Zeezicht 1

When the wind blows

Hiroshima

van John Hersey

John Hersey (1914-1993) was correspondent voor Life tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij was één van de eerste westerse journalisten die na de explosie van de atoombom Hiroshima bezochten. Door de ogen van zes getuigen beschrijft hij de vernietigende kracht van de eerste atoombom in de geschiedenis, die op 6 augustus 1945 Hiroshima wegvaagde.

‘Er klonk geen geluid van vliegtuigen. De ochtend was stil; het oord was koel en aangenaam. Plotseling  sneed er een reusachtige lichtflits door de lucht. (...) Het leek op een gordijn van zonlicht. (...) Plots was daar die flits. Straten waren te warm om over te lopen. Aardappels kwamen gaar uit de grond. Er waren ontelbaar veel doden en gewonden.'
(pagina 14 e.v.)

‘Hij zag de flits. Volgens hem (...) was die stralend geel. Geschrokken kwam hij overeind. Op dat moment (...) leunde het ziekenhuis achter hem voorover en viel met een vreselijk geraas de rivier in. De dokter, die wilde opstaan, werd tollend naar voren en omver gesmeten; hij kreeg dreunen van links en rechts en werd meegesleurd, hij kon niet volgen wat er gebeurde omdat alles zo snel ging.'
(pagina 20)

‘Gewonde  mensen ondersteunden verminkte mensen; misvormde families leunden tegen elkaar. Veel mensen braakten. Enorme aantallen schoolmeisjes (...) kropen de ziekenhuizen binnen. In een stad van 245.000 inwoners waren bijna honderdduizend mensen op slag dood of ten dode opgeschreven; nog eens honderdduizend waren gewond.'
(pagina 36)

‘...zag hij, toen hij het stadscentrum naderde, dat alle huizen waren verwoest en dat er veel in brand stonden. De bomen waren hier kaal en hun stammen waren verkoold. Hij probeerde op verschillende plaatsen de puinhopen binnen te dringen, maar telkens werd hij tegengehouden door het vuur. Vanonder de meeste huizen schreeuwde mensen om hulp, maar niemand hielp; de mensen die die dag overleefden, hielpen in het algemeen alleen hun familieleden of hun directe buren, want een bredere kring van ellende konden ze niet bevatten of accepteren...'
(pagina 41)

‘Ze zat gehurkt op de grond met het lichaampje van haar dochter in haar armen. De baby was duidelijk al de hele dag dood.' (pagina 54)

‘Vroeg in de avond van de dag dat de bom viel, voer langzaam een motorsloep van de marine heen en weer over de zeven rivieren van Hiroshima. De sloep stopt hier en daar om een aankondiging te doen: naast de volle landtongen, waarop honderden gewonden, bij de bruggen, waarop anderen waren samengedrongen en ten slotte, bij het invallen van de schemering, bij het Asanopark. Een jonge officier stond rechtop in de sloep en riep door een megafoon: ‘Heb geduld! Er komt een hospitaalschip van de marine om voor jullie te zorgen!' De aanblik van de onberispelijke sloep tegen de achtergrond van de verwoesting aan de overkant van de rivier, de kalme jongeman in zijn keurige uniform en bovenal de belofte aan medische hulp - het eerste woord hulp dat in bijna twaalf uur werd gehoord - waren een enorme opsteker voor de mensen in het park.'
(pagina 55)

Zomer 1956: ‘Zijn ergste klacht was een vreemde infectie in zijn vingers, die opgezwollen waren door pus en maar niet wilden genezen. Hij had koorts en griepachtige symptomen. Hij had schrikbarend weinig witte bloedlichaampjes en hij had pijn in zijn knieën, vooral in de linker, en in andere gewrichten. Zijn vingers genazen langzaamaan. Hij werd behandeld voor leukemie. Voor hij werd ontslagen ontdekte een oogarts dat hij een beginnende atoombomcataract had.'
(pagina 135)

John Hersey, Hiroshima, Meulenhoff, 2009 (1945), ISBN 9029084956

 

| Meer