Zeezicht 3
Salome

Interview Jules Terlingen Salomé - seizoen 1999/2000

Van wanneer dateert je fascinatie voor toneel?

Die was er al vroeg; ik heb als misdienaar en koorknaap dat hele circus jarenlang van dichtbij meegemaakt. Daar is het begonnen, denk ik. Lid geworden van het Amstelveens Jeugdtoneel, dat soort dingen. Op mijn zestiende deed ik een poging om op de toneelschool te komen. Ik werd weggestuurd met de boodschap dat ik nog veel te jong was maar vooral door moest gaan - ik moest later nog maar eens terugkomen. Dat heb ik niet gedaan. Ik ben rechten gaan studeren. Tot een vriendin van mij auditie ging doen voor de regie-opleiding van de Toneelschool in Amsterdam. Ik wist niet eens dat zoiets bestond. Ik was dan ook veel te laat om me nog in te schrijven. Met een of andere rotsmoes wist ik me er toch nog tussen te wringen. En werd aangenomen. Eerst heb ik een jaartje geprobeerd het te combineren met mijn rechtenstudie, maar allengs won toneel het toch van de tentamens Romeins Recht. Na het afronden van mijn studie aan de regieopleiding heb ik eerst twee jaar deel uitgemaakt van Theatergroep Breton. Daarna, in 1991, heb ik een eigen theatergroep opgericht: Würz. Onder die naam maak ik sindsdien - op basis van projectsubsidies - gemiddeld twee producties per jaar.

Zowel bij Shout als nu bij Salomé ensceneer je niet de tekst zoals die door de auteur is geschreven, maar maak je een eigen bewerking. Waarom?

Overigens behandel ik mijn eigen stukken op dezelfde manier. Ik maak daarbij geen enkel onderscheid of het om teksten van mezelf gaat of die van anderen. Want het procédé is hetzelfde: vanaf het moment dat acteurs rond de tafel zitten en ik de uitgesproken zinnen hoor, met hun adem, met hun persoonlijkheid, hun timbre, begint de tekst een tweede leven. Met aspecten waar ik daarvoor nooit aan gedacht zou hebben, betekenissen die onverwacht opdoemen en om invulling vragen. Dat tweede leven, daar ga ik op door. Dat werk doe ik voornamelijk met mijn oren. Luisterend naar de tekst begin ik te knippen en te plakken, breng nieuwe ordening aan. Op zoek naar de essentie van wat ik wil met dat stuk, wat ik denk, wat ik gelezen heb. En dan kan het best zo zijn dat een markante tekst die in het stuk op bladzijde 64 staat ineens op pagina 19 terechtkomt.

Je maakt van een tekst jóuw stuk?

Ik zet het naar mijn hand, ja, maar het blìjft dat stuk. Ik vind niet dat ik ermee aan de haal ga. Je moet je voorstellen - je leest een tekst honderd keer, en nog eens, en dan leg je het weg. Vervolgens vorm je je een beeld van waar dat stuk over gaat, wat er precies gezegd wordt, en op welk moment. Dan is het dàt beeld dat ik ensceneer. En ongetwijfeld zijn er dan allerhande dingen die, als je de oorspronkelijke tekst nog eens naleest, eerder of later of zelfs helemaal niet hebben plaatsgevonden.

Je vertelt het oude verhaal opnieuw?

Zo is het. Met de nadruk op 'nieuw'. Ja. Ik vertel het verhaal van Wilde over Salomé uit de tweede hand, en heb daarbij een aangenaam en humoristisch beeld van mysterie en gekte voor ogen. En dat breng ik met stelligheid: zo is het gebeurd.

Ben je bij Salomé nooit van plan geweest het stuk integraal te doen?

Ik doe het nu integraal! Alles zit erin! Alleen in een andere volgorde wellicht, een ander verband ook - nou ja. Ik werd natuurlijk geconfronteerd met enkele voorwaarden. Namelijk dat we het niet met dertien acteurs plus een flink aantal figuranten zouden spelen, zoals Wilde had voorgeschreven, maar met zes acteurs. Iets waar ik me overigens heel goed in kon vinden.

Belangrijk element in het stuk is de fascinatie van Salomé voor Johannes de Doper, Jochanaän. Als zij door hem wordt afgewezen eist zij van haar stiefvader Herodes zijn hoofd op een zilveren schaal. Je hebt ervoor gekozen de figuur van Jochanaän weg te laten.

Nee, ik heb besloten hem in de verbeelding te laten bestaan. In mijn voorstelling is hij altijd aanwezig. De suggestie wie hij is, en waar hij is, is gedurende de hele voorstelling dwingend in beeld.

Je geeft de voorkeur aan het beeld dat de toeschouwer zichzelf vormt boven het lijfelijk voorschotelen daarvan?

Ja. Zoals we ons ook geen beeld van God kunnen maken. Op het moment dat je besluit God door een acteur te laten spelen kan dat stuk over van alles gaan, maar niet meer over God.

Herodes heeft vrijwel alles wat hij bezit over, om zijn stiefdochter Salom? voor hem te zien dansen. Wat drijft hem? Lust? Macht?

Waar Herodes naar zoekt is totale overgave. En die krijgt hij. Maar wederom: buiten beeld.

Omdat de dans van Salom? in ieders verbeelding veel volmaakter, zinnelijker of wat dan ook is dan in de verbeelde realiteit?

Ook. Maar mij gaat het om nog wat anders. Namelijk om de reactie van Salom?'s moeder op het moment dat haar dochter tegen haar stiefvader zegt: ik zal voor je dansen. Wat wij te zien krijgen is de menselijke reactie op die dans. Door die intens en emotioneel te maken verschaf je de toeschouwer de mogelijkheid te kunnen vermoeden wat zich op dat moment achter de schermen zou kunnen afspelen. Verbeelding, daar gaat het om. En die vormgeven. Wilde's verbeelding vormgeven. Aan dat idee probeer ik zo trouw mogelijk te zijn. (w.t.)

| Meer