Cape Fear 1
Minetti

interview Eric Schneider Minetti - seizoen 2000/2001

Eric SchneiderWe treffen Eric Schneider na afloop van een repetitie. Gebogen over zijn tekstboek, voortdurend daarin associaties en mogelijke betekenissen optekenend, probeert hij aldus orde te scheppen in de pagina's lange tekstflarden. Hij barst ogenblikkelijk los.

Het waanzinnige van Bernhard is dat hij ondanks al die filosofieën in zijn teksten, ondanks het cerebrale dat hij natuurlijk ook heeft, er toch steeds weer in slaagt mensen neer te zetten. Dat was ook mijn grote ontdekking bij De toneelmaker. Natuurlijk kende ik Bernhard. Ik had veel van hem gezien, ook in Duitsland, maar me er verder verre van gehouden. Volstrekt ten onrechte. Waar ik misschien onbewust bang voor was geweest, die brokstukken taal, waar je je als acteur je weg doorheen moet zien te kappen, dat is juist het cadeautje dat Bernhard voor je in petto heeft. De structuur van de tekst creëert voor een deel het personage. Juist door die pregnante taal, pregnant door al die herhalingen, word je gedwongen tot een bepaalde manier van acteren. Je voelt je door Bernhard gemanipuleerd. Je voelt dat de vorm van de rol in de taal zit. En dat is heerlijk voor een acteur.

Kun je omschrijven wat die speciale manier van acteren is?

Bernhard dwingt je te werken vanuit het ritme van de taal. Natuurlijk heb ik wel eens geprobeerd me daarvan te ontdoen, heb ik geprobeerd het helemaal los te gooien. Ik maakte alleen de pauzes die ik zelf wilde. Je merkt dan ogenblikkelijk dat je in de knoop komt. Want iedere gedachtegang waartoe hij je dwingt, moet je afmaken. Als je dat niet doet wordt het nog ingewikkelder dan het al is. Je kan geen andere kant op dan die waarheen hij je dwingt. Een auteur als Harold Pinter heeft hetzelfde. Bernhard is natuurlijk veel breedsprakiger, maar ook Pinter dwingt je tot het maken van een pauze. Ook bij hem moet je een gedachte afmaken. Strindberg en Ibsen hebben dat veel minder. Die denken veel meer vanuit de acteur. Bernhard en Pinter vanuit hun schrijversschap.

Is er sprake van een strijd tussen de acteur en de auteur?

Natuurlijk bestaat dat gevecht. De schrijver kan wel iets opschrijven en daar een duidelijke bedoeling mee hebben, maar de acteur moet het wel kunnen zeggen. Aan de andere kant moet ik toegeven dat toneelspelers vaak al gauw zeggen: kan dat er niet uit? Dat past niet bij mijn opvatting van de rol. Ik heb die neiging niet zo gauw. Meestal beschouw ik weerbarstigheden, of teksten die ik niet ogenblikkelijk kan plaatsen bij de opvatting die ik over een rol heb, als een uitdaging om ze toch betekenis te geven.

Er is dus een spanningsveld?

Om in bernhardiaanse termen te spreken: de toneelspeler ontmantelt eigenlijk de schrijver. Hij neemt het masker af van de schrijver en zet het zelf op. Om het publiek iets te leren, 'de kap van de geest' op te zetten.

De vrij gecompliceerde teksten zijn eigenlijk meer poëzie dan proza.

scène uit de voorstellingDat is zo. Toch zijn het mensenzinnen. Al kom je daar pas aan het eind van het werkproces achter. Het heeft misschien geholpen dat ik een groot deel van de tekst al uit mijn hoofd kende voor de repetities begonnen.

Heb je daar een bepaalde methode voor? Of begin je gewoon vanaf bladzijde 1 de tekst erin te stampen?

Niemand bezit het recept om een tekst te leren. Er is ook helemaal niet bekend hoe het eigenlijk komt dat je een tekst onthoudt. Het verschilt ook per schrijver. Shakespeare bijvoorbeeld leert heel gemakkelijk. De begrippen zijn helder, het zijn meestal afgeronde gedachten, gedragen door een duidelijk metrum. Iedere claus is min of meer een eigen stukje. Vondel is vanwege het metrum ook niet zo moeilijk. Bernhard wel. Daarom begin ik bij het begin. Eerst leer ik de tekst in hoofdlijnen. Zodat ik weet: dat stukje gaat over schrijven, dat gaat over regisseren, dat stukje is mijn toekomst, dat andere mijn verleden. Daar doe ik een week of twee over. Dan ga ik de details toevoegen, al die tussenvoegsels: 'weet u', 'hoort u', 'ziet u'. Ik moet wel zeggen, dat het altijd weer een wonderlijk proces is.

Bernhard heeft het stuk genoemd naar een beroemde Duitse acteur. Heeft dat voor jou nog een speciale betekenis?

Ik heb Minetti nog zien spelen. Bij zijn leven was die man al een legende. Bernhard had het speciaal voor hem geschreven. Er hangt ook een soort heiligheid om dit stuk, dat maakt dat het niet zo gauw in Duitsland wordt gespeeld. Ik heb drie?nhalf jaar in Bonn gespeeld. Ik ken daar nog steeds veel collega's met wie ik ook contact onderhoud. Toen een van hen mij laatst vroeg wat ik ging doen, zei ik: Minetti van Thomas Bernhard. Er viel toen een lange stilte, toen zei ze: 'Wagst du dass?' Minetti heeft overigens altijd ontkend dat het over hem ging. En ik denk dat hij gelijk heeft. Het gaat veel meer over Thomas Bernhard. Over hoe hij zich verhoudt tot kunst, tot literatuur, zijn publiek, zijn vaderland Oostenrijk, het land waarin hij leefde en dat hij zowel haatte als liefhad. Er worden in dit stuk stevige noten gekraakt. Over het feit bijvoorbeeld dat kunstenaars in een zogenaamd beschaafd land toch altijd afhankelijk zijn van politici. En of ze dat nu willen of niet, ze zullen het altijd blijven. En wanneer een kunstenaar er andere denkbeelden op nahoudt dan de politicus, dan kan de kunstenaar opdonderen. Dat is weliswaar niet de reden geweest om dit stuk op dit moment te spelen, maar het is zeker voor De Appel op dit moment een heel actuele verwijzing.

Speelt de locatie, Oostende, nog een bepaalde rol?

In de eerste plaats is Oostende natuurlijk de stad van de schilder Ensor. Deze heeft ook het masker gemaakt dat Minetti wil dragen als hij Lear gaat spelen en dat hij nu al tientallen jaren in zijn koffer met zich meesleept. Maar het heeft ook met de zee te maken. De zee maakt schoon, zee is beweging, is lucht, adem. Oostenrijk heeft geen zee, het Oostenrijkse landschap is een plak met pieken. De tocht van Minetti naar Oostende is een reis naar het einde. Als je verder dan de zee wilt, verzuip je. (w.t.)

| Meer