Cape Fear 3
Moeder

In de pers Moeder - seizoen 2004/2005

Gevangen in een knot wol

De Appel voert Witkiewicz' `Moeder' op

In het toneelstuk `Moeder' van de Poolse avant-garde kunstenaar Witkiewicz raken alle spelers verzeild in een surrealistische droom. ,,Bij Witkiewicz moet alles ontploffen.''

Een Pools dorpshuis, of eerder: een Brabants dorpshuis dat op een Pools dorpscafé lijkt, met een zaal erachter waar een jukebox staat te treuren, mannen en vrouwen rondhangen, waar ongetwijfeld een van de stamgasten helemaal dronken is en ruzieachtige scènes voorvallen. Tussen geliefden bijvoorbeeld, of een moeder en een zoon. Het kan zelfs zijn dat een oude, gestorven vrouw weer als stralende jonge bruid tot leven komt. In dat Poolse ofwel Brabantse buurthuis gebeurt van alles. Achter een orgeltje zingt een man smartelijke levensliederen van de Zangeres zonder Naam bijvoorbeeld of Johnny Hoes. Het gaat over de troost van het lied en `dat het altijd lente is zolang jij maar van me houdt'.

Opeens is het in dat Poolse dorpshuis helemaal niet pluis. Dan gaat een van de jongemannen schieten. Zijn moeder, die alsmaar heeft zitten breien, doet haar uiterste best haar zoon tot bedaren te brengen. Eerst begint hij haar uit te schelden voor alles wat een toegewijde moeder in de ogen van haar opstandige zoon tot een kwade moeder maakt. Dan omhelzen ze elkaar. Ze zeggen verschrikkelijk veel van elkaar te houden, voor altijd. Alleen dat al, `voor altijd', is natuurlijk een leugen en cliché. Dat weet iedereen op deze plek.

Moeder heet het toneelstuk dat bij eerste lezing deze associaties en beelden oproept. Het is geschreven door de veelzijdigste kunstenaar die Polen heeft voortgebracht, namelijk de romancier, theaterschrijver, dichter, filosoof en schilder Stanislaw Ignacy Witkiewicz (1885-1939). Zijn zelfmoord viel aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, toen de Duitse en Russische troepen Polen binnenvielen. In zijn geboorteland geldt hij als een held. Niet alleen in de grotere theaters, juist ook in de gemeenschapshuizen die doorgaan voor toneelzalen wordt zijn werk opgevoerd. Hij schreef meer dan dertig toneelstukken. Zijn stijl is absurdistisch, bizar, grotesk, bezeten, grillig, grimmig ook en vooral mateloos. Als Witkiewicz' meesterwerk geldt de caleidoscopische, vijfhonderd bladzijden tellende roman Onverzadigbaarheid uit 1930, zes jaar gepubliceerd na het theaterstuk Moeder.

Vormvernietiging

In deze roman breekt hij met de wetten van de traditionele psychologische roman. In Moeder past hij hetzelfde procédé van de vormvernietiging toe: kan dit toneelstuk wel opgevoerd worden? Hebben de spelers wel houvast aan iets dat normaal een `rol' heet? En zo ja, wat is dan een rol? Zijn de personages wel bestaande karakters of eerder metaforen, hersenspinsels van de auteur, zelfs abstracties?

Vragen. Regisseur Jules Terlingen (1957) van Toneelgroep De Appel is zich bewust van de ongrijpbaarheid van een stuk als Moeder, waaraan hij en het ensemble bestaande uit spelers als Geert de Jong en Hubert Fermin werken. ,,Gisteren verloren jullie opeens de chaos die ik graag wil zien'', zegt hij na afloop van een repetitie tegen de spelers. ,,Maar geen wanorde natuurlijk, eerder een stijl, een sfeer waarin onzeker is of de voorstelling zich nu afspeelt in de herkenbare werkelijkheid of in de roes waarin de personages zich aldoor bevinden.''

Geert de Jong in de rol van Nina, de moeder van zoon Leon, zegt: ,,Zij is helemaal geen moeder, ze is eerder een fenomeen. Ze vertegenwoordigt het hele complex van wat moederschap zou kunnen zijn.''

Het spel van acteur Hubert Fermin heeft altijd iets beschouwends, alsof hij niet werkelijk deelneemt aan de actie maar terzijde staat. De belangrijke rol van theaterdirecteur geeft hem de kans als scherpzinnig waarnemer bij de banale buurthuisgebeurtenissen op te treden. Hoe dieper de cliëntèle wegzinkt in drugs, cocaïne, alcohol en andere geestverdovende middelen, des te verheffender klinken de monologen van de theaterdirecteur. Die trouwens een onafscheidelijk glas sterke drank in de rechterhand houdt.

Witkiewicz zelf noemde in een brief aan zijn vrouw het toneelstuk `afgrijselijk'. Terlingen vertaalde het afschuwelijke ervan in een beeld van een intens droeve plek waar de dorpsmensen bijeenkomen om iets van troost te vinden. Ik moest denken aan een uitspraak van de Poolse schrijver en Nobelprijswinnaar Czeslaw Milosz, die in zijn herinneringsboek Geboortegrond (1959) schrijft: ,,Polen kunnen niet gelukkig worden. Wanorderlijkheid, het onvermogen de materie te beheersen (bruggen vol gaten en wegen vol modder horen sinds de Middeleeuwen tot de vaste attributen van Polen in de Europese literatuur), lichtzinnigheid en alcoholisme, het gebrek aan talent het leven zó in te richten dat het gezellig is.'' Terlingen legt uit: ,,Ik ben nooit in Polen geweest, en toch zie ik Polen voor me. Hoe het land moet zijn, hoe de etablissementen eruit zien. Net als in eerdere regies, als Peter Handkes De onverstandigen sterven uit, vermijd ik elke psychologie. Moeder is vooral een droef en sinister stuk, en dat maakt het betrekkelijk zeldzaam in de toneelliteratuur.''

Terlingen kwam niet met een vooropgezet idee bij de eerste lezing. Al snel plaatste hij de spelers in een decor dat een vergaarbak lijkt te zijn, waarin van alles is neergegooid. Een strijkplank die dienst doet als muziekstandaard, een bakelieten telefoon, stoelen met scheve poten, de onmisbare jukebox, de afstandse bar. De moeder heeft een echtgenoot, maar die is overleden. Dood of niet-dood is voor Witkiewicz geen werkelijk onderscheid; een dode vader is gerust als levend acteur op de bühne aanwezig. Ook Nina's dode man leeft aan het slot ineens. Voor Terlingen geldt als motto om te regisseren de `vrije associatie'. Tijdens de repetitie laat hij alles van het toeval afhangen, en dan moet uiteindelijk blijken wat hij behoudt. Op de middag dat ik aanwezig ben in het Appeltheater in Scheveningen valt me op dat de draden, afkomstig van de knot wol waarmee Geert de Jong in de moederrol zit te breien, op een gegeven moment een eigen leven gaan leiden. Ze lopen van haar stoelpoot naar de enkels van de zoon, wikkelen die in. Sijtze van der Meer als Leon loopt ermee verder. Over de vloer ontstaat het patroon van draden waarin moeder en zoon zijn gevangen. Maar dit is al te symbolisch gedacht. Terlingen: ,,Ik zag het ook, ik vond het prachtig, maar het was geen opzet. Nu het gezien is, is de verrassing er ook weer af. Ik probeer het met de spelers te vergeten en wie weet komt het plots weer terug.''

Internetregisseur

Terlingen zou je een `internetregisseur' kunnen noemen, een surfer langs allerhande sites. Tijdens het repeteren heeft hij altijd een laptop met internetverbinding binnen handbereik. Valt er een woord in de tekst dat vraagt om nadere uitleg, dan typt hij het in, zoekt en print wat gevonden is. Vervolgens verdeelt hij dat onder de spelers. Ze hoeven er niet meteen iets mee. Ze kunnen het lezen of laten liggen. ,,Maar het wonderlijke is'', zegt Hubert Fermin, ,,dat je er opeens naar grijpt. Witkiewicz schrijft aanstekelijk over het fenomeen van de `claque', dat zijn toeschouwers, vaak studenten, die in de negentiende eeuw door de claquemeester aangespoord werden tot applaus. Via diverse zoekmachines kwamen we tot prachtige verhalen over deze `bijvalverwekkers' die niets anders hoefden te doen dan op het teken van de chef de claque in gejubel uit te barsten. Terwijl in het buurthuis een gezang losbarst, houd ik een monoloog over hen. Dat is bijzonder pijnlijk, want voor de arme sloebers die hier aanschuiven zal natuurlijk nooit iemand klappen.''

Behalve als schrijver van overweldigend fantasierijk proza - in Onverzadigbaarheid gaat de Chinese Muur bijvoorbeeld aan de wandel en zal de wereld in zijn greep nemen - geniet Witkiewicz bekendheid als schilder. Zijn werk sloot aanvankelijk aan bij Picasso en Braque, maar gaandeweg werd hij de man van nachtmerrieachtige taferelen, waarin angstdromen van bebloede, afgehakte hoofden figureren of surrealistische taferelen met opengespleten lichamen of vogels met vuurrode ogen en haaksnavels. Dit werk verkocht niet. Uit onvrede en om aan geld te komen begon hij te portretteren, maar nooit gelijkend. Integendeel. De aan allerhande drugs verslaafde Witkiewicz - kenner van alcohol, cocaïne, peytol (een Mexicaanse drug) en morfine - werkte in nachtelijke sessies. Hij vaardigde een reglement uit waarin onder meer stond dat de geportretteerden zich nooit bij de kunstenaar mochten beklagen. Dit Reglement van de Portrettenfirma moest elke klant lezen alvorens model te gaan zitten. Zo luidt Paragraaf 6: ,,Vrouwenportetten met decolleté en blote schouders zijn één derde duurder. Iedere hand kost een derde van de totale prijs. Waar het portretten met bovenlijf of het hele corpus betreft gelden speciale overeenkomsten.''

Naar verluidt maakte Witkiewicz duizenden van deze portretten en worden ze nog steeds op een Poolse zolder gevonden. Vaak kwam grootvader of oma er zo bekaaid van af, dat het portret meteen in het duister verdween. Jules Terlingen zou een motto van Witkiewicz-de-schilder wel boven het decor willen projecteren. Dan komt er boven de toneelopening te staan: ,,De klant moet tevreden zijn. Misverstanden uitgesloten.'' En: ,,Iedere kritiek van de kant van de klant is volstrekt uitgesloten.''

In de personages die Witkiewicz in Moeder opvoert, herkent Terlingen de mannen en vrouwen die de schilder op zijn doeken toont. ,,Witkiewicz signeerde zijn schilderijen met codes, zoals bijvoorbeeld `Mesk', wat mescaline betekent of `Co' voor cocaïne. Tijdens het schilderen was hij dus onder invloed. Stond er nu `Co - 2' dan had hij het betreffende portret gemaakt na twee dagen onthouding van cocaïne. De gemodelleerde diende hiermee rekening te houden'', zegt Terlingen. Hij vervolgt: ,,Alle karakters in het stuk zijn verslaafd. Dat maakt het zo lastig om erachter te komen in welke werkelijkheid ze leven. Witkiewicz is niet bang. Hij hekelt in Moeder de well-made plays van zijn collega Henrik Ibsen of de huwelijkssatires van Strindberg. Bij Witkiewicz moet alles ontploffen, en daardoor explodeert ook de traditionele dramaturgie. De personages raken verzeild in een wonderlijke, surrealistische droom. Het lijkt alsof Witkiewicz in zijn tomeloze scheppingsdrift niet kon ophouden. Hij heeft eens geschreven dat een nachtelijk experiment met peytol hem zoveel woeste taferelen heeft geschonken dat hij er een heel leven op kan teren. Zulke demonische taferelen keren in Moeder terug.''

Noodzaak

Een van de meest filosofische teksten uit Moeder ligt in de mond van de theaterdirecteur. Hij maakt een scherp onderscheid tussen de vier manieren om de werkelijkheid te beleven en op de werkelijkheid te reageren. Zo komt de mens in aanraking met een werkelijke gebeurtenis, een gefantaseerde gebeurtenis, een gedroomde en gespeelde gebeurtenis. Hubert Fermin in de rol van de theaterdirecteur houdt in deze monoloog een pleidooi voor de kunst, en met name de toneelkunst. De theaterdirecteur plaatst de reactie van de mens op een gespeelde gebeurtenis, dus een in scène gezette handeling, als een hoge kunstvorm. Fermin: ,,Bij Witkiewicz speelt de emotie een belangrijke rol, ondanks zijn overtuiging dat de mens zijn verstand hard nodig heeft om alle indrukken te ordenen. Maar juist als gevoelens zich doen gelden, dan blijkt de mens niet langer in staat spel en werkelijkheid, droom en waarheid van elkaar te scheiden. En hieraan dankt de `kunstzinnige ontroering', zoals Witkiewicz het uitdrukt, zijn bestaan. Een mooiere bewijsvoering voor de noodzaak van kunst is er niet.''

Voor Terlingen is deze passage over de vier vormen van werkelijkheidsbeleving van cruciale betekenis voor de regie: ,,Witkiewicz is niet alleen een scheppend, hij is vooral een theoretiserend kunstenaar. Al repeterend aan Moeder ontdekten we dat die wisselende manieren om iets te beleven telkens weer in de tekst terugkeren. Nu eens zijn de personages in een droom verzeild, dan weer spelen ze een spel of worden ze geconfronteerd met de keiharde werkelijkheid. Bijvoorbeeld wanneer de zoon zijn geweer in dat buurthuis leegschiet. Ik hoop dat we Witkiewicz in zijn zuiverste vorm kunnen laten spreken, namelijk door de grenzen tussen de reële, de gefantaseerde en de gedroomde ervaringen vliedend te houden. Als hoogste ervaring is er tot slot die van het toneelspel, want het ongrijpbare daarvan wekt ontroering. Is het echt, of is het spel, en hoe echt is dan het spel? Het zijn de nauwelijks te beantwoorden vragen die Witkiewicz-de-toneelauteur stelt.''

Kester Freriks
NRC Handelsblad - Cultureel Supplement 8 april 2005

| Meer