groeiende aftakeling van mijn bewustzijn in. Dit moet een extreem fascinerende ervaring zijn. Misschien dat ik dan, op die dag, al is het maar voor een seconde, in staat zal zijn de werking van de dood te imiteren?' (Beelzebub Sonata, ed. D.Gerould, J. Kosicka, NY, 1980) Dit citaat krijgt een heel beklijvende betekenis in het licht van Witkiewicz' zelfmoord...

Alain Pringels, dramaturg Toneelgroep De Appel

Bronnen:
Présences Polonaises, L'art vivant autour du musée de Lodz, Centre George Pompidou, 23.06 - 29.09.1983

| Meer